Uitwerking meerkeuzevragen TT strafrecht 13 januari 2015.
Vraag 1:
Alvorens tot aanhouding over te gaan wil de officier van justitie de telefoon van
Andries laten
tappen, om erachter te komen wie de derde persoon op de beelden zou kunnen zijn.
Welke
wettelijke grondslag dient de officier van justitie voor zijn vordering te gebruiken?
a. Artikel 3 Politiewet 2012;
b. artikel 126m Sv;
c. artikel 126t Sv;
d. artikel 126zg Sv.
Antwoord: B art. 126m Sv, want art. 126t Sv heeft betrekking op georganiseerde
criminaliteit, 126zg Sv heeft betrekking op terroristische misdrijven en art. 3
Politiewet 2012 biedt geen grondslag voor het aftappen van telecommunicatie.
Vraag 2:
De politieagenten die de camerabeelden hebben bekeken, komen twee dagen later
Benno op straat
tegen. Mogen zij hem aanhouden?
a. Ja, op grond van artikel 52 Sv;
b. ja, op grond van artikel 53 Sv;
c. ja, op grond van artikel 54 Sv;
d. ja, op grond van artikel 55 Sv.
Antwoord: C art. 54 Sv, want art. 52 Sv gaat over staande houden (niet aanhouden),
art. 53 Sv gaat over aanhouden bij heterdaad (wat is heterdaad? Art. 128 Sv), art. 55
Sv gaat over het betreden van een plaats bij heterdaad.
Vraag 3:
Benno wordt op 1 oktober 2014 aangehouden en blijft in verzekering en voorlopige
hechtenis tot aan
het moment dat de einduitspraak op 1 december 2014 onherroepelijk wordt. Hij wordt
veroordeeld
tot 21 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wanneer wordt hij
hoogstwaarschijnlijk
voorwaardelijk in vrijheid gesteld?
a. Op 1 december 2015;
b. op 1 januari 2016;
c. op 1 februari 2016;
d. op 1 maart 2016.
Antwoord: B, 1 januari 2016.
Benno zit van 1 oktober 2014 tot 1 december 2014 (2 maanden) in voorarrest. Hij
wordt veroordeeld voor 21 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Volgens art.
,15 lid 1 Sr komt hij na 12 maanden + 1/3 van zijn straf vrij. 12 maanden+(1/3 x 9)=15
maanden. Volgens art. 15 lid 4 Sr wordt de tijd in voorarrest afgetrokken van het
totaal. 15 maanden – 2 maanden = 13 maanden. Tussen 1 december 2014 en 1
december 2015 zit 12 maanden, dan moet er nog 1 maand worden gezeten. Dus komt
hij op 1 januari 2016 vrij.
Vraag 4:
Corné wordt vervolgd voor het doden van een dier (artikel 350 lid 2 Sr). Ter
terechtzitting zegt hij: “Ik
handelde uit noodweer. Dat beest zou me zomaar een oog hebben uitgepikt”. Heeft
een beroep op
noodweer kans van slagen?
a. Ja, de vogel vormde een onmiddellijk dreigend gevaar voor het lijf van Corné;
b. ja, er bestond een conflict van plichten en Corné heeft daarin de juiste keuze
gemaakt;
c. nee, het gedrag van de vogel was niet wederrechtelijk;
d. nee, de reactie van Corné (het neerslaan van de vogel) stond niet in de juiste
verhouding tot
de aanranding (het uitpikken van een oog door dat dier).
Antwoord: C, want een vogel (dier) kan zich niet wederrechtelijk gedragen.
Vraag 5:
Stel dat de rechter het bij de vorige vraag weergegeven verweer van Corné
aannemelijk vindt en het
beroep op noodweer aanneemt. Tot welke einduitspraak komt de rechter in dat
geval?
a. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie;
b. vrijspraak;
c. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het
bewezenverklaarde;
d. ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van de verdachte.
Antwoord: B, want: in art. 350 lid 2 Sr is wederrechtelijk een bestanddeel. Door de
aanname van een beroep op noodweer(rechtvaardigingsgrond) vervalt de
wederrechtelijkheid uit de tenlastelegging. De tenlastelegging kan niet worden
bewezen, dus zal de rechter vrijspraak oordelen. (eerste vraag van art. 350 Sv)
Vraag 6:
Evert wordt vervolgd voor primair medeplichtigheid aan diefstal (artikel 310 Sr),
subsidiair
opzetheling (artikel 416 Sr), meer subsidiair schuldheling (artikel 417bis Sr). Welke
einduitspraak is
het meest waarschijnlijk? U kunt ervan uitgaan dat de tenlastelegging correct is
opgesteld.
a. Evert wordt veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal;
,b. Evert wordt vrijgesproken van medeplichtigheid aan diefstal, maar veroordeeld
voor
opzetheling;
c. Evert wordt vrijgesproken van medeplichtigheid aan diefstal en opzetheling, maar
veroordeeld voor schuldheling;
d. Evert wordt vrijgesproken van medeplichtigheid aan diefstal, opzetheling en
schuldheling.
