,Hoofdstuk 1: tijd: geschiedenis
1) wat is geschiedenis?
- = het geheel van menselijke handelingen di een het verleden plaatsvonden
- = de studie van het menselijk handelen in het verleden = onderzoek en beschrijving van het historisch proces
elk menselijk handelen uit verleden geeft input voor historisch onderzoek
nut van geschiedenis: verwerven van feitenkennis en inzichtelijke kennis omtrent ontstaan en verloop van talrijke
MIJelijke krachtlijnen
2) bronnen Menselijk handelen in verleden ->
- de studie van het verleden is enkel mogelijk door elementen die gezegd, bronnen -> onderzoek van het verleden
gecreëerd en gedaan zijn -> reconstructie van het verleden
- 2 categorieën:
> overblijfselen: voorwerpen die iets vertellen over het verleden
> overleveringen: mondelinge of schriftelijke getuigenissen die een
eenvoudige of complexe gebeurtenis beschrijven, verhalen of
becommentariëren
- zijn niet gecreëerd voor nageslacht, maar had specifieke functie voor
tijdgenoten vb: ‘de Bello Gallico’ van Cesar is goede bron voor oorlogen
maar is bedoeling om eigen verwezenlijke extra in de verf te zetten
1: indeling van bronnen
- geschreven vs ongeschreven bronnen
- primaire vs secundaire bronnen
- bewuste vs onbewuste bronnen
2: historische kritiek
- = ment moet kritisch zijn tegenover de bronnen
- uitwendige kritiek = kritiek op omstandigheden waarin bron tot stand kwam (oorsprong,
oorspronkelijkheid, ontlezing)
- inwendige kritiek = kritiek op inhoud, boodschap en waarde van de bron (interpretatie, gezag)
3) het historisch referentiekader
een gebeurtenis specifiëren van tijd, ruimte en MIJelijke context
1: een tijdrekening
- vb: christelijke, joodse tijdrekening
- nooit het jaar 0
2: het ruimtelijke referentiekader
- cursus gebruikt West-Europese ruimte als referentiekader
3: het MIJelijke referentiekader
- zie kader pagina 38
,Hoofdstuk 2: de oudste tijden (van de eerste mens tot 800 v.C.)
1) inleiding
- geschiedenis gaat over verleden van menselijke cultuur (niet over uitgestorven dier-en plantensoorten)
- prehistorie:
> start met eerste mensensoorten
> einde met introductie van schrift
moeilijk om te duiden aangezien het niet op zelfde tijd begon/eindigde
- 3 periodes:
paleolithicum: jagers en voedselverzamelaars
mesoliticum
neolithicum: ontstaan voedselproductie
2) wat voor de prehistorie?
zie pagina 24
3) de prehistorie: de periode van de jagers-voedselverzamelaars
1: de evolutie van de mens
- de mens was afhankelijk van het natuurlijke milieu vb: klimaat, fauna en flora
> na de ijstijd ontstond er een warmer klimaat en verandering van fauna en flora
- de evolutietheorie van Darwin:
> redeneringen: - ieder levend wezen heeft een unieke verzameling v
eigenschappen die geërfd zijn
- overlevingsstrijd door schaarse middelen
- bepaalde geërfde eigenschappen kunnen een
individu bevoordelen
- sprake van natuurlijke selectie
> mens stamt niet af van mensapen, maar wel zelfde voorouders
- gelijkenissen: anatomisch, embryologisch, moleculair, genetisch, fysiologisch, chromosomaal
- morfologische verschillen: ontwikkeling vd hersenen, andere gezichtsvorm, schedelbasis
, 2: historiek van de belangrijkste vondsten van sporen van de eerste mensensoorten
Tijd en
*
Anatomie Gevarieerd dieet Cultuur
ruimte
De australopithecus 4,3 tot 2 miljoen 105 - 145cm, robuust Alles wat - stenen werktuigen en
en paranthropus jaar + Afrika bovenlichaam, bereikbaar was: esthetisch gevoel
onderlichaam leek op fruit, gazelles, - niet alle Australopithecus
mens, tweevoetig, bladeren, insecten, zullen voorouders zijn
klimmen, geen noten, knollen,
hamergreep mogelijk, uien, wortels..
relatief ontwikkelde
hersenen
Homo Habilis 2,5 tot 1,8 miljoen Herseninhoud (500 Vruchten, - doelbewust werktuigen
jaar + Oost-Afrika - 800 cm3), planten, aaseter vervaardigen
(koeler klimaat rondere schedel, - nomaden die regelmatig
zorgde voor ander liep rechtop van basiskamp veranderen
eten, gedwongen - meerdere malen Afrika
aan te passen) verlaten
Homo erectus / 1,9 miljoen tot 300 000 160-180 cm, Voedselverzamelaars - jacht, vuur
homo ergaster jaar + Afrika, Europa en groeiende , vlees was van - geleidelijke ontwikkeling
Azië (Noord Europa en herseninhoud belang van taal
Azië bedekt onder ijs ( 1000cm3), dikke - onthouden van dingen ->
dus naar Afrika beenderen, lange plannen
ledematen, moderne - taakverdeling tussen
handen, smalle mannen en vrouwen
heupen, platte torso
Homo 600 000 tot 500 157-175 cm, Voedselverzamelaars- - nomadisch bestaan
heidelbergensis 000 jaar + van krachtiger, jager - werktuigen van hout, riet,
Europa naar hersenvolume van been, hoorn, ivoor, steen
Afrika getrokken 1100-1400cm3 - afslag-of klingtechniek
gebruiken
- kunstvoorwerpen,
versieringen, muziek
- geloofden als eerste leven
na de dood?
