Blok 1 financieel familie- en erfrecht
Hoorcollege 1a – inleiding relatievermogensrecht
Een relatie is veelal gebaseerd op liefde, maar er komt meer bij kijken dan alleen het
emotionele aspect. Wanneer twee personen een relatie met elkaar aangaan, gaan er
ook vermogensrechtelijke aspecten spelen. Voorbeelden: stel je bent jarig en je
ontvang van de ouders van uw partner een cadeau, van wie is dit dan? Is het voor
mij of voor jou of voor ons allebei. U heeft samen met uw partner een woning
gekocht en een deel hiervan is betaald met uw spaargeld. Krijg je dit terug? Je
partner heeft een afwasmachine gekocht op afbetaling. De schuldeiser verhaalt zich
op jullie koopwoning, kan dit?
Inleiding relatievermogensrecht
Relatievermogensrecht is onderdeel van het familierecht
Wat valt er onder relatievermogensrecht?
o Huwelijksvermogensrecht
Tussen echtgenoten
Boek 1 BW (met name titels 6,7 en 8)
Algemeen vermogensrecht
o Partnerschapvermogensrecht
Tussen geregistreerde partners (art. 80b BW)
Boek 1 (met name titels 6,7 en 8)
Algemeen vermogensrecht
o Samenwoners
Met of zonder samenlevingscontract
Algemeen vermogensrecht\
Bovenstaande is relevant om te bepalen welke regels van toeppassing zijn. Hebben
betrokkene een formele relatie (gehuwd of geregistreerd partnerschap) of hebben zij
een informele relatie (samenwoners, al dan niet met een samenlevingscontract).
Voor de informele relatievorm bestaat er geen speciale regeling. In het geval van
samenwoners is enkel het algemeen vermogensrecht van toepassing.
Huwelijksvermogensrecht en partnervermogensrecht:
Interne werking (echtgenoten onderling)
Externe werking (echtgenoten jegens derden (bijvoorbeeld schuldeisers))
o Let op: externe werking ontbreekt bij de samenwoners!
Tot slot merk ik op dat het huwelijksvermogensrecht en het partnervermogensrecht
niet alleen interne, maar ook externe werking heeft. In boek 1 worden dus niet enkel
de verhoudingen tussen echtgenoten/partners onderling geregeld, maar ook de
verhouding tussen een echtgenoot/partner tegenover een schuldeiser. Art. 1:85 BW
creëert ten aanzien van de andere echtgenoot een extra aansprakelijkheid in geval
van schulden ten behoeve van de gewone gang in de huishouding. Voorbeeld:
partijen zijn gehuwd en de vrouw plaats een boodschappenbestelling bij de Albert
Heijn met betaling achteraf, volgens dit artikel is de man ook hoofdelijk aansprakelijk
voor deze schuld. Het gevolg hiervan is dus dat de verhaalsmogelijkheden worden
uitgebreid. De positie van de schuldeiser wordt in dit geval versterkt.
Hoorcollege 1b – rechten en plichten tussen echtgenoten
Rechten en plichten tussen echtgenoten
, Titel 6 Boek 1 BW: rechten en plichten van echtgenoten
Art. 180b BW: titel 6 is van overeenkomstige toepassing ingeval van
geregistreerd partnerschap
Titel 6 boek 1 BW is dus NIET van toepassing op de samenwoners!!
Wanneer mensen met elkaar in het huwelijksbootje stappen is dit niet zonder
gevolgen. Het huwelijk brengt rechten en plichten met zich mee. De echtgenoten
moeten bij de huwelijkssluiting dan ook verklaren dat zij getrouw alle rechten en
plichten zullen vervullen die bij het huwelijk zijn verbonden.
