Minor: Werken in gedwongen kader – Training volwassenen.
Bron: Menger, A. (2014). Werken in gedwongen kader: methodiek voor het forensisch sociaal
werk. Amsterdam: SWP.
Hoofdstuk 1: ‘Professionaliteit als kader’.
Een beroepsgroep kan zich professioneel noemen als er sprake is van:
1. Een duidelijke professionele missie
2. Duidelijke activiteiten en specifieke professionele expertise om die activiteiten uit te voeren
3. Inbedding binnen een beroepsgroep/organisatie. Via de beroepsgroep/organisatie vindt
publieke verantwoording plaats van de activiteiten en resultaten.
Professionele expertise kenmerkt zich door:
1. Effectiviteit bij het realiseren van de professionele waarden
2. Werken op basis van expliciete onderbouwde wetenschappelijke kennis en de vertaling
daarvan in methoden en modellen
3. Innovatief reageren en werken vanuit ervaringskennis.
Professionals zijn ingebed in een beroepsgroep, in de organisatie waarin ze werkzaam zijn
en leggen publieke verantwoording af. Publieke verantwoording is duidelijk maken wat je
doet, hoe je dat doet wat je resultaten zijn en welke maatschappelijke waarde je werk
toevoegt.
Hoofdstuk 2: ‘Reclasseringswerk als waarde(n)vol werk’.
De waarden van een professional; doen we goede dingen en doen we de dingen goed…
Waarden verhelderen de doelen die professionals nastreven en de inspiratie van waaruit ze
dat doen.
Voor reclasseringsmedewerkers staan drie waarden centraal:
1. Zorg
2. Veiligheid
3. Autonomie
De drie waarden kunnen samengaan, maar staan soms ook op gespannen voet met elkaar.
Naast de drie centrale waarden, zijn er ook nog zes secundaire waarden:
1. Erkenning
2. Participatie
3. Groei
4. Verzoening met het bestaan
5. Rechtvaardigheid; evenwicht in het rechtssysteem
6. Vergeving; daad afwijzen niet de dader
Hoofdstuk 4: ‘Juridische kaders en extramurale sanctiemodaliteiten’.
Een (minder ernstig) strafbaar feit kan buiten de rechter om worden afgedaan via een
(voorwaardelijke) sepot, transactie of strafbeschikking of OM-schikking.
Reclasseringstoezicht wordt uitgevoerd bij verschillende juridische kaders: voorwaardelijk
, sepot, voorwaardelijke schorsing van de voorlopige hechtenis, voorwaardelijke
gevangenisstraf, voorwaardelijke taakstraf, voorwaardelijke invrijheidsstelling, penitentiair
programma, tbs-proefverlof, voorwaardelijke beëindiging van de tbs of tbs met voorwaarden.
Sinds 2012 is er een lijst bijzondere voorwaarden vastgelegd in de wet. Bijzondere
voorwaarden kunnen onderscheiden worden in: herstellende voorwaarden (vergoeding),
vrijheid beperkende voorwaarden (contactverbod, locatieverbod), gedrag veranderende
voorwaarden (ambulante behandeling, begeleid wonen, drugs- en alcoholverbod), overige
voorwaarden (voorwaarden die het gedrag betreffen).
Hoofdstuk 5: ‘Theorieën over het ontstaan en ontwikkeling van delinquent gedrag’.
+ Aspecten die van invloed zijn op het ontstaan, de ernst, de ontwikkeling en afbouw van
delinquent gedrag
+ Verschillende beginselen voor effectief werken aan het terugdringen van recidive op basis
van; de desistance theorie, RNR-model, good-lives-model.
Ontstaan van delinquent gedrag:
- Biologische factoren
- Sociologische factoren; armoede, uitzichtloosheid, gebrek aan status
- Mensen die tekort hebben en/of gefrustreerd zijn omdat zij minder hebben dan anderen en
geen mogelijkheid zien tot verandering daarin (= strain)
- Sociale ecologie = slechte buurt geboren, grotere kans op crimineel gedrag
- Lage zelfcontrole
Drie modellen voor ontstaan en ontwikkeling van delinquent gedrag:
- Driepadenmodel van Loeber = type gedrag; benadrukt het belang om onderscheid te
maken in het type gedrag, met name in confrontationeel gedrag (openlijk; fysieke agressie)
en heimelijk delinquent gedrag (heimlijk/stiekem; vermogensdelicten). Jongeren die beide
typen gedrag vertonen hebben veel grotere kans op langdurig criminele levensstijl.
- Tweepadenmodel van Terrie Moffitt = type dader; model onderscheidt twee typen daders op
basis van leeftijdsverloop en oorzakelijke factoren. Volhardend delinquent gedrag begonnen
in de vroege kindertijd versus in de adolescentie begonnen delinquent gedrag dat meestal
weer stopt. Daders worden onderscheiden op basis van verloop van de periode waarin
delicten worden gepleegd en de achterliggende oorzaak. Vroege starters vertonen al op
jongere leeftijd meer antisociaal gedrag en hebben te maken met ongunstige
omgevingsfactoren. Late starters beginnen met delinquent gedrag door onvrede over hun
onvolwassen maatschappelijke status, invloed van aantal delinquente vrienden & opzoek
naar nieuwe identiteit.
- Antisociaal potentieelmodel van Farrington; laat zien waarom het handig is onderscheid te
maken in de factoren die verklaren waarom iemand op een bepaalde tijd en plaats een delict
pleegt. Onderscheidt lange termijn en korte termijn antisociaal potentieel. Lange termijn
antisociaal potentieel (LTAP), zoals antisociale ouders en opgroeien in moeilijke
omstandigheden, verklaart waarom mensen dader worden. Bij LTAP zijn mensen eerder
geneigd delicten te plegen. De aanwezige hoeveelheid korte termijn antisociaal potentieel
(KTAP) zoals emoties, groepsdruk en middelengebruik, verklaart waarom een delict op een
bepaald moment gepleegd wordt.