Burgerlijk recht I
HC 1 – Natrekking.....................................................................................................................2
HC 2 – Het systeem van het goederenrecht...............................................................................2
HC 3 – Zaaksvorming: ‘when two become one’........................................................................4
HC 4 – Verkrijging van goederen..............................................................................................6
HC 5 – Eigendom.......................................................................................................................7
HC 6 – Opstal, erfpacht en erfdienstbaarheid............................................................................8
HC 7 – Gemeenschap (mede-eigendom).................................................................................10
HC 8 – Appartementsrechten, stapelverbod, vermenging en uitleg........................................13
HC 9 – Overdracht...................................................................................................................15
HC 10 – Levering bij voorbaat................................................................................................18
HC 11 – Derdenbescherming registergoederen.......................................................................20
HC 12 – Derdenbescherming roerende zaken..........................................................................21
HC 13 – Verkrijgende en bevrijdende verjaring......................................................................27
HC 14 – Erfdienstbaarheid.......................................................................................................30
HC 15 – Leverancierskrediet...................................................................................................30
HC 16 – Eigendomsvoorbehoud..............................................................................................33
HC 17 – Verhaalsrecht.............................................................................................................36
HC 18 – Retentierecht..............................................................................................................39
HC 19 – Insolventierecht.........................................................................................................41
HC 20 – Pandrecht en huurbeding...........................................................................................46
HC 21 – De verhaalspositie van de fiscus................................................................................47
HC 22 – Herhaalcollege I.........................................................................................................49
HC 23 – Herhaalcollege II.......................................................................................................50
1
,HC 1 – Natrekking
“Robinson Crusoe had no law. When an island has two people, there must be law, but
only personal rights are needed, not real rights. Real rights will arrive with the third
castaway.” George Gretton, ICLQ 49 (2000)
Eigendom in de definitie van art. 3:1 jo 5:1 BW: Goederen zijn alle zaken en alle
vermogensrechten, eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben. Dus eigendom valt in de definitie op zaken, dus niet op vermogensrechten. Je kunt
geen eigenaar zijn van een vermogensrecht. Een voorbeeld van een vermogensrecht is een
intellectueel eigendom: auteursrecht, octrooi, pandrecht, hypotheek, vorderingsrechten: zit in
iemands vermogen.
Duurzaam met de grond verenigde gebouwen en werken zijn onroerend, ook indirecte
vereniging!
HR Woonark, HR Rijdende havenkranen en HR Portacabin.
Als je de vraag wil beantwoorden of een gebouw/werk onroerend is, loop je vragen na:
1. Is een gebouw/werk verenigd met de grond in de zin van art. 3:3 BW? Zo nee, dan is
het sowieso niet onroerend en dus kom je dan niet toe aan de HR Portacabin! Zo ja,
stap 2 (tenzij beplanting! Dan duurzaam niet van toepassing):
2. Is het een duurzame vereniging? Is het naar zijn aard en verkeersopvattingen bestemd
om duurzaam ter plaatse te blijven?
Alle beperkte rechten op onroerende zaken zijn zelf ook registergoederen: schakelbepaling
3:98 BW.
Wanneer zodanige verbinding is door het alleen los te maken door een van beide of beide
zaken schade van betekenis toe te brengen, is sprake van één zaak > art. 3:4 BW. Ook
economische aspect is van belang. Iets is één zaak, als het naar verkeersopvattingen één zaak
is: wat zegt de gemiddelde mens ervan, hierbij kan gelet worden op verkeersopvattingen
binnen een bepaalde sector! = alternatieve criteria.
Aanwijzingen van HR:
- Onvoltooid als het andere object wordt verwijderd?
- Onderdelen in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd?
In HR Depex: niet letten op de functie van het object in het productieproces van een bedrijf.
HC 2 – Het systeem van het goederenrecht
Gesloten systeem van het goederenrecht: de numerus clausus van goederenrechtelijke
rechten. Twee aspecten:
1. Je kunt alleen die goederenrechtelijke rechten hebben die de wet kent, je kunt niet zelf
een goederenrechtelijk recht creëren;
2. De inhoud van de goederenrechtelijke rechten is op zekere hoogte dwingend
voorgeschreven in de wet.
Met name in het contractenrecht geldt een ander uitgangspunt: contractsvrijheid zolang geen
strijd oplevert.
Zes beperkte rechten: (1) pand, (2) vruchtgebruik, (3) hypotheek > boek 3, op goederen, (4)
erfpacht, (5) erfdienstbaarheid en (6) opstalrecht > boek 6, op onroerende zaken, eigendom
en appartementsrecht zijn de goederenrechtelijke rechten.
2
,Voorbeeldvraag tijdens college:
Is een hypotheek een zakelijk recht? Mijn gok: ja.
Waarop kan je een hypotheekrecht vestigen? Op registergoederen, zoals een onroerende zaak
als een woning. Dus het is een zakelijk recht. Ook kan het op schepen, te boek staande
luchtvaarttuigen etc. en dat zijn roerende zaken en dus is het een zakelijk recht als het daarop
rust.
Echter, het kan ook op vermogensrechten als beperkte rechten. Een voorbeeld hiervan is
erfpacht, dit is geen zaak omdat het een vermogensrecht is. Het is wel een registergoed,
omdat je erfpacht vestigt en overdraagt door middel van een akte notarieel in te schrijven.
Dus is een hypotheek op een erfpachtrecht een zakelijk recht? Nee, want het rust op een
vermogensrecht. Het antwoord is dus dat het ervan afhangt op wat voor soort recht het is
gevestigd.