Homo 150 000 tot 24 000 Herseninhoud is Voedselverzamelaars- - nomadisch bestaan
neanderthalensis jaar + van Britse groot (kleiner dan jager - werktuigen van hout, riet,
eilanden tot homo sapiens) , been, hoorn, ivoor, steen
Centraal-Azië sterke - afslag-of klingtechniek
(gelijkenissen met wenkbrauwbogen, gebruiken
Homo Sapiens) grote neusholte en - kunstvoorwerpen,
terugwijkende kin versieringen, muziek
- geloofden als eerste leven
na de dood?
Homo sapiens 200 000 jaar + over Wij Voedselverzamelaar- - tolboom perfectioneren
heel de wereld jager die semi- - huiden, geweien, ivoor voor
nomadisch waren wapens, kledingstukken
(bizon, neushoorn, - venusbeeldjes, beeldje van
paard, rendier, wolf, dieren, tekeningen op stukjes
mammoet rots, rotsschilderingen
, 4) het ontstaan der landbouwsamenlevingen
1: het mesolithicum
- = de overgang tussen de ijstijd en de nieuwe levenswijze gebaseerd op landbouw en veeteelt
- klimaatveranderingen -> ingrijpende gevolgen op fauna en flora (vb: temperatuur steeg,
berkenbossen, moerassige stukken) -> bron van voedsel verdwijnt -> levenswijze en
jachttechnieken wijzigen drastisch -> intensiever andere voedselbronnen zoeken (vb:
watervogels, visvangst, eieren, vruchten-luk, eetbare planten… -> ontdekken van
graangewassen)
= tussenstuk van voedsel-jagersverzamelaar naar landbouwer
2: het neolithicum
- = de mens leert de landbouw kennen (kan de natuur onder controle krijgen en naar zijn eigen behoeften zetten) en
slaagt erin om diersoorten te temmen
- sedentaire gemeenschappen -> veranderingen op andere domeinen:
> polijsten van stenen: silex slijpen en polijsten -> ontstaan van bijl
> opkomst van de ruilhandel: steengroeven werden geëxploiteerd en geruild voor voedsel
> spinnen en weven: passende en degelijke kleding maken uit schapenwol, geitenhaar en vlas
> het pottenbakken: voorraadvorming, bord, schaal, bakstenen, olielampen, speelgoed..
> de uitvinding van het wiel en het zeil: voor transport over lange afstand en kracht van wind benutten
- gevolgen van de uitvindingen:
meer voedsel zekerheid en stijgende bevolkingsexplosie
ontstaan van dorpen met werkverdeling
effect op religieus, militair, economisch of politiek vlak: ontstaan priester krijgers, ambtenaar, ambachtslui, politiek
systeem
sociale evolutie met seksuele differentiatie en rolverdeling
eigendomsdeel
geloof heeft invloed op nieuwe leefgewoonten
3: het neolithicum in onze gewesten
- de Bandkeramische cultuur (5400 -4700 v.C.)
kwamen in ons land en waren gebonden aan vruchtbare lössgrond, beken, waterlopen
kenmerken:
> landbouwtechnieken: dorpen werden zelfvoorzienend, graankorrels roosteren, dierlijk voedsel waren
bescheiden
> bewoning met 3 delen
> keramiek: kommen, gesloten potten met afgeronde bodems (granen opslaan)
- de vuursteenmijnbouw
- de megalietbouwers
megalieten = reusachtige rechtsopstaande steenblokken die alleen staan of waaruit grote constructies zijn
opgetrokken
5) de metaaltijd
1: de Bronstijd
metaal vervangde de stenen en had grotere voordelen -> rijkdom vergaren en prestige goederen van metaal
2: de ijzertijd
> inleiding:
- versiering en wapen-en werktuig
- Kelten en schriftculturen -> protohistorie breekt aan voor de Kelten
- einde wanneer de Romeinen er zijn
- 2 grote periodes:
De Hallstatt-cultuur (de eerste Kelten)
- Hallstatt: een Keltische zoutmijn
- ontstaan van Hallstatt-cultuur (door handel en bijhorende cultuur)
- sociale tegenstellingen tussen arm en rijk
- handel zorgde voor cumulatieve celticity (= een almaar toenemende ‘Keltischheid’)
La Tène (de tweede Keltische cultuur)
- inleiding: groot stuk land (van Ierland tot Klein-Azië) -> oorlogen tussen verschillende stammen
- gedeeltelijke voortzetting van Hallstatt-cultuur
- godsdienst bij de Kelten:
> goden werden uitgebeeld: bomen, bronne, openstaande stenen, dieren, monsterachtige mensen..
> geloofden in automatisch herboren worden
> druïden: hoge rang, rol gespeeld in politiek
- kunst bij de Kelten: sieraden, voorwerpen, sculpturen, vorstgrenzen en gouden voorwerpen, munten..