Onderwerp per artikel
1. Weber: Verband tussen kapitalisme en protestantisme, ijzeren kooi, ontovering, plichten
2. Keynes: verband investeringen en verwachte opbrengst, state of confidence, FIH
3. Taleb: Black Swan
4. Foucault: Discipline, toezicht en straf, panopticon, indirecte macht.
5. Minsky: Aanhanger Financial instability Hypothesis (FIH) Keynes, hedge, speculative finance
6. Heidegger: Voorstructuur, dasein (menselijke existentie), intrinsiek betekenisvol, ontologie
7. Gadamer: Hermeneutiek, ontologie, vooroordelen, traditie
8. Dooyeweerd: aspectenleer, subjectief-, objectief aspect, creatief anti-realisme
9. Marx: klassenstrijd, dialectiek van Hegel, thymos, kapitalisme, bovenbouw en onderbouw
10. Spengler: Pruisisch socialisme, kritiek op marx, interpretatie fout klasse vs rang en arbeid
11. Fukuyama: materialistisch argument, spiritueel argument voor visie Hegel
12. Aristoteles: Geluk als hoogste goed, mens is deugdzaam wezen, volkomen deugd
13. MacIntyre: Effecitiviteit van managers, deugden, interne- en externe goederen, toepassing
14. Chomsky: Mainstream media, elite vs massa, probleem van Orwell
15. Jensen & Meckling: 5 modellen (REMM het belangrijkst)
16. Perez: Economische ontwikkeling in golven, installation- en deployment period
17. Dekker: Civil society, vrijwilligheid, vereniging en betrokkenheid
18. Friedman: Winst vergroten enige sociale verantwoordelijk bedrijven
19. De Vries: narcisme, zelfbewustzijn, authentizotic
20. Althusius: Symbiotiek, associatie, sociaal verband
21. Mirandolla: de mens is een mirakel, uniciteit, superioriteit
22. Fourcade & Healy: vier markten: civilizing, destructive, feeble en moralized
, Max Weber. The Protestant ethic and spirit of Capitalism
Max weber
Hij geldt als één van de grondleggers van de sociologie
Politiek: liberale en nationalistische opvattingen
Omschrijft de sociologie als een wetenschap die sociaal handelen wilt begrijpen (verstehen)
en daardoor oorzakelijk verklaren.
o Verstehen: het begrijpen van het gedrag van mensen door je in ze in te leven
Weber vindt dat je wat betreft causaliteit altijd rekening moet houden met meer dan één
oorzaak en dat je, in tegenstelling tot bij de natuurwetenschappen, moet uitgaan van de
waarschijnlijkheid en niet de zekerheid dat een verschijnsel zal optreden.
o Daarin heeft Weber als eerst het belang van waardevrijheid in de sociologie
benadrukt. Je moet proberen zo objectief mogelijk onderzoek te doen en college te
geven.
Weber zag een verband tussen het protestantisme en kapitalisme
o Het ascetische leven van calvinisten (hard, rationeel, systematisch werken, maar niet
mogen genieten van het verdiende geld) zorgde voor veel winst waarmee
investeringen voor nieuwe activiteiten konden worden gedaan. Bovendien konden
arbeiders met het oog op hun religieuze plicht tot hard werken gemakkelijk uitgebuit
worden.
Samenvatting Chapter II; The sprit of Capitalism
Uitgangspunt: De geest kan alleen aan mensen toegeschreven worden, er is dus niet zoiets als
de geest van een concept (kapitalisme zelf heeft geen geest, de geest zit in de mensen die het
kapitalisme hebben vormgegeven).
Weber probeert vanuit Benjamin Franklin de geest van het kapitalisme te begrijpen. De vraag
is echter niet van deze geest precies inhoudt, maar hoe deze vormgegeven is.
o De strekking van de quotes van Benjamin Franklin is dat tijd geld is. Uit deze quotes
blijkt volgens Weber onmiskenbaar ‘de geest van het kapitalisme’.
De omschrijving van Franklin bevatten volgens Weber een bepaalde ethos, een ethisch ideaal
dat stelt dat een eerlijk man niet alleen betrouwbaarheid en kredietwaardigheid wint, maar
bovenal zijn ‘plicht’ verstaat van het vergroten van kapitaal als doel op zich.
o Deze plicht, en het feit dat winst maken wordt gekenschetst als doel op zich, vormen
de uitgangspunten in Webers analyse.
Weber stelt dat de omschrijvingen van Franklin utilistisch van aard zijn, gericht op het
algemene nut door het maximaliseren van geluk voor iedereen.
Deugden die Franklin beschrijft zijn slechts deugden als ze nuttig zijn voor het individu
(doelmatig). Meer deugd dan strik noodzakelijk zou volgens Franklin ook verwerpelijk zijn.
Deugden die door Franklin beschreven worden:
o Eerlijkheid en punctualiteit in handel
o Het niet als bezit zien van winst
Weber gaat het kapitalistisch gedachtegoed verklaren door het protestante ethos
Protestanten hadden volgens Weber twee algemene plichten (deugden) voor het dienen van
het algemene nut:
1. Optimalisering van inkomsten
2. Optimale mate van spaarzaamheid
Door de aanwezigheid van plicht 2 kan het optimaliseren van inkomsten geen hedonistische
behoefte bevrediging zijn (platte behoeftes bevredigen). Daardoor wordt geld verdienen een
doel op zich, de eerste basiswaarde van het kapitalisme.