Trias politica
→ Wetgevende macht – Regering en Staten-Generaal (Art. 81 GW)
Staten-Generaal vertegenwoordigt het Nederlandse volk (art. 50 jo 51 Gw)
→ Uitvoerende macht – De regering (Art. 42 lid 1 GW)
Kabinet
- Ministers en staatssecretarissen
Koninklijk Besluit (KB):
- Bestuur: beschikking ter uitvoering alg. regels in concrete gevallen (bijv.
benoeming burgemeester)
- Wetgeving: Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ter nadere uitwerking
van wetgeving (bijv. kentekenreglement)
→ Rechtsprekende macht – De rechters (Art. 112 e.v. GW)
Beslechten van geschillen op basis van wetgeving
Bestuurstaken: beschikken, vb. bij een naamswijziging of echtscheiding
Art. 12 Wet AB: rechter geen wetgevende taken! (Nitraatrichtlijn)
Algemene rechtsbeginselen
Recht = Het geheel van geldende rechtsregels – Objectief recht
Recht = Een recht is een aan het objectieve recht ontleende, individuele
bevoegdheid – Subjectief recht
Dwingend recht = Mag niet afwijken van bepalingen
Aanvullend recht = Mag je wel afwijken
Objectief recht = De rechtsregels ordenen de verhouding tussen personen door aan
hen bevoegdheden en verplichtingen toe te kennen.
Subjectief recht = De bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel
van objectief recht ontleent.
Rechtsbronnen = Bronnen waaruit het geldend recht als het ware voortvloeit.
- De wet = Elke algemeen geldende geschreven rechtsregel die afkomstig is uit
een tot wetgeving bevoegd overheidsorgaan
- De jurisprudentie = De rechter legt een onduidelijke regels uit door het
maken van een nadere regel, wordt deze regel in latere geschillen ook door
andere rechters toegepast noemen we dat jurisprudentie (De rechtspraak)
- De gewoonte = Een zelfstandige bron van het positieve recht
- Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties
Volkenrecht = Bevat rechtsregels over het verkeer tussen staten onderling en het
verkeer tussen staten en volkenrechtelijke organisaties.
→ Verdragen, besluiten van volkenrechtelijke organisaties en regels van
gewoonterecht
,Verdragen = Een schriftelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen
staten en volkenrechtelijke organisaties.
Verdragen met rechtstreekse werking = Verdragen die ingrijpen in de
soevereiniteit van de aangesloten staten.
→ EVRM (Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden) = Bevat een aantal grondrechten die zonder meer in
Nederland gelden.
Monistisch systeem/Monisme = Rechtsregels uit een verdrag kunnen deel
uitmaken van het nationale recht zonder dat eerst omzetting in nationaal recht nodig
is.
Verdragen met een eigenrechtsorde = Bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en
rechtsspraak zijn opgedragen aan een internationale organisatie.
→ Het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie = Een eigen rechtsorde
die deel uitmaakt van de rechtsorde van elke lidstaat.
Recht = Geldende rechtsregels
Attributie = Het toekennen van wetgevende bevoegdheid
Delegatie = De overdracht van bestaande wetgevende bevoegdheid
Rechtsbronnen =
1. Wet
2. Jurisprudentie = Juridische uitspraken van rechters
3. Gewoonte = Vooral bij staatsrecht
4. Verdragen en sommige besluiten van internationale organisaties = EVRM
Europees Verdrag voor de rechten van de mens
Objectief (Law) = Alle rechtsbronnen (In de meeste gevallen op te zoeken)
Subjectief recht (Right) = Het recht dat je aan het objectieve recht kunt ontlenen
Materieel recht = Inhoudelijke recht – Regels die betrekking hebben op de rechten
en plichten van personen in hun onderling verkeer
1. Privaatrecht (BW) - Burgerlijk wetboek
2. Strafrecht (SR) - Strafrecht
3. Bestuursrecht (AWB) - Algemene wet bestuursrecht
Formeel recht = Procedureel recht – Regels over de wijze van procederen bij de
rechter
1. Burgerlijk procesrecht (RV)
Publiekrecht (De verhouding overheid en burger - Verticale verhouding) =
Staatsrecht (De grondwet), bestuursrecht (Bestuursorgaan en een burger), strafrecht
(Justitie/Openbaar Ministerie klaagt je aan) en internationaal en Europees recht
Privaatrecht (Tussen twee burgers - Horizontale verhouding) = Personen en
familierecht, rechtspersonenrecht (Bedrijven met natuurlijke personen),
vermogensrecht en arbeidsrecht.
Staatsrecht - Constitutioneel recht
→ Bevat regels over:
Organisatie van staat en staatsorganen
o Regering, Staten-Generaal, rechterlijke macht etc.