Rechten en plichten tussen echtgenoten
Zorgplicht echtgenoten (art. 1:81 BW) Morele inhoud huwelijk
Zorgplicht naar minderjarige kinderen (art. 1:82 BW
Inlichtingenplicht (art. 1:83 BW)
Kosten van de huishouding (art. 1:84 BW)
Schulden gewone gang van de huishouding (art. 1:85 en 1:86 BW)
Art. 1:81 en 1:82 BW => zorgplichten
Art. 1:81 BW: zorgplicht tussen echtgenoten
Getrouwheid, hulp en bijstand
Het nodige verschaffen
Art. 1:82 BW: zorgplicht naar kinderen
De tot het gezin behorende kinderen verzorgen en opvoeden
Art. 1:81 BW bevat de zorgplicht tussen echtgenoten. Deze zorgplicht houdt in dat
echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn en dat zij verplicht
zijn elkaar het nodige te verschaffen. De verplichting is een morele niet-
vermogensrechtelijke verplichting. Dit is in feite de uitwerking van de huwelijkse
geloften: dat de echtgenoten getrouw alle rechten en plichten zullen vervullen die de
wet aan het huwelijk verbindt. De verplichting elkaar het nodige te verschaffen is wel
een vermogensrechtelijke verplichting en deze geldt enkel tijdens het huwelijk. Als
het huwelijk eindigt door overlijden dan is boek 4 BW van toepassing en als het
huwelijk eindigt door echtscheiding dan is het alimentatierecht van toepassing. Let
op: art. 1:92a BW bepaald dat de zorgverplichting van art. 1:81 BW niet van
toepassing is als echtgenoten van tafel en bed zijn gescheiden.
Art. 1:82 BW bevat de verplichting van echtgenoten jegens elkaar om de tot het
gezin behorende kinderen te verzorgen en op te voeden, dit is geen
onderhoudsverplichting. Dit geldt niet alleen voor de biologische kinderen, maar ook
voor de stief- en pleegkinderen. Dit artikel biedt echtgenoten de grondslag om de
andere echtgenoot op de zorgplicht aan te spreken en nakoming af te dwingen.
Art. 1:83 BW: inlichtingenplicht
Plicht tot het geven van inlichtingen over:
o Gevoerd bestuur, en
o Stand van goederen en schulden
o Desgevraagd
De inlichtingenplicht is opgenomen in art. 1:83 BW. Volgens dit artikel dienen
echtgenoten elkaar desgevraagd inlichtingen ter verschaffen over het door hen
,gevoerde bestuur, alsmede over de stand van goederen en schulden. De
inlichtingenplicht bestaat dus desgevraagd, dat betekent dat de andere echtgenoot
moet verlangen dat de echtgenoot inlichtingen verschaft. Er bestaat dus geen
verplichting om op eigen initiatief de inlichtingen te verschaffen.
Art. 1:83 BW:
Gehele vermogen
Geen verantwoordingsplicht!
Niet voldaan?
o Opheffing gemeenschap (art. 1:109 BW)
o Uitsluiten bestuur gemeenschapsgoederen (art. 1:91 lid 1 BW)
De inlichtingenplicht ziet op het gehele vermogen. Het ziet dus zowel op de goederen
en schulden van de huwelijksgemeenschap en dus ook op de eigen goederen en
schulden van de echtgenoot. De inlichtingenplicht is geen rekening- en
verantwoordingsplicht. De verplichting is bedoeld om de andere echtgenoot de
mogelijkheid te geven zich op de hoogte te brengen van de financiële positie van zijn
of haar echtgenoot. Dit kan van belang zijn in het kader van de vaststelling van
ieders draagkracht ter zake van de kosten van de huishouding. Voldoet de andere
echtgenoot niet aan de inlichtingenplicht dan kan dat tot gevolg hebben dat de
gemeenschap wordt opgeheven (art. 1:109 BW). Een ander gevolg is dat de
betreffende echtgenoot wordt uitgesloten van het bestuur van de
gemeenschapsgoederen (art. 1:91 lid 1 BW).
Art. 1:84 BW: de kosten van de huishouding
Aansprakelijkheid
Draagplicht (lid 1)
o Gemene inkomen
o Privéinkomen(s) naar evenredigheid
o Gemene vermogen
o Privévermogen(s) naar evenredigheid
o Bijdrageplicht/fourneerplicht (lid 2)
Regelend recht (lid 3)
Art. 1:84 BW bevat een regeling over de kosten van de huishouding. In dit artikel
wordt bepaald op welke wijzen de echtgenoten dienen bij te dragen aan de kosten
van hun huishouding. Het bepaalt de verhouding tussen de echtgenoten, het heeft
dus ook interne werking. De regeling van art. 1:84 BW geldt voor alle echtgenoten:
het geldt voor de echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd en
voor de echtgenoten die onder huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd. Let op: bij een
schriftelijke overeenkomst kan deze regeling worden afgeweken, bijvoorbeeld in de
akte van huwelijkse voorwaarden.
