Probleem 1
Leerdoel 1: Wat is hechting?
John Bowlby (1969):
Hechting (attachment) = de sterke affectie/emotionele band die we voelen met speciale
personen in ons leven.
Veilig gehecht: plezierig om te interacteren, voelen zich comfortabel bij aanwezigheid partner
in tijden van stress/onzekerheid.
Reciprocal relationships = kinderen worden gehecht aan hun ouders, en ouders worden
gehecht aan hun kinderen.
b.v. zelfs voordat de baby is geboren.
Authentieke emotionele hechtingen worden langzaam opgebouwd en kunnen erg intiem worden,
zelfs wanneer er geen vroeg contact tussen ouders/baby is geweest.
De waarschijnlijkheid dat een moeder en haar kind veilig gehecht zullen worden is net zo hoog (of
hoger) bij adoptiegezinnen als bij non-adoptie gezinnen.
Synchronized routines = algemene, harmonieuze interacties tussen twee personen waarin zij
hun gedrag afstellen als antwoord op de gevoelens en gedragingen van de ander (ontstaat eerste
paar maanden).
Hoe betere oefening routines, hoe betere relatie sterke wederzijdse hechting.
b.v. lacht de moeder, zal de baby vaak terug lachen.
Soorten hechting Ainsworth:
1) Secure attachment/veilig gehecht (65%) B = een kind-ouder band waarin het kind het contact
met een hecht gezelschap verwelkomt en deze persoon gebruikt als een veilige basis waarin
hij de omgeving wil ontdekken. Het kind is extravert/open met vreemden en exploreert als de
moeder er is. Ook makkelijk troostbaar.
2) (Insecure) Resistant attachment/onveilig ambivalent (10-15%) C = een onzekere kind-ouder
band, gekenmerkt door sterke scheidingsprotesten en een neiging van het kind om dicht bij te
blijven (vooral fysiek), maar weigert dan contact met de ouder, in het bijzonder na een
scheiding. Is voorzichtig met vreemden en exploreert weinig als de moeder er is.
3) Avoidant attachment/onveilig ontwijkend gehecht (20%) A = een onzekere kind-ouder band,
gekenmerkt door weinig scheidingsprotesten en een neiging van het kind om de ouder te
negeren of te ontwijken. Zijn vaak best sociaal actief met vreemden maar kunnen ze soms
ook negeren/ontwijken op dezelfde manier zoals ze bij hun moeder doen.
4) Disorganized/Disoriented attachment/onveilig gedesoriënteerd gehecht (5-15%) D = een
onzekere kind-ouder band, gekenmerkt door het kind zijn verslagen/ontdane verschijning op
een reünie of de neiging om eerst de ouder te zoeken en daarna abrupt te ontwijken. Angst om
alleen gelaten te worden. Dit is de “ergste” vorm, waarbij een kind kan gaan slaan/schoppen
en kan lijden tot misbruik/verwaarlozing.
Leerdoel 2: Hoe ontstaat hechting en is het aangeboren of aangeleerd?
1) Psychoanalytic Theory: I Love You Because You Feed Me: Freud: jonge kinderen (“orale”
creaties) krijgen tevredenheid van zuigen/sabbelen op objecten; zijn aangetrokken tot elke
persoon die orale bevrediging brengt (meestal de moeder dus eerste object veiligheid +
liefde).
- Erikson: responsiviteit = belangrijker! Bij hem was de 1ste fase belangrijkste
(vertrouwen), anders geen veilige hechting mogelijk!
- Geen empirisch bewijs.
1
,Wat bracht deze incomplete fase ons? Voedingsoefeningen niet zo belangrijk voor menselijke
hechtingen als deze theorie eerst dacht; maar Freud was diegene die zei: meer weten over moeder-
kind interactie als we meer willen begrijpen over vorming hechtingen.
2) Learning Theory: I Love You Because You Reward Me: kinderen worden aangetrokken tot de
persoon die hen voedt en behoeften bevredigt.
- Voeding bijzonder belangrijk om twee redenen: (1) toont positieve reacties van tevreden
kind (lacht) affectie van verzorgende voor baby groeit. (2) is situatie wanneer moeders
hun kind voorzien van verschillende soorten comfort – voeding, warmte, liefelijke
aanrakingen/stem, zachtheid allemaal in 1 setting.
- Primary reinforcer: behoefte aan eten.
- Secondary reinforcer: de moeder, want zij geeft voeding & plezier.
Na tijdje verenigt kind met moeder met plezierige/aangename gevoelens moeder
wordt waardevolle “grondstof”. Kind zal alles doen wat nodig is om aandacht van
verzorgende te trekken/dichtbij te blijven.