Bevoegdheden van organen
Mogelijkheden burgers om invloed uit te oefen op functioneren staatsorganen
→ Strafbaar feit door natuurlijk en/of rechtspersoon (Art. 51 SR)
→ Exclusieve overheidstaak (Strafrecht): OM
→ Waarborg: Art. 16 GW (Grondwet) = Legaliteitsbeginsel, wat niet in de wet staat is
ook niet strafbaar
→ Art. 1 lid 1 SR = Legaliteitsbeginsel, wat niet in de wet staat is ook niet strafbaar
→ JO = Twee artikelen die elkaar aanvullen
,Privaatrecht - Burgerlijk recht - Civiel recht =
→ Rechtsbetrekking burger-burger
→ BW + aanverwante wetten
→ Regels met betrekking tot
Personen =
Natuurlijke personen (Personen en familierecht) (BK 1:1 BW)
Rechtspersonen (Rechtspersonenrecht) (BK 2:1 BW)
Vermogen = BK 3 en verder BW → Arbeids- en socialezekerheidsrecht
bijzondere positie
Nationaal en internationaal recht
→ Soevereiniteit = Binnen en buiten
→ Internationaal recht =
Rechtsrelatie staat-staat en staten-internationale organisaties
Verschillende verdragen =
Tussen staten - aangaan wederzijdse verplichtingen
Verplichting maken of aanpassen van wetgeving
Bijzonder karakter Europese verdragen (Soms rechtstreekse werking)
Bevoegdheid wordt opgedragen aan een internationale organisatie
Monisme = Al het internationaal recht wordt direct toegepast op het nationaal
recht - Het internationaal en nationaal recht zijn 1
Dualisme = Het nationaal en internationaal recht is afgescheiden
Voorrang ieder verbindende verdragsbepaling (Art. 93 en 94 GW)
→ Common Law = Engels recht
→ Civil Law = Continentaal recht
Verschillen common vs. civil law
Wel/geen codificatie
Bronnen van het recht
Rechter
Leken in de jury
Precedentwerking
De wet
→ Algemeen bindende voorschriften =
Wetten in materiële zin: Een wet die voor iedereen geldt, die algemeen
verbindende voorschriften bevat. Wetten in materiële zin zijn besluiten van
daartoe bevoegde organen die algemeen verbindende voorschriften bevatten
en hoeven niet noodzakelijk afkomstig te zijn van regering en Staten-Generaal
gezamenlijk. Zo kunnen bijvoorbeeld algemeen verbindende voorschriften
worden uitgevaardigd door de regeling (Algemene maatregel van bestuur) of
door een minister (Ministeriële regeling)
Wetten in formele zin = Gezamenlijk besluit van de regering en Staten-
Generaal volgens een grondwettelijke procedure.
→ Wet in materiële en formele zin vs. materieel en formeel recht = Heeft niks met
elkaar te maken
De wetgever
→ De wetgever: Wetten in formele zin
, Regering en Staten-Generaal (Art. 81 GW) → Staten-Generaal
vertegenwoordigen het Nederlandse volk (Art. 50 jo 51 GW)
Lagere wetgevers
→ De regering = AMvB’s (Art. 89 lid 1 GW)
→ Minister = Ministeriële regeling
→ Provincie = Provinciale verordening
Provinciale staten (Art. 127 GW/Art. 145 provinciewet)
→ Gemeente = Gemeentelijke verordening
Gemeenteraad (Art. 127 GW/Art. 149 Gemeentewet)
Iedere verbindede verdragsbepaling en EU-recht
Grondwet
Wetten in formele zin
Algemene maatregel van bestuur
Ministeriële regeling
Provinciale verordening
Gemeentelijke verordening Waterschap verordening
Hiërarchie van de wetgeving
→ Geen strijdigheid lagere wet met hogere wet
→ Onverbindende verklaring
→ Toetsingsverbod (Art.120 GW)
Geen toetsing wet in formele zin aan de Grondwet
Gevolg: Toepassing wet in formele zin – (Art. 81 GW)
Het verdrag
→ Doorwerking van verdragen = Monisme
Een ieder verbindende verdragsbepaling (Art. 93 GW)
→ Rechter beoordeelt verdrag = Ieder verbindende verdragsbepaling?
→ Een ieder verbindende verdragsbepaling gaat boven de wet (Art. 94 GW)
→ Rechter bevoegd om verdrag te toetsen aan wettelijke regelingen
Dus geen toetsingsverbod
Verplichting voor rechter om een wet in formele zin te toetsen aan een ieder
verbindende verdragsbepaling
Maar niet: Toetsing aan de grondwet
Bestuursrecht
Recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM) – Beginselen tijdens procedure die een
rechter in acht moet nemen
→ Openbaarheid van de zitting (art. 121 GW)
→ Openbaarheid van de uitspraak (art. 121 GW)
→ Onafhankelijke rechter (art. 117 GW)
→ Onpartijdige rechter (art. 6 EVRM)
→ Gemotiveerde uitspraak (art. 121 GW)
→ Hoor en wederhoor (art. 19 RV)
→ Redelijke termijn (art. 6 EVRM en art. 20 RV)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Brittintveld. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,29. Je zit daarna nergens aan vast.