Aanwezigheid van stelsel van beperkte rechten is opgenomen in art. 3:81 lid 1 BW: “de in de
wet genoemde beperkte rechten vestigen”.
Vruchtgebruik kan op alle goederen, mits die goederen vatbaar zijn voor
overdracht. Art. 3:201 BW over vruchtgebruik na dood van erflater.
Pand- en hypotheek zijn zekerheidsrechten: zekerheid tot nakoming van een schuld.
Verhaalsrecht op een specifiek object indien sprake is van verzuim in de nakoming door de
schuldenaar. Zekerheidsrecht wordt gevestigd vóór een vordering.
Erfdienstbaarheid, art. 5:70 BW.
Erfpacht, art. 5:85 BW e.v. > geeft maximale genots-/gebruiksrecht op een zaak, art. 5:89 lid
1 BW.
Een beperkt recht definitie, art. 3:8 BW: gevestigd op een ander recht en dat andere recht
moet meeromvattend zijn > volgens de nemo plus regel, dus beperkte recht heeft minder
rechten/inhoud van het meeromvattende recht, art. 3:81 lid 1 BW. Je haalt dus een paar
bevoegdheden uit het goed en geeft dat aan de beperkt gerechtigde (moedergerechtigde/bloot
eigenaar heeft dus minder bevoegdheden, omdat die in goederenrechtelijke zin zijn afgestaan.
Er is geen principe dat een beperkt recht niet ook moederrecht kan zijn, mits het beperkt recht
waarop je weer een ander beperkt recht gaat vestigen voor overdracht vatbaar is en daar een
minder omvattend recht uit af te leiden is:
hypothee
k
erfpach
t
eigendom
Wet gaat uit van tenietgaan van beperkte rechten op verschillende gronden, art. 3:81 lid 2
BW. In college twee genoemd:
1. Moederrecht gaat teniet, dan gaat beperkte recht zelf ook teniet (sub a). Dit kan ook in
combinatie met tijdsverloop (sub b).
2. Vermenging (sub e): moederrecht en beperkte recht komen weer samen bij
dezelfde persoon, dus dan gaat het beperkte recht automatisch teniet.
3
, Zaaksgevolg: je draagt een goed over, en de goederenrechtelijke rechten die op dat goed
rusten gaan mee met de overdraging. Goederenrechtelijke aanspraken hebben dus wel
rechtsgevolg.
Prioriteitsprincipe, prior tempore potior iure. Je kunt op een goed meerdere beperkte rechten
vestigen. Bij goederenrechtelijke rechten, gaat de oudste voor. De volgorde van vestigen is
beslissend: te maken met absoluut karakter van goederenrechtelijke rechten.
In verbintenissenrecht geldt paritas creditorum: gelijke rang.
Art. 3:7 BW, ‘afhankelijk recht’ > onderscheid kunnen maken tussen afhankelijkheid en
zaaksgevolg.
Niet afhankelijk waarop, maar afhankelijk waarvoor > art. 3:81 lid 2 sub a BW heeft niets
te maken met afhankelijkheid in de zin van art. 3:7 BW want dit is het beperkte recht dat niet
op een recht rust, maar afhankelijk is van iets anders dan waarop het recht rust.
Een afhankelijk recht is per definitie niet afhankelijk van het recht waarop het is gevestigd!
Bij erfdienstbaarheid: de erfdienstbaarheid is OP het dienend erf gevestigd, VOOR het
heersend erf.
Pand-, hypotheek en erfdienstbaarheid zijn afhankelijke beperkte rechten.
Vruchtgebruik en erfpacht zijn niet afhankelijk.
Opstal is in principe niet afhankelijk maar kan door partijafspraak afhankelijk worden
gemaakt, art. 5:101 lid 2 BW.
Voor de schuld die een eigenaar van onroerend goed nog heeft is een hypotheekrecht op een
woning gevestigd. Dus een hypotheekrecht zit op de woning en is afhankelijk van de
vordering waarvoor deze is gevestigd.
Zaaksgevolg is de situatie waar je het recht WAAROP het is gevestigd overgaat, als het
recht WAAROP het is gevestigd tenietgaat, gaat het beperkte recht teniet vanwege 3:81 lid 2
sub a BW: je kan geen recht hebben OP iets wat niet bestaat.
Een afhankelijk recht is afhankelijk van IETS ANDERS dan het recht WAAROP het is
gevestigd. Dus een hypotheek van de bank op een woning is gevestigd voor de vordering van
de bank van een paar ton op de eigenaar. Dus als de eigenaar zijn woning overdraagt:
zaaksgevolg. Als de bank zijn vordering overdraagt aan een andere bank: afhankelijkheid.
Het goed waarop de zekerheid rust is in dat geval niet het huis, maar een vordering.
HC 3 – Zaaksvorming: ‘when two become one’
In wiens vermogen valt iets?
Vermenging en zaaksvorming kunnen tot verkrijging en verlies van goederen leiden, ze
vormen samen dus eigenlijk één soort leerstuk.
Art. 3:4 BW nodig om de vraag te beantwoorden of sprake is van één zaak >
zaakseenheidsbeginsel, HR Talco.
Twee positieve aanwijzingen uit HR Depex.
Eén negatieve aanwijzing uit Goudankers-arrest: HR Prorail/Rijswijk > objecten die een
tijdelijke hulpfunctie hebben bij het maken van iets, is dat een aanwijzing dat het geen
bestanddeel is en dus geen sprake is van zaakseenheid.
Kijken of art. 3:4 lid 2 BW van toepassing is, zo niet ga je de arresten langs.
4