Hypothalamu Adenohypofys Hormoon Product Weefsel
s e
GHRH Somatotrofe- GH IGF-1 Lever
cellen
TRH Thyrotrofe- TSH T3+T4 Schildklier
cellen
CRH Corticotrofe ACTH Cortisol Bijnierschors
cellen
GnRH Gonadotrofe FSH Follikels Eierstokken
cellen
GnRH Gonadotrofe LH Stimulatie Eierstokken/
cellen eisprong/vormin teelballen
g testosteron
Organization of endocrine control Hst 47
Thyroïdhromonen, steroïdhormonen, IGF 1+2 en GH maken gebruik van
bindingseiwitten. Dit heeft verschillende functies:
- het dient als reserve en vermindert fluctuaties in concentraties zo veel
mogelijk
- Het verlengt de halfwaardetijd ven de hormonen
- Het kan vrije hormonen wegvangen, zodat de totale concentratie groter wordt
zonder dat de vrije concentratie groter wordt
Voor de groei zijn GH, insuline, IGF-1, TSH, en sexsteroïden nodig. Zowel deficiëntie
van GH, IGF-1 en TSH resulteren in cretinisme.
Klierweefsel in de adenohypofyse synthetiseert GH, TSH, ACTH, LH, FSH en Prl
(allemaal peptidehormonen). Deze worden allemaal gecontroleerd door releasing
hormones uit de hypothalamus. 4 van deze hormonen(LH/FSH, ACTH en TSH) zijn
zo genoemde trope hormonen, deze stimuleren weer andere hormonen in andere
klieren.
De neurohypofyse bevat uitlopers van grote neuronen uit de hypothalamus. Deze
neuronen maken Vasopressine en oxytocine(ook peptidehormonen), en secreteren
deze in de neurohypofyse.
Peptidehormonen
- water oplosbaar
- De receptor zit op het celmembraan en werkt via second messengers.
- Alle hormonen die gesynthetiseerd worden door de adenohypofyse zijn
peptidehormonen
Steroïdhormonen
- vet oplosbaar
- kan door het celmembraan heen diffunderen en hebben een receptor op de
kern.
- Reguleren gen transcriptie en translatie
Endocrine regulation of growth and body mass Hst 48
,Het groeihormoon(GH)
- hypothalamus scheidt GHRH uit waardoor de adenohypofyse GH uitscheidt.
GH stimuleert IGF-1 in de lever
- Groei wordt veroorzaak tdoor GH, IGF-1+2, insuline, thyroïdhormonen,
glucocorticoïden, androgenen en oestrogenen.
- Te veel GH voor de puberteit veroorzaakt gigantisme
- Te weinig GH voor de puberteit veroorzaakt dwerggroei
- Na de puberteit heeft te weinig GH alleen nog effect op het niet verminderen
van lichaamsvet
- Te veel GH na de puberteit resulteert in acromegalie, dit is de groei van
extremiteiten zoals armen, benen, de kaak, etc.
- Secretie van GH is pulsatief, 70% wordt uitgescheiden tijdens de slaap.
- Beweging, stress, vasten en eiwitrijk voedsel stimuleert de secretie
- Ghreline wordt gemaakt door de maagwand als de maag al geruime tijd leeg
is en stimuleert de secretie van GH en het hongergevoel. Ghreline is een
peptidehormoon.
- Somatostatine wordt gemaakt in de hypothalamus en wordt afgegeven aan de
adenohypofyse om daar de secretie van GH te remmen. Ook de deltacellen in
de pancreas remmen de secretie van GH.
- IGF-1 gemaakt in de lever = endocrien. IGF-1 gemaakt in kraakbeen, spier of
bot is paracrien/autocrien. IGF-1 remt direct GH in de hypofyse en indirect
door GHRH te remmen en somatostatine te stimuleren in de hypothalamus.
- GH circuleerd deels vrij en een kleiner deel is gebonden aan eiwitten.
