Dit is de samenvatting vanuit de stof die in de Sociologielessen worden gegeven voor de opleiding Integrale Veiligheidskunde aan de HHS. Ik heb dit vak afgerond met een 7.1 met behulp van deze samenvatting!
Hoe ontstond Sociologie? 17-18e eeuw, De Franse revolutie en de industriële revolutie
versterkten de behoefte aan duiding van de grote veranderingen (modernisering).
Wat moet je doen om de samenleving te ‘duiden’? Observeren, participeren, bevragen,
bediscussiëren, beschrijven, verklaren. Bovenal: lezen van kranten, websites, tijdschriften op
het IVK-vakgebied. Je moet kritisch zijn.
Het moderniseringsproces: sociologie is ook: snappen waar we vandaan komen.
Modernisering. Ff terugzoeken in pp1
Hoofdvragen sociologie:
Het ongelijkheidsvraagstuk (meer op groepen gericht):
Hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijk? Wie krijgt wat en waarom? Waarom is de
samenleving geslaagd, waarom is er ongelijkheid, bv in inkomens? Hoe beïnvloed sociale
ongelijkheid de sociale bindingen tussen mensen
Het orde- of cohesievraagstuk (meer op groepen gericht):
Hoe is sociale (wan)orde mogelijk? Wat houdt de samenleving bij elkaar? Welke problemen
bedreigen het ordelijk samenleven van mensen? Hoe komt het dat mensen ondanks
problemen vreedzaam samenleven? Waarom is er soms sprake van een eenheid en soms
niet? Hoe verandert de samenhang.
Het ideniteitsvraagstuk (meer op individu gericht):
Hoe werkt het proces van modernisering van de wereld? Hoe pas ik in deze cultuur? Wie
zijn wij, wie zijn de ‘anderen’? Wat hebben we gemeenschappelijk en waarin verschillen we
van elkaar.
Bij elke hoofdvraag behandelen we ook een van de drie belangrijke sociologische
perspectieven:
1. Conflicttheorie (ongelijkheid): kijkt naar de samenleving als arena van ongelijkheid
(macroniveau (niveau van de samenleving)) ongelijkheid die naast elkaar bestaat gaat
niet altijd door naar vechten, er botsen gegevens met elkaar, niet per se de mensen.
2. Structureel functionalisme (orde- cohesie): kijkt naar de samenleving als systeem en
kijkt naar de functie van alles (de functie van bureaucratie bijvoorbeeld)
(macroniveau)
3. Symbolisch interactionisme (identiteit): kijkt naar de samenleving als het geheel van
sociale interacties, kijkt naar het individu. (Microniveau)
Elk perspectief werpt dus een ander licht op de samenleving
,Les 2, socialisatie en sociale groepen.
Sociologie: gemankeerde socialisatie
~ Psychologie: stimulus deprivatie
~ Pedagogiek: opvoedingsproblematiek:
• De sociologie is een jonge discipline. Pas in de 20e eeuw werd het belang van de
sociale omgeving steeds meer erkend: gedrag is niet instinctief, maar ook
aangeleerd. Daarmee werd ook het concept ‘socialisatie’ steeds belangrijker.
• Socialisatie: het levenslange proces van sociale ervaringen opdoen, waarmee men
zich in staat stelt om mogelijkheden te realiseren en zich de cultuur waarvan men
deel uitmaakt eigen te maken.
• Bijeenhouden van de groep: mensen leren sociale
• rollen te vervullen = overleven
Cultuuroverdracht: stabiliteit en vernieuwing
• Hoe? Imitatie en dwang (straf en beloning)
• Wat? Religiositeit, wat is gender, leefstijl, etniciteit?
• Fijne motoriek, leren van uitdrukkingen
• Waarom?
• Wat is normaal? Wat is passend en wat niet?
• Want: voorspelbaarheid – link met veiligheid?
