Persoonlijkheid, klinische en
gezondheidspsychologie
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 – abnormaliteit............................................................................................................................ 1
Hoofdstuk 2 – theorieën en behandeling van abnormaliteit.............................................................................2
Hoofdstuk 3 – beoordelen en diagnosticeren van abnormaliteit.......................................................................4
Hoofdstuk 4 – trauma, anxiety, OCS en gerelateerde angststoornissen.............................................................6
Hoofdstuk 5 – somatische sypmtomen en dissociatieve stoornissen...............................................................10
Hoofdstuk 6 – depressie en suicide................................................................................................................ 12
Hoofdstuk 7 – schizofrenie en andere psychotische stoornissen.....................................................................15
Hoofdstuk 8 – persoonlijkheidsstoornissen.................................................................................................... 20
Hoofdstuk 9 – eetstoornissen........................................................................................................................ 24
Hoofdstuk 10: gezondheidspsychologie.......................................................................................................... 26
Hoofdstuk 11 – traits en traits taxonomieen.................................................................................................. 29
Hoofdstuk 12 – genen en persoonlijkheid...................................................................................................... 30
Hoofdstuk 13 -fysiologische benaderingen van persoonlijheid........................................................................31
Hoofdstuk 14 – psychoanalytische benaderingen van persoonlijkheid............................................................31
Hoofdstuk 15 – emotie en persoonlijheid....................................................................................................... 32
Hoofdstuk 16 – stress, coping, aanpassing en gezondheid..............................................................................33
Hoofdstuk 17 – gezondheidsgedrag................................................................................................................ 34
Hoofdstuk 1 – abnormaliteit
Mentale hygiene: 18e en 19e eeuw
- Er werd zorg geleverd voor mensen met mentale problemen, maar deze
ziekenhuizen raakte overvol en grote groepen mensen kregen alsnog geen
behandeling
e
19 eeuw:
Basiskennis van anatomie en fysiologie zorgde voor zoektocht van biologische factoren die
zorgde voor abnormaliteit
- Mesmer: abnormaliteit komt voort uit verstoorde magnetische vloeistof in
het lichaam zelf > behandelde hysterie met hypnose
- Freud: grondlegger van de psychoanalyse (= studie onderbewustzijn)
- Watson en pavlov: grondleggers behaviorisme met focus op stimuli en response
in klassieke conditionering
1
, - Skinnen er thorndike: grondleggers operante conditionering (gedrag dat
beloond wordt versterkt, afgestraft vermindert)
Jaren ’70: switch naar cognitie: gedachten processen die invloed hebben op gedrag en
emotie
- Bandura: self-efficacybeliefs -> gelevenin jezelf heeft invloed op je gedrag
Opkomst van mediactei zorgde voor minder opnamen in gekkenhuiezn > De-
institutionalization: mensen niet afzonderen maar terugbrengen in de
maatschappij.
Managed care:een verzameling van methoden voor gecoordineerde zorg dat gaat van simpel
naar specialistisch, gericht op de toekomst, preventief.
Hoofdstuk 2 – theorieën en behandeling
van abnormaliteit
Theorie: set van ideeën dat een frame vormt om vragen te stellen over een fenomeen en
waarmee je info kan verzamelen over dat fenomeen
Therapie: behandeling, gebaseerd op de theorie over het fenomeen dat de factoren die een
fenomeen veroorzaken aanpakt.
Diathese-stressmodel: de diathese/ de risicofactoren + de stress/trigger veroorzaakt de
stoornis
1 Brein dysfunctie:
Forebrain: cerebale cortex: complexe gedachteprocessen
Midbrain: bewegin, reageren op zintuigelijke info, reguleren responsen en beloningen
Hindbrain: cruciaal voor levensfuncties > medulla (reflexen en ademen), pons (aandacht en
slaapregulatie), reticular formation (controleren arousal en aandacht voor stimuli),
cerebellum (coordinatie en beweging)
Subcorticale structuren:
Thalamus: rustcentrum
Hypothalamus: basisbehoeften
Hippocampus: geheugen
Hypothalamus: endocrien systeem
2 Biochemical imbalances:
Reuptake neurotransmitter: afname activiteit neurostransmitter omdat neuron ez niet meer
stimleerd
Degradation: ontvangende neuron laat een enzyme vrij dat de neurostransmitter afbreekt
Aantal receptoren voor neurotransmitters in dendrieten (serotonine)
- Serotonine: mood
- Dopamine: beweging en beloning
- Norepinephrine; adrenaline
- GABA: inhibitie
3 genetische abnormaliteiten
Hoe erfelijk is gedrag?
