Social psychology: People in groups
Literature problem 1
Kassin, Fein en Markus (p. 65-66)
Two-factor theory of emotion Schachter en Singer
- Factor 1: de persoon moet gevoel van fysiologische arousal hebben, zoals
zweten, verhoogde hartslag, versnelt ademen, buikkrampjes.
- Factor 2: de persoon moet een cognitieve interpretatie maken die de
fysiologische arousal verklaart. (label)
o Hier is de invloed van anderen in de omgeving vaak van belang.
Rs: Schachter en Singer (1962) onderzochten deze theorie. Zij injecteerden mannelijke
vrijwilligers met adrenaline (epinephrine), -> zorgt voor fysiologische arousal.
➔ De eerste groep was vooraf gewaarschuwd dat zij het kregen,
➔ de tweede groep niet.
➔ De derde groep is geïnjecteerd met een placebo.
De groep werd, voordat het medicijn werkte, twintig minuten alleen gelaten met een
confederate die deed alsof hij bij de groep hoorde. Deze was gedurende die tijd extreem
euforisch of juist boos en afkeurend over dingen die er gebeurde.
➔ Groep 1: wist wat er ging gebeuren, reageerde daarop, wist het thuis te brengen
en werd minder beïnvloed door de confederate.
➔ Groep 2: wist niet wat er gebeurde, werd het meest beïnvloed door de
confederate. Gingen bijvoorbeeld ook euforische dingen doen of werden bozig.
➔ Groep 3: gebeurde niet veel.
Concluderend: wanneer mensen niet goed weten wat zij voelen, proberen zij te kijken naar
anderen en het vanuit hun gedrag te interpreteren.
- In een ander onderzoek kregen de deelnemers wel last van meer angst, maar niet
van andere emoties.
- Niet bij iedereen van toepassing.
- In sommige situaties kan de gegeven interpretatie te heftig zijn waardoor
het averechts werkt.
- Er moet een mogelijke verklaring zijn voordat het gevoel op komt dagen.
(de confederate was er al voor het medicijn ging werken. )
Kassin, Fein en Markus (p.374)
Ellen Berscheid en Elaine Walster stelden (tekenend vanuit Schachters two-factor theory of
emotion) dat passionele liefde door twee dingen aangezet wordt:
- Een verhoogde staat van fysiologische arousal
- Het geloof dat de fysiologische arousal door de andere persoon veroorzaakt wordt.
Wanneer je dus in de aanwezigheid bent van een aantrekkelijk persoon, kan de arousal een
misattributie krijgen voor passionele liefde.
,Zillmann (1984) noemt het proces van misattributie ‘excitation transfer model’. Arousal
getriggerd door een stimulus kan worden overgedragen of toegevoegd worden aan een
tweede stimulus. De gecombineerde arousal wordt dan gezien als veroorzaakt door de
tweede stimulus.
Ander inzicht boek Hogg & Vaughan (p. 460) zegt over theorie Zillmann:
Het concept van drive via Zillmanns excitation transfer model: de uiting van agressie (en
iedere andere emotie) is een functie van:
- Aangeleerd agressief gedrag
- Arousal of excitatie van een andere bron
- De interpretatie van de staat van arousal door de persoon zelf, bijvoorbeeld dat
een agressieve reactie gepast is.
Zillmann suggereert dat de resterende arousal transfert van de ene situatie naar de
andere op een manier die de kans op een agressieve reactie bevordert, helemaal
wanneer dit gedrag al in iemands natuurlijke repertoire zit.
Figure 12.2 applying the excitation-transfer model of aggression
High level of excitation:
Student works out - Heart rate (continuing effect)
At gymnasium -> - Blood pressure -> Aggression
O - Muscle tremor ^
O motorist last spot
RS: Donald Dutton en Arthur Aron (1974) deden onderzoek naar de hypothese van Zillmann
doormiddel van het bruggen experiment uit probleem 1.
➔ Mannen die alleen over de brug liepen werden bij de hoge en de lage brug
aangesproken door een aantrekkelijke jonge vrouw (onderzoeksassistent) om een
korte vragenlijst in te vullen. Aan het einde gaf de vrouw haar nummer ook zodat
de mannen terug konden bellen.
RS: Cindy Meston en Penny Frohlich (2003) ondervonden ook dat mannen en vrouwen die
net uit een achtbaan komen, een foto van het tegenovergestelde geslacht als meer
aantrekkelijk beschouwden dan voor de rit.