Harry Harlow & Robert Zimmerman (1959): bestudeerde hechting bij baby aapjes (d.m.v.
metalen moederaap van filmpje) conclusie: aapjes gingen alleen naar de metalen moederaap
toe voor voeding en renden zo snel mogelijk weer terug naar de zachte metalen moederaap
DUS: contact comfort is krachtiger voor hechting bij aapjes dan voeding of het reduceren van
honger voedsel niet cruciaal voor hechting!
Wat bracht deze incomplete fase ons? Zij vervolgen Freud’s bevindingen en concluderen dat
verzorgers een belangrijke rol spelen in de emotionele ontwikkeling van het kind. Waarschijnlijk willen
kinderen eerder een responsieve metgezel die in zijn behoeften voorziet als een betrouwbaar en
gewaardeerd individu die van waarde is voor affectie.
3) Cognitive-Developmental Theory: To Love You, I Must Know You Will Always Be There:
hechting vormen hangt (voor een deel) af van het kind zijn niveau van cognitieve ontwikkeling.
- Vóór hechting: kind moet bekenden van vreemden onderscheiden.
- Kind moet herkennen dat bekenden permanent zijn:
object permanence: het geloof dat een mens ophoudt met bestaan als hij/zij tijdelijk
verdwijnt/weggaat moeilijk om stabiele relatie vormen Piaget: hechting ontstaat op
leeftijd van 7-9 maanden – exacte tijd wanneer kinderen fourth sensorimotor substage
betreden.
Wat bracht deze incomplete fase ons? Zij laten zien: timing van emotionele hechtingen is
gerelateerd aan het kind zijn niveau van cognitieve ontwikkeling.
4) The Ethological Theory: Contemporary Theories of Attachments: alle soorten (incl. mensen)
zijn geboren met aantal aangeboren gedragsneigingen die in bepaalde mate hebben
bijgedragen aan overleving tijdens de evolutieperiode.
Lorenz (1937) imprinting = een aangeboren of instinctieve vorm van leren waarin de
jongeling een bepaald soort bewegend object zal volgen en er gehecht aan zal raken -
gewoonlijk aan de moeder. Imprinting is:
1) Automatisch; jongelingen hoeven niet te leren om te volgen.
2) Onomkeerbaar; zodra eendje object begint te volgen, blijft het gehecht.
- Imprinting = adaptieve respons: eendjes overleven (algemeen) door volgen moeder want
voedsel + bescherming.
- Imprinting = aangeboren: preadapted characteristic: een kenmerk/eigenschap dat product
van evolutie is, dient voor sommige functies die kans op overleving voor individu en soort
vergroten.
- Niet toepasbaar op mensen, want zij hebben geërfde eigenschappen die helpen om contact te
houden met anderen/om verzorging te ontlokken.
- “Kewpie doll” = kinderlijke gezichtskenmerken gezien als schattig/ lieflijk, brengen
gefavoriseerde reacties anderengroot voorhoofd, dikke wangen, zachte rondingen.
2
, Thomas Alley (1981) stemt hiermee in: volwassenen vinden babygezichtjes max. 1
jaar schattiger dan van 2 of ouder hoe schattiger/aantrekkelijker de baby, hoe beter
moeders/anderen op hem/haar reageren.
Bowlby: kinderen niet alleen schattige gezichten, maar ook vele aangeboren
reflexen/reacties hebben vertederende kwaliteiten b.v. het zuig- en grijpreflex
Ouders denken dat kind het fijn vindt dat het dichtbij is.
Bowlby: (onder normale omstandigheden) volwassenen biologisch vatbaar om
gefavoriseerd te reageren op signalen baby moeilijk om te negeren/falen.
John Bowlby (1969, 1980) geloofde dat veel van deze ingebouwde gedragingen speciaal
zijn ontworpen om hechting tussen kinderen en hun ouders te bevorderen.
- Bouwde voort op imprinting van Lorenz.
- Huilen/lachen/zuigen = aangeboren interactie hechting.
- Kind ontwikkelt hechting in fases (0-3) kind wordt steeds selectiever.
Attachment Theory: hechtingstheorie gebaseerd op de evolutietheorie
Hij zag dat: - Er kritieke periode voor hechting is (voor 3-jarige leeftijd);
- Dat kind in bepaalde fasen hechtingsgedrag vertoond;
- Er zijn 4 ontwikkelingsfasen in hechting.
1) Ongericht responsiviteit (0-3 mnd);
- Gebaseerd op ouderlijke stem en gezicht e.d. zal kind hechting maken.
