Haploïde: Een enkel stel chromosomen per kern. Dit zijn bijvoorbeeld geslachtscellen.
- vrouw = XX
- man = XY
Diploïde: 2 chromosomensets per kern. Elk stel chromosomen komt van één ouder.
Chromosomen: chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten. Deze zijn te zien tijdens de mitose en
meiose.
DNA: een keten (molecuul) opgebouwd uit nucleotiden. De nucleotiden bestaan uit suiker, een
fosfaatgroep en een stikstofbase.
- DNA bevat de erfelijke informatie over je eigenschappen
Homologe chromosomen: De chromosomen die met elkaar een paar vormen.
Karyogram: een chromosomenportret.
Autosoom: Een ‘’normale’’ chromosoom. Een chromosoom dat niet betrokken is bij het tot stand
komen van het geslacht van het individu. (Niet de geslachtschromosomen.)
Karyotype: een weergave van het aantal chromosomen in een kern.
- bijvoorbeeld 46, XX of 46,XY
Trisomie: niet 2, maar 3 exemplaren van chromosomen.
Aangeboren: eigenschappen die je al bij je geboorte hebt.
Gen: een stukje DNA. Dit stukje DNA bevat informatie voor een bepaalde eigenschap.
Allel: één van de genen van een genenpaar. Het is een variant van een gen.
Genotype: de verzameling genen op een cel om je eigenschappen te vormen.
Fenotype: waarneembare combinatie van je eigenschappen. Het fenotype ontstaat door een
samenspel van het genotype en het milieu (omgeving)
Celdiffrentatie: vormverandering van cellen, en passend bij de functie.
Genexpressie: het omzetten van de genetische code in het DNA via RNA- afschrift naar eiwitten.
Genoom: Het DNA van een organisme in de celkern en in het mitochondriën.
Regulatorgenen: een gen in het DNA dat de genexpressie stuurt door structuurgenen uit of aan te
zetten.
Structuurgenen: een gen dat RNA kan maken voor de eiwitsynthese.
, 9.2
Stamboom: een overzicht van de overerving van een eigenschap in een bepaalde familie.
Heterozygoot: het genenpaar van een eigenschap bestaat uit 2 ongelijke genen.
- voorbeeld Aa
Homozygoot: Het genenpaar van een eigenschap bestaat uit 2 gelijke genen.
- voorbeeld AA of aa
Recessief: onderdrukte, zwakke (gen) voorbeeld a
Dominant: sterkere (gen) voorbeeld A
Drager: heterozygoot individu. (Aa)
- Door het dominante allel komt het recessieve allel niet in het fenotype tot uiting. Het recessieve
allel kan wel worden doorgeven aan de nakomelingen.
Autosomale overerving: overerving van genen via autosomengenen.
P= de oudergeneratie
waarmee een kruising
start.
F1= de eerste generatie
van nakomelingen van
de p- generatie.
X- chromosomale overerving: overerving van genen via het X – chromosoom.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper romy1706. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,53. Je zit daarna nergens aan vast.