Medische biochemie
Histologie voor gevorderden
Het bloedstelsel bestaat uit bloedvaten, het cardiovasculaire systeem bestaat uit de bloedvaten en het
hart. Het zorgt voor het vervoer van bloed en plasma, transport van zuurstof, koolstofdioxide,
voedingsstoffen, afbraakproducten en hormonen. Een vasculaire laesie is een verstoring van de
bloedvoorziening aan weefsels, te kort aan zuurstof en nutriënten (ischemie). Dit kan leiden tot een
infarct en afsterven van weefsels: necrose.
Er zijn twee verschillende circuits, pulmonaire circuit dat via de longen loopt en het systemische circuit
dat naast alle andere organen loopt. De systemen bestaan uit arteriën, capillairen en venen. De wanden
van alle bloedvaten hebben dezelfde histologische opbouw: tunica intima, tunica media en tunica
externa (adventitia). De tunica intima staat in contact met het bloed. De capillairen kunnen gevensterd,
niet gevensterd of sinusoïden zijn.
De tunica intima bestaat uit endotheel: plaveisel epitheel: platte aaneengesloten cellen. Het heeft
losmazig bindweefsel en wordt begrensd door een interne elastische lamina: gevensterd. De tunica
media zijn circulair gerangschikte gladde spiercellen waartussen een variabele hoeveelheid elastische,
collageen en reticulaire vezels bevinden. Het heeft een externe elastische lamina. De tunica externa
bevat bindweefsel met collageen, kan spiercellen en elastische vezels bevatten en wordt voorzien van
bloed door middel van vasa vasorum (vaten in vaten).
Arteriën lopen van het hart naar de capillairen, ze kunnen elastische, musculair of arteriool zijn. Ook
kunnen ze veranderen in diameter door hun elasticiteit door hoge druk van de hartslag op te vangen en
door contractie om de snelheid van de bloedsomloop te reguleren. Contractie is de innervatie van
gladde spiercellen via het autonome zenuwstelsel. Vasoconstrictie: samentrekking en vasodilatatie:
ontspanning van de cellen en vergroten van het lumen.
Elastische arteriën zijn de grootste bloedvaten zoals de aorta en pulmonaire arteriën. Het zijn
geleidende arteriën om de hartslag door elasticiteit op te vangen. Een grote hoeveelheid elastische
gevensterde elastische lamellen zitten in de tunica media. De tunica media bevat vasa vasorum en
zenuwen. Musculaire arteriën hebben een duidelijke interne elastische lamina. De tunica media is dik
met gladde spiercellen, weinig elastische vezels en vasa vasorum. In de grotere vaten hebben ze een
externe elastische membraan. Arteriolen zijn terminale arteriën die de bloedstroom naar het capillaire
netwerk reguleren. Een interne elastische membraan is alleen aanwezig in grotere arteriolen. De tunica
media bevat maar 1-3 lagen spiercellen en hebben geen elastische membraan. De tunica externa is klein
of afwezig. Metarteriolen hebben geen continue spierlaag en iedere spiercel omcirkelt endotheel en
reguleert ook de bloedstroom naar capillaire netwerk.
Een aneurysma is een uitstulping in de arterie wand en wordt veroorzaakt door een zwakke plek tussen
de elastische vezels. Bij een hoge bloeddruk kan het bloedvat dan scheuren en leiden tot bijvoorbeeld
een hersenbloeding. Artherosclerose is de afzetting van vet (cholesterol) in de tunica media, hierdoor
wordt een bloedprop gevormd en kan een bloedvat verstopt raken: infarct.
Medische Biochemie VU Amsterdam 1
, Capillairen hebben geen tunica media en tunica externa. De endotheelcellen zijn net zo groot als de
bloedcellen. Het wordt omgeven door een basale lamina. Op bepaalde plaatsen liggen pericyten die de
endotheelcellen gedeeltelijk omgeven. Ze zijn contractiel en differentiëren zich tot nieuwe bloedvaten.
Continue capillairen bevinden zich in spieren, bindweefsel en zenuwstelsel. Het bevat geen poriën of
vensters, de endotheelcellen zijn hecht aan elkaar verbonden met tight junctions, alleen kleine
moleculen kunnen via actief transport over het celmembraan. Er is geen doorgang voor bloedcellen en
plasma-eiwitten. Gevensterde capillairen zijn voor snelle uitwisseling tussen weefsel en bloed bijv. In de
darmen en nieren. Het bevat grote poriën en liggen in clusters, vooral uitwisseling van water en kleine
peptiden kunnen erdoorheen. Het capillaire netwerk is het functioneel gedeelte van de bloedsomloop,
verbinding van arteriool met venule en kringspieren(sphinters) regelen de doorgang van het bloed.
Venen hebben een vergelijkbare opbouw als arteriën, maar ze hebben een dunnere tunica media,
groter lumen en hebben vaak kleppen tegen het terugstromen van het bloed.
Histologie van de lever
Door alcohol heb je meer kans op schade op je lever. De kans op levercirrhose neemt daardoor toe.
De lever is een multifunctioneel orgaan en heeft te maken met endocriene en exocriene functies,
metabole functies, galproductie, detoxificatie en degradatie van schadelijke stoffen. De doorbloeding
van de lever ligt aan de basis van al deze functies. De lever bestaat uit een kleine linkerlob en een grote
rechterlob. De macrocirculatie van de lever is afhankelijk van twee systemen, veneus die met de
poortader wordt aangevoerd en vanuit de darm en milt komt, voedselrijk en zuurstof is en de arteria
hepatica dat zuurstofrijk bloed naar de lever brengt. Het bloed verlaat de lever via de vena hepatica I en
II en wordt daardoor naar de vena cava gebracht. Toxische stoffen en gal verlaten de lever via de 2
galkanalen naar de galblaas. De lever bestaat uit hepatocyten, die zijn omgeven met bindweefsel, er
bevinden zich arteriën, venen en galgangen in triades op de hoeken van de hepatocyten. Midden in de
hepatocyt bevindt zich een centrale vene, deze zorgt voor de afvoer van gezuiverd bloed naar het hart
toe. Ook bevinden zich er Kuppfercellen dit zijn macrofagen in de lever. De afscherming van een lobulus
(een enkele hepatocyt) is niet altijd even duidelijk, doordat niet bij alle organismen
bindweefseltussenschotten aanwezig zijn. De bloedvaten die richting de centrale vene lopen worden
sinusoïden worden genoemd.
De hepatocyten rond de centrale vene zijn maximaal twee lagen dik. De triade bestaat uit de arteria
hepatica, vena portae en het galkanaal. Het bloed gaat via de arteriolen en venulen over in de wijde
sinusoïden, de stroomsnelheid gaat hierdoor omlaag waardoor er meer uitwisseling plaats kan vinden.
Bloed gaat van de sinusoïden naar de centrale vene. Sinusoïden zijn discontinue capillairen en zitten in
de lever, beenmerg en in de lymfeklieren. Het heeft een groot lumen, veel grote vensters, zonder basale
lamina, vrije uitwisseling, geen pinocytose blaasjes en macrofagen tussen het endotheel en in vensters.
De hepatocyt is de meest veelzijdige cel in het lichaam en is gerangschikt zodat contact met andere
cellen en met de sinusoïde heeft. De cel functies veranderen van perifeer naar centraal. Het laterale
Medische Biochemie VU Amsterdam 2