- In eerste weken vertoning van ongerichte reflexmatige lachjes.
- Lachen, brabbelen, kind kan alleen scherp zien op afstand van 30 cm.
- Grijpreflex en zuigreflex / Moro-reflex (bij vallen en schrik).
2) Gericht op bekende verzorger (3-6 mnd);
- Minder sociale glimlach en reflexen naar vreemde mensen (selectief).
- Troosten door anderen helpt minder.
3) Hechting door afhankelijkheid (6mnd – 3 jaar);
- 8-10 mnd; stranger anxiety (piek in angst voor vreemden).
- 14-18 mnd; separation anxiety (scheidingsangstpiek).
- Hechting aan bepaalde personen, voornamelijk aan verzorger.
- Ontwikkelen persoon/objectpermanentie (besef dat iets er nog is als je het niet kunt zien)
Kinderen gaan huilen als verzorger weggaat.
- Als kind zich niet goed voelt zoekt het automatisch ouder op.
4) Partnerschap in hechting (vanaf 3 jaar);
- Kind weet dat ouder weer terugkomt na het weggaan. Dit door:
a) Voldoende begrip over hechting, begrip dat ouder terugkomt naar vertrek
b) Taal begrip speelt ook rol; ouder “ik kom terug” kind “oké”.
Model Shaffer & Emerson (1964) komt overeen: verschil leeftijd, rekening op tentamen!
1) The Asocial Phase (geboorte - ong. 6 weken):
- Reageert op gelijke/lievelingsmanier op interessante (non-)sociale stimulansen.
- Aan einde krijgen kinderen voorkeur voor sociale stimuli: b.v. lachend gezicht.
2) The Phase of Indiscriminate Attachments (ong. 6 weken - 6 of 7 maanden):
- Kind verkiest sociale boven non-sociale stimulatie, protesteert waarschijnlijk wanneer
volwassene ze neer zet of alleen laat.
- Genieten van menselijk gezelschap, maar neigen wat willekeurig te zijn lachen meer
naar mensen dan naar andere “lijkende levende objecten” (handpoppen).
3) The Specific Attachment Phase (ong. 7 – 9 maanden):
- Kinderen zijn gehecht aan iemand die nauw verband is (gewoonlijk de moeder).
- Protesteren alleen bij scheiding één bepaald persoon (gewoonlijk de moeder).
- Kruipen volgen moeders om dichtbij te blijven/begroeten warm bij terugkomst.
- Voorzichtiger met vreemden
3
, - Eerste authentieke hechting ontwikkeld.
Vorming veilige hechting heeft belangrijke consequentie: bevordert ontwikkeling van
onderzoekend/ontdekkend gedrag.
Mary Ainsworth (1979) benadrukt dat hechting functioneert als secure base (veilige
basis) voor ontdekking: een punt van veiligheid waarin een kind zich vrij voelt om te
ondernemen en risico’s te lopen = ontdekken.
4) The Phase of Multiple Attachments (ong. 9 – 18 maanden):
- Kinderen vormen hechtingen naar anderen dan eerste hechting (de moeder) b.v. vader,
grootouders, babysitter, etc.
Hechting automatisch?
Bowlby: veilige hechtingen ontwikkelen geleidelijk als (1) ouders vaardiger worden in
lezen/reageren op signalen baby en (2) als baby leert wat ouders zijn en hoe hij zijn
gedrag beheerst. Kan makkelijk misgaan onveilige hechting (b.v. depressieve
moeder/ongelukkig getrouwde vader, Ainsworth).
Terwijl hij gelooft dat mensen biologisch voorbereid zijn om goed te hechten, zegt hij
ook dat veilige emotionele hechtingen niet zullen ontwikkelen, totdat elke deelnemer
heeft geleerd hoe hij/zij moet reageren op gedrag van ander.
Onderdelen ethologie (artikel):
Soort-specifiek aangeboren gedrag: gedrag is aangeboren als aan 4 punten voldoet:
1) Gedrag in groep is per individu stereotype;
2) Gedrag is aanwezig zonder eerder ervaringen waardoor het aangeleerd kan zijn;
3) Universeel voor soort = alle leden van groep vertonen het gedrag;
4) Gedrag is relatief onveranderlijk na leren en ervaringen.
- Als meerdere groepen zelfde aangeboren gedrag vertonen kan door 2 dingen:
1. Dezelfde voorouders;
2. Gedrag beide groepen zelfde geëvolueerdleefden in zelfde omstandigheden.
- 2 soorten aangeboren gedrag:
Reflexen: simpele reactie op stimuli b.v. eet/zuigreflex, lopen, kruipen, baby grijpt
vinger als het in zijn hand wordt geplaatst.