Verschillende manieren om naar socialisatie te kijken:
Socialisatie: Freud – persoonlijkheid
• Sigmund Freuds ‘biologische driften’:
• Strijd tussen Es (menselijke driften(slapen, eten seks)) en Superego (verworven
maatschappelijke normen en waarden): ego zorgt voor een compromis (sublimering).
• Gaat over wanneer er bij de opgroei iets mis is gegaan, dit gevolgen heeft voor het
latere leven. Het onderbewustzijn in relatie tot maatschappelijke normen.
Socialisatie: Piaget – cognitieve ontwikkeling
• Jean Piagets ‘biologische groei’:
• Elk mens doorloopt verschillende sterk biologisch bepaalde ontwikkelingsfasen om
abstract denken aan te leren.
• sensorisch-motorisch (0-2): objecten zijn niet permanent (kiekeboe spelen)
- pre-operationeel (2-7): de truc met de glazen
- concrete bewerkingen (7-11): causale verbanden; meerdere betekenissen
- formele bewerkingen (>11): abstracties, deducties kunnen maken
Socialisatie: Mead – het sociale zelf
• George Herbert Meads ‘sociale ervaringen’:
• Onze persoonlijkheid is het resultaat van sociale ervaringen, waarbij we ons kunnen
verplaatsen in de ander en hoe die ons ziet. We kunnen de rol van de ander
aannemen en maken daardoor een ‘zelfbeeld’.
• ‘significante anderen’ en ‘ge-generaliseerde anderen (n&w)’
• Zelf = ik + mij. Ik: hoe zie ik mijzelf. Mij: hoe denk ik dat anderen mij zien?
• Wie ben ik temidden van anderen? Wie ben ik in de samenleving? Wat ‘vindt’ die van
mij?
• Je hebt zelf invloed op je socialisatie.
, Socialisatie: Erikson – ontwikkelingsfasen
• Uitdagingen gedurende de ontwikkeling van onze persoonlijkheid:
• Vertrouwen (zuigelingen)
• Autonomie (opgroeiende kinderen)
• Identiteit (adolescenten)
• Intimiteit (volwassenen)
• Elke fase succesvol doorlopen om goed te worden gesocialiseerd.
Socialiseringsproces/
• Waar komt die socialisering vandaan? (Wat beïnvloedt wie jij bent?)
• Primaire socialisatie:
• Gezin (belangrijkst?)
• Secundaire socialisatie:
• School (vooral sinds industriële revolutie)
• Peer-group (vooral voor pubers; ouders zijn kritisch)
• Religie (moraal, overtuigingen, waarden)
• Werk
• Tertiaire socialisatie
• Media (traditioneel en sociaal) en game
Verschil tussen primaire, secundaire en tertiaire socialisatie
• Waarom worden sociale media door sommige opvoedkundigen gezien als potentiële
verstoorders van socialisatie?
Socialisering nu is anders dan socialisering toen: de samenleving is ‘sociaal geconstrueerd’
(en dus ook tijdsgebonden)
• Agrarische samenleving:
• kind – volwassene – bejaarde
• Industriële samenleving:
• baby- kind – adolescent – jongvolwassene – middelbare – oudere
• Waarom méér onderscheiden fasen? Zijn we biologisch gezien dan anders?
Je wordt geleerd dat bij een bepaalde sociale us bepaalde rollen horen
In een cultuur leven we op een bepaalde manier; we streven vergelijkbare doelen na.
Iedereen neemt daarin een positie in en vervult bepaalde rollen.
• Sociale status: de sociale positie die een individu inneemt (is niet hetzelfde als
prestige). Bepaald door o.a. inkomen, beroep, sociale netwerk, afkomst.
• Rol: het gedrag dat we van iemand verwachten die een bepaalde status heeft.
Rolspanning: spanning tussen meerdere rollen (een docent moet kunnen straffen,
maar ook in vertrouwen genomen kunnen worden). Rolconflict: spanning tussen
meerdere statusposities (de burgemeester is ook de zanger van een
deathmetalband)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bvhhrlm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,09. Je zit daarna nergens aan vast.