- GH heeft enkele acute metabole effecten:
o Stimulering lipolyse in vetcellen
o Remming glucose opname door lever
o Stimulering gluconeogenese door lever
Dit zijn anti-insuline effecten.
- Het verzadigingscentrum ligt in de ventromediale nucleus (VMN) van de
hypothalamus. Het hongercentrum bevindt zich in de laterale hypothalamus
(LHA).
- VMN en LHA worden gestimuleerd/geremd door de nucleus arcuatus(ARC)
- Leptine wordt gemaakt door volle vetcellen en stimuleren het
verzadigingscentrum via POMC/CART neuronen in de ARC. Ook remt leptine
het hongercentrum via AGRP/NPY neuronen in de ARC.
- Ghreline wordt uitgescheiden door een lege maag en stimuleert het hongercentrum
via POMC/CART neuronen van de ARC. Het remt het verzadigingscentrum door
AGRP/ NPY neuronen van de ARC.
De schildklier Hst 49
De schildklier bestaat uit follikels, middenin deze follikels ligt thyroglobuline
opgeslagen. Als thyroglobuline gejodeerd wordt, wordt dit T3 of T4. Voor het
schildklierhormoon(SH) bestaan alleen kernreceptoren en is dus een
steroïdhormoon. SH is verantwoordelijk voor normale ontwikkeling, groei en
metabolisme.
, C-cellen secreteren calcitonine, dit remt de afbraak van botweefsel. De secretie van
calcitonine wordt gestimuleerd door een hoge calcium concentratie in het bloed. C-
cellen zijn geen onderdeel van de follikels.
- zowel T3 als T4 worden gebonden aan plasma-eiwitten.
- Type 1 deiodinase komt voor in de lever, nieren en schildklier. Deze vorm
zorgt voor de meeste T3 in de circulatie.
- Type 2 deiodinase komt voor in de hypofyse, placenta en CZS. Op deze
plekken wordt T3 dus lokaal gemaakt en gebruikt. Het T3 in de hypofyse is
belangrijk voor de nagatieve feedback op TSH.
- Stress of vasten heeft een remmend effect op type 1 dus daalt het
metabolisme dit wordt niet gecompenseerd door meer uitscheiding van TSH
want T3 in de hypofyse door type2 is nog normaal.
- Hypotheroïdie(te weinig T3) resulteert in mentale achterstand, achterstand in
motorische onwikkeling, etc.
- Directe negatieve feedback resulteert in remming van de synthese van TSH.
- Indirecte remming resulteert in een vermindering van TRH receptoren op de
thyrotrofe cellen van de hypofyse.
- T3 en T4 hebben een lange halfwaardetijd en dus een redelijke constante
concentratie en een langzame feedback.
- Somatostatine en dopamine hebben een remmend effect op de secretie van
TSH.
De bijnier Hst 50
- De bijnier bestaat uit cortex en medulla
- De cortex is ontstaan uit mesoderm en produceert de steroïdhormonen
cortisol en aldosteron.
- De medulla is ontstaan uit de neurale lijstcellen en produceert adrenaline en
noradrenaline.
- De cortex bestaat uit 3 cellulaire lagen:
o Glomerulosa aan de buitenkant
o Fasciculata in het midden
o Reticularis aan de medulla kant
- Aldosteron wordt gemaakt in glomerulosacellen en zorgt voor een water en
zoutbalans
- Cortisol en androgenen worden gemaakt door de fasciculata- en
reticulariscellen.
- Aldosteron, cortisol en androgenen worden gemaakt uit cholesterol en dus zijn
dit steroïdhormonen.
- Cortisol verhoogt het glucoselevel en de androgenen zijn een bijproduct van
cortisol.
- Adrenaline en noradrenaline worden in de medulla gemaakt door chromaffine-
cellen
- Steroïdhormonen zijn onder te verdelen in 3 soorten
o Glucocorticoïden; cortisol
o Mineralocorticoïden; aldosteron
o Sexsteroïden
Cortisol