1: Historiografie en Chaos der Comedianten
Eerste decennium 19e eeuw: toneelstukken die heimwee opwekken naar de autoritaire orde van het
ancien régime. Deze stukken complimenteerden hun publiek met hun inherente onschuld en
spirituele wijsheid.
1800: het aantal vaste speelplaatsen begint explosief te groeien → democratisering en
vercommercialisering van het Nederlands theater = beginpunt van de moderne theatergeschiedenis.
1800-1850: Duits en Frans repertoire gespeeld: niet verheffend in onderwerpen en speelstijl. Oog- en
oorstrelend spektakel: Grand Opera*, ballet-pantomimes, vaudevilles, melodrama’s.
1870: Nederlands Toneelverbond opgericht. Strijd aan tegen wansmaak in het toneel.
1872: toneeltijdschrift.
1874: toneelschool. Acteurs leerden het vak van hun ouders en de leden van het gezelschap waarbij
ze aansloten. Op een officiële Nederlandse toneelschool wordt het vak opgesteld voor betere
kringen, acteur wordt zo een respectabel beroep waarvoor je een diploma kan halen.
18e eeuw: standaarddecors.
Tot 1900: dramatekst object van onderzoek.
In de loop van de 20e eeuw: voorstelling staat niet op zichzelf, maar wordt voor een publiek
gespeeld. → receptie-onderzoek.
Later: Theater staat binnen een sociaal-maatschappelijk systeem. → productie, distributie en andere
theatergenres kregen aandacht.
1970: bewustzijn dat diegenen die niet in de officiële geschiedschrijving vertegenwoordigd zijn ook
gehoord moeten worden: vrouwen, homoseksuelen, zwarte mensen. → minder bekende
geschiedenissen aan het licht. ‘een geschiedenis’.
Eind 20e eeuw: theater gezien als een van de vele soorten van cultural performance. Oorzaak:
opkomst cultural studies en performance studies.
* bijv. La Muette de Portici. Massascenes hadden een opzwepend efffect. → 1830 opstand in Brussel.
Belgen niet eens met de Nederlandse overheersing.
Domein van theaterwetenschap breidt zich uit rond vijf concentrische cirkels: dramatekst,
voorstelling, publiek, theater als sociaal-maatschappelijk systeem en theater als een van de vele
soorten cultural performance.
Factoren die geleid hebben tot een democratisering en vercommercialisering van het Nederlands
theater
- De verlichting; overal in Europa hadden verlichte burgers behoefte aan meer
ontmoetingsplaatsen. Deze burgerij ging graag naar theater, hier konden ze zowel
ontsnappen als discussiëren.
- 1795; het ontstaan van de Bataafse Republiek. De nieuwe idealen, vrijheid, gelijkheid,
broederschap, leidde tot de scheiding van kerk en staat. De kerk is lang anti-theater geweest;
hier heerste de schijn en niet de werkelijkheid. De kerk verliest z’n invloed met het
binnenvallen van de Fransen. Vanaf dan werd het voor iedereen mogelijk om een theater op
te richten.
, - Na 1848; economische opleving, het zelfvertrouwen van de burgerij groeit. Ook wordt de
grondwet ingevoerd; zo heeft ook de burgerij meer macht. De steden beginnen te groeien,
en men heeft behoefte aan plekken van vermaak.
- Ook komen er verschillende initiatieven om het toneel te verbeteren.
- De infrastructuur verbeterd sterk; spoorwegennet; het wordt zo veel makkelijker om je door
het land te bewegen. Zo kunnen gezelschappen op tournee.
- 1874; de Vestingwet; de oude stadsmuren zijn niet langer goed genoeg om de steden te
beschermen; ze worden afgebroken. Dit biedt ruimte, vaak op deze plekken komen theaters
terecht.
Kraspoekol, of de slaaverny – Dirk van Hogendorp
20 maart 1801 première. Vóór het tweede bedrijf voorstelling stilgelegd. Richt zich op het
slavernijsysteem in Zuidoost-Azië.
Van Hogendorp: de slavernij is in strijd met de rechten van de mens. Veel van zijn tijdgenoten focuste
zich voornamelijk op de slechte behandeling van tot slaafgemaakten, in plaats van de slavernij in het
algemeen.
Burgerlijk drama: huiselijke levenswijze van de personages. Menselijkheid → solidariteit.
Slachtoffers van Kraspoekol als getuigen naar voren gebracht. Wedano als brugfiguur:
vertegenwoordiger van Nederlandse middenklasse; gebaseerd op het idee van witte suprematie.