Antwoord: B. Evert heeft zelf niets te maken met de diefstal, maar wel met heling.
Maar uit de casus blijkt dat hij overduidelijk wist dat de vogels gestolen waren, dus is
er sprake van opzetheling. Als hij niet overduidelijk zou hebben geweten dat de
vogels gestolen waren, maar slechts een vermoeden zou hebben zou er sprake zijn
van schuldheling.
Vraag 7:
Andries wordt veroordeeld voor 1) diefstal van de neushoornvogels, met geweld en in
vereniging
gepleegd (artikel 312 lid 2 sub 2 Sr), alsmede 2) vernieling van het vogelverblijf
(artikel 350 lid 1 Sr).
Wat is de maximale duur van de gevangenisstraf die aan Andries kan worden
opgelegd?
a. Twaalf jaar;
b. veertien jaar;
c. vijftien jaar;
d. zestien jaar.
Antwoord: B, want: art. 57 lid 1 en 2 Sr: meerdaadse samenloop, maximaal 1/3
boven het hoogste maximum. 12 jaar voor diefstal en 2 jaar voor vernieling. De
hoogste straf die mag worden opgelegd is 12 jaar + 2 jaar = 14 jaar. Andere casus:
als bijvoorbeeld er een strafbaar feit is gepleegd waar 12 jaar en waar 9 jaar op staat,
dan is de maximum straf: 12 jaar + 1/3 van 12 jaar=16 jaar.
Vraag 8:
Kan het slachtoffer Avifauna op de terechtzitting (bij monde van een
vertegenwoordiger) het
spreekrecht uitoefenen?
a. Nee, want dat is voor rechtspersonen niet toegestaan;
b. nee, want dat is niet toegestaan voor slachtoffers van vernieling en diefstal met
geweld;
c. ja, maar alleen over de gevolgen die de feiten voor het vogelpark hebben gehad;
d. ja, maar alleen over de eventueel op te leggen schadevergoedingsmaatregel
antwoord: C, want: art. 51e lid 1 en 2 en art. 51f Sv. Spreekrecht is alleen bij
misdrijven waar meer dan 8 jaar op staat, en volgens lid 2 mag er alleen verklaard
, worden over de gevolgen van het misdrijf.
Vraag 9:
Wat is de belangrijkste reden waarom Dave niet kan worden veroordeeld voor het
medeplegen van
de vernieling en de diefstal van de neushoornvogels?
a. Dave was niet fysiek aanwezig toen de feiten werden gepleegd;
b. Dave heeft geen van de in artikel 47 lid 1 sub 2 Sr genoemde middelen gebruikt;
c. Dave is een onmiddellijke dader die zich, net als in het Melk en Water-arrest, op
afwezigheid
van alle schuld kan beroepen;
d. Dave heeft geen opzet gehad op het grondfeit.
Antwoord: D, Dave is in geen enkele zin betrokken geweest bij het misdrijf. Hij heeft
te goeder trouw op een verjaardag aan een kennis iets leuks over zijn werk verteld.
Vraag 10:
Avifauna heeft ook aangifte gedaan tegen de beveiligers, omdat zij niet doortastend
genoeg zouden
hebben opgetreden en zich daarmee schuldig zouden hebben gemaakt aan
medeplichtigheid aan de
diefstal. De officier van justitie is het daar niet mee eens en seponeert de zaak. Op
welke manier kan
Avifauna tegen dat sepot bij de rechter opkomen?
a. Door het schriftelijk doen van beklag bij het gerechtshof;
b. door het indienen van een bezwaarschrift bij de rechtbank;
c. door het doen van verzet bij het arrondissementsparket;
d. door het sturen van een verzoekschrift aan de Minister van Justitie.
Antwoord: A, blijkt uit art. 12 lid 1 (e.v.) Sv. De zogenaamde ‘art. 12 procedure’.
Vraag 11
Dino wordt vervolgd ter zake van een feit strafbaar gesteld in de Wet Wapens en
Munitie, waarop als
maximumstraf een geldboete van de derde categorie staat. Het aldus strafbaar
gestelde feit is
volgens dezelfde wet een overtreding.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Antwoord: A, want: maximum straf: geldboete van de derde categorie. Volgens art. 54
wet wapens en munitie is de maximale strafbedreiging voor een overtreding een
geldboete van de derde categorie. Voor misdrijven (art. 55 wet wapens en munitie)is
het een gevangenisstraf van 9 maanden of een geldboete van de vierde categorie.