Fixed action patterns: complexere gedragingen om te overleven, komt tot uiting door
een stimuli b.v. eekhoorns begraven noten
Sign stimulus: lokt de vast actie uit b.v. rode buik van mannelijke stekelbaars in het
territorium van een andere roept angst op.
Evolutionaire perspectief:
- Verandering en duren heel lang (over generatie) dus te koppelen aan genen
(filogenetic) komt overeen met preadapted characteristic Lorenz en Darwin met zijn
evolutietheorie.
- Belang van soort staat boven individu (alleen bij dieren)
Aanleg tot leren:
- Aanleg om te leren is aangeboren
Specifiek: v.b. wilde- en tamme rat / language aquisition device (LAD); mens geboren
met taalvermogen (Chomsky) komt door uiting door stimulans.
Algemeen horen beide bij learning theory!
- Kritieke periode om te leren: imprinting, Freud, Erikson.
Ethologische methodiek:
- Vertrouwen op 2 (manieren nature/nurture)
1. Observaties
2. Experiment in lab
Kritieke periode: als je het dan niet leert, niet meer te herstellen (hechting) (imprinting)
dieren.
Gevoelige periode: perfecte tijd, maar kan later ook niet (taal) mensen
Kritiek: Lorenz beschrijft alleen kritieke periode.
Opzoeken term die reflex en vast actie omvat!!!
4
, Factoren die de hechting beïnvloeden:
Mary Ainsworth (1979)
Caregiving hypothesis: kwaliteit hechting kind naar moeder hangt grotendeels af van ontvangen
aandacht 6 factoren voor veilige hechting:
1) Sensitiviteit: op juiste manier reageren op signalen kind.
2) Positieve houding: positiviteit laten zien aan kind
3) Synchronie: structuren van goedlopende, wederzijdse interacties met kind
4) Mutualiteit: structureren v. interacties waarin moeder-kind zelfde bedoelen.
5) Support: emotionele steun bieden voor activiteiten kind, troosten.
6) Stimulatie: regelmatig stimuleren van acties van kind.
- Secure: moeders sensitiever en responsiever.
- Resistant: ouders inconsistent – enthousiast/onverschillig, afhangend v. humeur
- Avoidant: moeders vaak ongeduldig en niet-responsief, kunnen negatieve gevoelens over
hun kinderen uiten, minder genieten en plezier met contact hen.
- Desorganized: lijdt vaak tot depressieve moeders, kunnen kinderen
mishandelen/verwaarlozen.
Temperament hypothesis: Kagan’s visie dat de Strange Situation meer het individuele verschil in
het temperament van kinderen meet dan de kwaliteit van hun hechting gekoppeld
temperamenten Thomas & Chess:
Temperament % kinderen Hechting % kinderen
Easy 60 Secure 65
Difficult 15 Resistant 10
Slow to warm up 23 Avoidant 20
Erikson, Freud en Bowbly: gevoel voor warmte, vertrouwen en veiligheid dat kind ontvangt van
veilige hecht. = basis voor gezonde psychologische ontwikkeling in latere leven
Koppeling met goodness of fit!
Leerdoel 3: Wat zijn de gevolgen van de soorten hechting? ( kort + lang)
Korte-termijn uitkomsten veilige hechting (0-5 jaar):
Emotionele stabiliteit, Zelfwaardering, Sociaal, Creatief, Probleemoplossend vermogen, Stabiel
gewicht, Goed slapen en eten, Goed inlevingsvermogen.
Onveilige hechting is dus alles tegenovergesteld!
Lange-termijn uitkomsten van veilige hechting (5+ jaar):
Goede relaties, sociaal, bij onveilige hechting: overmatig vriendelijk, internaliserend en externaliserend
probleemgedrag (vijandig en agressief).
John Bowbly en Inge Breherton hebben een interessante verklaring voorgesteld voor de stabiliteit
en de langdurige effecten van vroege hechtingen.
Zij geloven dat als baby’s interacteren met hun eerste opvoeders, dat ze een internal
working model ontwikkelen (= cognitieve representaties van zichzelf, anderen en relaties
die baby’s opbouwen vanuit hun interacties
met opvoeders).
Leerdoel 4: Hoe meet je hechting bij kinderen?
Mary Ainsworth’s:
Strange Situation = een serie van 8 scheidingen
en reünies waarin kinderen worden gebruik om
de kwaliteit van hun hechting vast te stellen.
- De meest gebruikte techniek om kwaliteit
van hechtingen van 1 tot 2-jarigen met
hun ouders/verzorgers te meten.
5