Menschenhaat en Berouw – August von Kotzebue
Sentimenteel drama: hij maakt de emoties van de personages duidelijk zichtbaar. Continu
aanwijzingen hiervoor geschreven. Personages op een natuurlijke manier uitdrukking geven aan hun
gevoelens. Écht in ander verplaatsen.
Geen melodrama, niet duidelijk goed/kwaad, geen spectaculaire wendingen, vergeven voor slechte
daad. Niet duidelijk of er ook gezongen en gedanst werd.
Definitie sentimenteel drama: roept gevoelens van sympathie op.
Salon des Variétés
2 september 1839: Amsterdamse najaarskermis + opening Salon des Variétés in de Nes door Joseph
Duport.
In deze salon:
- Draaide het om de voorstellingen waarbij de bediening ondertussen wel gewoon doorging.
- Amusementstheater met eigensoortig repertoire.
o Licht pikante blijspelen
o Vaudevilles
o Zangspelen
- Kaartje kostte 75 cent; niet duur, niet goedkoop.
- Gratis consumptie.
- Geen rangen en standen.
- Voorstelling begon om 20:00 uur (laat).
1830: Nes ontwikkelt zich tot uitgaanscentrum. Later verschoven naar Amstelstraat.
1842: Eugène (zoon) nam het over en wilde winst maken op de kermissen die “zijn” gezelschap
afreisde tijdens de zomermaanden. → Nathan Judels richt zijn eigen salon op in de Amstelstraat.
1868: sluiting salon in de Nes.
, Culturele hegemonie
Gramsci: achterhalen waarom de arbeidersklasse niet in opstand was gekomen tegen Mussolini’s
fascisme. Cultuur als een arena van tegenstrijdige ideeën en waarden.
Melodrama (1795-1870)
Het stelt de toeschouwer in staat om een slechte kracht van buiten te ervaren. Het dramatiseert
sociale moraliteit. Het onderscheid goederiken van slechteriken en helpt ons deze machten te
navigeren. Vaak populair in periodes van snelle historische verandering. Niet langer gericht op elite,
maar op de massa. Term = problematisch: heel brede variëteit aan soorten theater.
In melodrama wordt de hoop, angsten en overtuigingen over sociale moraliteit en historische
ervaringen vertegenwoordigd. Begrijpen door culturele hegemonie.
Wekte emoties op die Parijzenaren hadden ervaren gedurende de Terreur, maar gaf ook een veilige
en morele oplossing. De gruwel van toen zal nooit ongestraft gaan. Mensen geruststellen, maar de
werkelijke angsten van de Parijzenaren niet uitwissen.
Intuïtie en natuur als een betere raadgever voor moraliteit en een mogelijke utopie. Liberale
nationalisten gingen hier tegen in door te stellen dat zonder rationaliteit, de kloof tussen rede en
gevoel nooit gedicht kan worden.
1) Providential melodrama: 1800-1825. Coelina.
a. Tijdloos en universeel.
b. Eén schurk.
c. Verzekeren de lezer er altijd van dat god over de onschuldigen waakt en dat hij altijd
voor een goed einde zal zorgen.
d. Het stuk eindigt met de schurk die van het podium wordt verbannen.
2) Materialist melodrama: 1855-1880.
a. Handeling geplaatst binnen een historische realiteit.
b. Staat schurken toe om zich weer bij de samenleving te voegen.
c. Hielpen de nieuwe burgerij bij het creëren van een nieuwe sociale moraal.
Kenmerken volgens Brockett:
- Deugdzame held/heldin versus meedogenloze en onverbeterbare schurk
- Leven, reputatie, geluk van de held/ heldin wordt bedreigd
- Held/ heldin wordt gered; met de schurk loopt het slecht af
- Verhaal verteld in korte episoden, met dramatische omslagen
- Alles wordt op het toneel vertoond: vechtpartijen, lijken, verleidingen
- Spektakel: van natuurrampen tot dansscènes
- Liedjes en muziek begeleiden de handeling
- Plot: vermommingen, onbekende identiteiten, toeval, komische knechten.
- Belerend en ‘strict poetic justice’; het goede wordt beloond en het kwaade bestraft.
Melodramatisch acteren:
- Uitvergrote uitbeelding van emoties middels lichaam en mimiek.
- Vloeiende overgangen van emoties.
- Alle tekst en emoties met gebaren onderstreept.
- Afwisseling tussen hand en zacht.
- Lang aangehouden klinkers.
- Scènes eindigen in poses/tableaux.