Kassin, Fein en Markus (p.375)
RS: Gregory White and colleagues (1981) probeerden te verklaren dat het eerder
opluchting om bij de persoon te zijn is wat aantrekking drived dan arousal. Ze probeerden
arousal op te wekken zonder angst.
➔ Wekte arousal op zonder angst door de mannen te laten rennen voor het laten
zien van een videotape.
, ➔ De mannen vonden aantrekkelijke vrouwen meer aantrekkelijk en
onaantrekkelijke vrouwen nog minder aantrekkelijk
Result: arousel versterkt emotionele reacties, ook zonder angst, in een positieve en
negatieve zin.
Craig Foster ea (1998) bevestigden aan de hand van 33 experimenten dat het arousal
effect inderdaad werkt. Daarnaast vonden zij dat het effect zelfs werkt bij mensen die de
aard van de arousal wel kenden, zonder misattributie.
- Geen gedachten zijn van invloed: het is een automatic response.
Hogg & Vaughan (p. 86)
Misattribution paradigm (Valins, 1966): paradigma om te testen of een emotie
geattribueerd kan worden in een andere emotie. Mensen die slecht over zichzelf voelen
(interne arousal attributie) worden aangemoedigd om arousal te attribueren aan externe
factoren. Sommige experimenten hebben hierin tot succes geleid. Andere niet.
Kritiek:
- Maslach, 1979: emoties zijn significant minder labiel dan gedacht.
- Parkinson, 1985: het effect van de misattributie ziet ernaar uit gelimiteerd te zijn.
het is alleen op laboratorisch onderzoeksniveau en heeft een gelimiteerde range en
duur.
Hogg & Vaughan (p. 461)
Figure 12.2 applying the excitation-transfer model of aggression
High level of excitation:
Student works out - Heart rate (continuing effect)
At gymnasium -> - Blood pressure -> Aggression
O - Muscle tremor ^
O motorist last spot
Gleitmon et al (p. 494)
Logica: (I tremble because I feel afraid):
Stimulus -> angst -> arousal en reactie
James-Lange theory of emotion (1884):I feel afraid because I tremble:
Stimulus -> arousal (skeletal of visceral) -> ervaring van angst
Cannon-Bard (1927): The bear makes me tremble and feel afraid:
Stimulus -> subcortical brain activity -> arousal en angstige gevoelens
, Schachter-Singer (1962): I label my trembling as fear because I appraise the situation as
dangerous:
Stimulus -> arousal -> appraisal -> fear
Artikel C. Meston & P. Frohlich
Love at first fright: partner salience moderates’ roller-coaster-induced excitation transfer
In de studie is onderzoek gedaan naar de effecten van resterende opwinding van het
zenuwstelsel op de perceptie van seksuele aantrekkingskracht.
Introductie:
➔ Aanleiding: Zillmanns (1971) excitation transfer theory
➔ Hoofdvraag: wat zijn de effecten van resterende activatie van het zenuwstelsel op
de perceptie van seksuele aantrekkingskracht bij mannen en vrouwen.
Hypothesen:
1. Onder de individuen die niet met een romantische partner in de rollercoaster zaten,
zouden degene die de achtbaan verlieten een hogere beoordeling van
aantrekkelijkheid geven aan de gefotografeerde persoon (van het
tegenovergestelde geslacht) en een gelijke beoordeling aan de zitpartner.
2. Onder de individuen met een romantische zitpartner zouden degene die de
achtbaan uit kwamen een hogere beoordeling geven aan de zitpersoon, maar een
gelijke beoordeling aan de gefotografeerde van het tegenovergestelde geslacht.
Methode:
135 vrouwen, 165 mannen. Ongeveer van gelijke leeftijd (18-25). 59 mannen entering, 79
exit. 45 vrouwen entering, 68 exit. Hieruit werd een groep gesplitst die reden met een
romantische partner en die niet reden met een romantische partner.
De interviewers spraken de deelnemers aan, voor of na de rit, om mee te doen aan een
kleine vragenlijst. De deelnemers werd een zwartwit foto laten zien van een persoon van
het tegenovergestelde geslacht en een aantal vragen gesteld (Likertschaal 1-7):
1. How attractive would you say this person is?
2. If you were single, how much would you like to ask him/her on a date?
3. If you were single, how much would you like him/her?
4. If you were single how much would you like to kiss him/her?
Vervolgens een kleine vragenlijst over de persoon zelf, de zitpersoon en de relatie met en
aantrekkelijkheid van de zitpartner, de angsten voor de rit en fysiologische arousal.
Resultaten