2
, - Genen beinvloeden omgeving en omgeving beinvloedt genen
4 medicijnen en behandelingen
- Antipsychotische drug: vermindering van psychotische symptomen
- Antidepressieve drugs: verminderne depressie symptomnen (SSRI’s/ prozac)
- Lithium: verminderen mania, stabiliseren mood
- Anti-angst drugs: benzodiazepines en barbiturates
- Elektroconvulsieve therapie: effectief voor depressie
- TMS: deep brain stimulation tegen depressie en hallicunaties > magnetische pulsen
over bepaalde breinstructuren met hige intensiteit
- Psychochirurgie snijden van bepaalde breingebieden (frontal lobotomy)
- Gedragsbenadering: focus op invloed van straf en beloning in gedragsproductie
o Klassieke conditionering:
o Operante conditionering
o Modeling: nadoen van gedrag van mensen waar je tegen op kijkt
o Observational learning het observeren van ander gedrag met beloning en straf
- Gedragstherapien: effectief bij fobie, angst en paniek
o Systematische desensitatie: in stapjes blootstellen aan de angst
- Cognitieve theorien: gedachten en geloven zorgen coor ons gedrag en
ervaarde emoties
o Causale atributie; waarom gebeurt iets?
o Helpen clienten om met negatieve gedachtes en dysfuntioneren om te
gaan door dit te identificeren. Probleemoplossend denken. Effectief bij
angst- en seksuele stoornissen
- Cognitieve gedragstherapie: combi van gedrags- en cognitieve therapie
- Psychodynamische therapie: clienten helpen verkeerd gedrag en
spelende onderliggende conflicten te herkennen
o Vrije associatie: vrijuit kunnen zeggen wat opkomt in de geest
o Resistance: weigeren te praten
o Transference: reactie op de therapeut of hij een belangrijke persoon in
de ontwikkeling was
o Interpersonal therapoe: focus op relaties met belangrijke mensen in leven
- Humanistische therapie: clienten helpen ontdekken van eigen potentie > client
centered therapie: therapeut luistert en is empatisch, stuurt enkel het gesprek
- Familie therapie: hele fam. Behandelen, want gedrag van de individu komt voort
uit het familiesysteem
Theorieen:
- Psychodynamische theorie: alle gedrag, emoties en gedachten worden
beinvloed door onderbewuste processen
o Psychose: catharsis: het verminderen van emoties bij herinneringen.
Repressie: het gemotiveerd vergeten
o 2 drives: seksueel en agressief
o Verdedigingsmechanismen: denial, displacement, rationalization, projection,
reaction, formation, sublimation, identification, regression, intellectualization
o Psychosekuele stages: oral, anaal, phallic, latency.
3
, ▪ Bij phallic komt het Oedipus complex (kind wl seks met ouder van
overgesteld geslacht) en elextra complex (dochter is aangetrokken
tot vader want hij heeft een penis)
- Humanistische theorie: mensen hebben een ingeborencapaciteit voor het goede
in het leven.
o Zelfactualisatie: nagaan wat je zelf wilt ipv wat de maatschappij verlangt doen
- Familie systeem theorie: fam is een complex systeem met regels en hierarchie
die gedag van familieleden regeert en stuurt
- Third-wave bedadering: slechte emotieregulatie is een groot risico voor
psychopathologie > gedrags- en cognitieve theratie. Soms spirituele theorieen
- Socioculturele benadering: kijkt naar omgeving, maatschappij, familie rondok
individu. Er zijn meerdere risicofactoren (socio-economisch, disintegratie,
sociale morgen, politiek, expliciete attitudes van de matschappij).
o Therapieen zijn afhankelijk an de cultuur
o Mensen zoeken bij andere mensen hulp (volkdokter/ dokter/ niet)
o Andere emotiebeleving per cultuur
Preventie
- 1e preventie: stop van ontwikkelingen vanaf de start
- 2e preventie: stoornis herkennin in eerste stages
- 3e preventies: focus op mensne die al een stoornis hebben
Hoofdstuk 3 – beoordelen en diagnosticeren van
abnormaliteit
Beoordeling; proces van informatie verzamelen over de symptomen en de oorzaken die
symptomen kunnen veroorzaken
Beoordelingstools:
- Validiteit; meet de test wat hij hoort te meten?
- Betrouwbaarheid: consitentie in wat het behoort te meten: anderen meten het na
en meerdere keren komen dezelfde resultaten terug
- Standaardisatie: de administratie en interpretatie van de testmoet
gestandaardiseerd kunnen worden
-
Manier van interviewen:
- Klinisch interview:
o 1: beoordeling van de verschijning en het gedrag van de client;
o 2 beoordeling van gedachtenprocessen en spraak;
o 3 beoordeling van gemoedstoestand en de beinvloedbaarheid;
o 4 beoordeling van de inteligentie en functionering
o Beoordeling vn de orrientatie van de client
- Structureel interview: het stellen van vragen en obv de antwoorden een beoordeling
Brain imaging technieken: identificeren tekortkomingen en brein-abnormaliteiten
- CT: rontgenstlen, detecteerd breinbeschadigingen, tumoren en abnormaliteiten
- PET: activiteit in brein dmv niet schadelijke radioactieve stof in bloed
4