Niet alle kosten die echtgenoten maken vallen onder de kosten van huishouding. Wat
is een huishouding? Een huishouding is een organisatie strekkende tot bevrediging
van de materiële en geestelijke levensbehoeften van de echtgenoten en eventuele
kinderen. Het gaat dus om uitgaven die een dienstbare functie vervullen binnen het
samenlevingsverband/gezin. Het gaat om uitgaven die nodig zijn om de huishouding
draaiende te houden. Bijvoorbeeld: de kosten voor de verzorging en opvoeding van
de kinderen, de huurtermijnen, de rente van de hypotheeklening, vakantie, medische
, kosten etc. De kosten van de huishouding zijn in ieder geval niet: de aflossingen op
de hypotheekschuld of betaalde premies ten behoeve van een kapitaalverzekering
welke verzekering uiteindelijk bestemd is om de hypotheekschuld mee af te lossen.
Dit zijn weliswaar uitgaven, maar vormen geen kosten en de echtgenoten worden er
niet armer van: er wordt wel geld uit gegeven, maar aan de andere zijde vindt er
vermogensopbouw plaats en door de aflossing wordt de schuld immers lager.
Het uitgangspunt van dit artikel is dat de echtgenoot die de verbintenis aangaat
aansprakelijk is. Let wel, de uitgaven kan ook onder de werking van art. 1:85 BW
vallen, als het een uitgaven is ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
Als dit artikel van toepassing is, ontstaat er een extra aansprakelijkheid en is ook de
andere echtgenoot aansprakelijk. Hierdoor kan een schuldeiser zich verhalen op het
eigen vermogen van beide echtgenoten en niet enkel op het eigen vermogen van de
echtgenoot die de verbintenis is aangegaan.
Hoe dienen de kosten van de echtgenoten onderling gedragen te worden? De
draagkracht wordt in lid 1 bepaald. In lid 1 is een volgorde opgenomen ten laste
waarvan de kosten van de huishouding komen
1. Het gemene inkomen
2. Privéinkomen(s) naar evenredigheid
3. Het gemene vermogen
4. Privévermogen(s) naar evenredigheid
Inkomen gaat dus voor het vermogen en gemeenschappelijke gaat voor het privé.
Het gemene inkomen is het inkomen respectievelijke vermogen dat in een
huwelijksgemeenschap valt. Er dient dus wel sprake te zijn van enige
huwelijksgemeenschap tussen de partijen.
In het tweede lid is de fourneerplicht opgenomen. Echtgenoten dienen namelijk wel
die geldelijke middelen ter beschikking te stellen overeenkomstig de draagplicht
zoals is opgenomen in lid 1. De middelen dienen immers daadwerkelijk beschikbaar
te zijn om in de kosten van de huishouding te kunnen voldoen. Art. 1:84 BW is van
regelend recht, want we hebben de mogelijkheid om hiervan af te wijken middels een
schriftelijke overeenkomst.
Art. 1:84 BW => belangrijke arresten
HR 22 mei 1987, NJ 1988, 231 (Ridder te voet)
Vrouw had inkomsten uit een erfenis, die volgens de huwelijkse voorwaarden
gebruikt zouden kunnen worden voor de huishoudelijke kosten. Hier heeft het
echtpaar nooit gebruik van gemaakt, aangezien de man in deze kosten
voorzag. Na het huwelijk stelt de man een vordering in op grond van
ongerechtvaardigde verrijking. De Hoge Raad overweegt dat nu de man
tijdens het huwelijk van procespartijen de lasten van het huwelijk zonder
voorbehoud voor zijn rekening heeft genomen e.a. aanspraak te maken op de
inkomsten uit de erfenis, brengen de goede trouw, redelijkheid en billijkheid en
de rechtsverhouding tussen partijen, met zich mee dat de man na de
ontbinding van het huwelijk die kosten niet meer op grond van art. 2 met
terugwerkende kracht van de vrouw kan terugvorderen. De man heeft zijn
vorderingsrecht verwerkt.
HR 15 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW3044, NJ 2007. 217