Richtlijn Ernstige Gedragsproblemen (onderbouwing)
Aanbevelingen
Het vaststellen van ernstige gedragsproblemen start met screening. Geschikte screenings-
instrumenten zijn de CBCL, de SDQ en de SEV. Na een eerste vaststelling van ernstige
gedragsproblemen, is nader diagnostisch onderzoek op zijn plaats. Dit onderzoek betreft
- de beleving van de problemen door de jeugdige, ouders en omgeving (wat zijn de klachten?);
- de aard en ernst van de problemen (wat zijn precies de problemen, waar doen ze zich voor, hoe
ernstig zijn ze en hoelang bestaan ze al?);
- de verklaring van de problemen (waardoor zijn de problemen ontstaan en waardoor blijven ze
bestaan?);
- de in te zetten hulp (wat moet er nu gebeuren?).
Zet bij kinderen tot twaalf jaar een oudertraining in. Levert deze onvoldoende op, bied kinderen van
acht tot twaalf jaar dan óók cognitieve gedragstherapie aan. Zet bij jongeren vanaf twaalf jaar
cognitieve gedragstherapie en een multisysteeminterventie in.
Creëer een voorspelbare en stimulerende omgeving zodat gewenst gedrag bevorderd wordt.
Bekrachtig gewenst gedrag, leer de jeugdige nieuwe vaardigheden aan, negeer ongewenst gedrag en
geef zo nodig een milde straf.
Help de jeugdige vaardiger te worden in het oplossen van problemen, zelfmanagement, het
waarnemen van situaties en het trekken van juiste conclusies over oorzaak en gevolg. Laat het
achterhalen en uitdagen van storende gedachten over aan hiertoe opgeleide cognitief
gedragstherapeuten.
Neem in samenspraak met ouders en jeugdige altijd contact op met school. Stel vervolgens samen met
ouders, school en jeugdige één plan op waarin staat hoe de gedragsproblemen zullen worden
aangepakt en de jeugdige op school kan blijven.
Voorwoord
De Richtlijn Ernstige gedragsproblemen is geschreven in een taal die de diverse jargons overstijgt. Zo
worden handreikingen geboden aan iedereen die met deze problematiek te maken heeft. Hierdoor was de
ouderversie ook vrij gemakkelijk te maken. De richtlijn is hard nodig. Want hoe de jeugdhulp er ook uit zal
zien na 2015, men is het erover eens dat hulp in de buurt en specialismen die wat meer op afstand
georganiseerd zijn, dichter tot elkaar moeten komen. De richtlijn geeft hiertoe een getrapte aanpak: wat is
normaal probleemgedrag, welke hulp kan in en om school geboden worden en wanneer is specialistische
hulp nodig?
Inleiding
De Richtlijn Ernstige gedragsproblemen is bedoeld om diagnostiek en behandeling van ernstige
gedragsproblemen van jeugdigen binnen de context van het gezin en de school te onderbouwen
en te stroomlijnen. Door middel van deze richtlijn wordt geprobeerd de kwaliteit van de
diagnostiek en behandeling van jeugdigen en hun gezinnen te verbeteren. Deze richtlijn is specifiek
gericht op jeugdigen van 3 tot 18 jaar met ernstige gedragsproblemen en hun omgeving (gezin en school).
Het betreft oppositioneel gedrag, boos en driftig gedrag, agressief gedrag en antisociaal gedrag. Hieronder
vallen ook jeugdigen met een gedragsstoornis die binnen de jeugdhulp behandeld worden. De richtlijn zal
niet ingaan op de aanpak van delinquentie bij jeugdigen. Ook wordt geen onderscheid gemaakt tussen
zorg geboden in een
vrijwillig kader en zorg binnen een gedwongen kader. Deze richtlijn staat niet op zichzelf, maar sluit aan
bij richtlijnen die eerder zijn opgesteld in de jeugdsector.
1.1 Relevantie
Een uniforme richtlijn voor diagnostiek en behandeling van ernstige gedragsproblemen is om
meerdere redenen van belang:
Belang van de jeugdige: kwaliteit van leven, verstorend functioneren op school en met peers. Hoe
jongere de problemen ontstaan, hoe vaker er een beroep op de jeugdzorg wordt gedaan (want
later meer beperkingen).
Belang van ouders, beroepsopvoeders en hulpverleners: handelingsverlegenheid, pedagogisch
klimaat
Maatschappelijk belang, diversiteit en kwetsbare groepen: 15% van de jeugdige criminelen is
verantwoordelijk voor 75% van alle jeugdcriminaliteit, er zijn aanzienlijke gevolgen voor
slachtoffers, omgeving en samenleving
, 1.2 Doel van de richtlijn
De doelen van de richtlijn zijn als volgt:
Professionals in de jeugdhulp geven op uniforme en effectieve wijze vorm aan diagnosticeren van
en interveniëren bij jeugdigen met ernstige gedragsproblemen in de jeugdhulp;
Professionals in de jeugdhulp ondersteunen (beroeps-)opvoeders in de opvoedingscontext (gezin
en school) op uniforme en effectieve wijze bij de opvoeding en begeleiding van jeugdigen met
ernstige gedragsproblemen;
Een overzicht bieden van evidence based en practice based kennis op het gebied van diagnostiek
en behandeling van ernstige gedragsproblemen bij jeugdigen in de context van gezin en school;
Het analyseren van lacunes in kennis met betrekking tot ernstige gedragsproblemen.
1.3 Doelgroep
Deze richtlijn is voor jeugdprofessionals bedoeld. Onder ‘jeugdprofessionals’ worden zowel
‘gedragswetenschappers’ (psychologen, pedagogen of anderen met een gedragswetenschappelijke
opleiding) verstaan als hbo-opgeleide ‘jeugdzorgwerkers’.
1.4 Uitgangsvragen
De richtlijn geeft antwoord op vijf vragen:
1. Waaraan kun je ernstige gedragsproblemen en zich ontwikkelende gedragsstoornissen herkennen? Hoe
ziet het diagnostisch proces eruit wanneer jeugdigen worden aangemeld met een vermoeden van
gedragsproblemen? Welk type diagnostische instrumenten moet bij welke leeftijdsgroep worden ingezet?
2. Welk type interventie is het meest effectief voor welke leeftijdsgroep? Welke interventies zijn in welke
behandelsetting het meest geëigend? Welke interventies kunnen een negatief effect hebben op gedrag?
3. Welke specifieke opvoedingstechnieken van beroepsopvoeders die jeugdigen in groepsverband
behandelen (dagbehandeling en residentieel) dragen bij aan de vermindering van gedragsproblemen?
4. Hoe kunnen jeugdzorgwerkers cognitief-gedragstherapeutische principes toepassen in de dagelijkse
praktijk?
5. Hoe kunnen jeugdzorgwerkers bevorderen dat jeugdigen met gedragsproblemen naar school (blijven)
gaan?
1.5 Juridische betekenis van de richtlijn
De richtlijn zegt iets over wat als goed professioneel handelen wordt verstaan. Richtlijnen zijn geen
juridische instrumenten, maar kunnen wel juridische betekenis hebben. Dit hangt af van de
onderschrijving door beroepsgroepen en praktische bruikbaarheid. Richtlijnen zijn niet bindend: je moet
er van afwijken als dit voor de cliënt beter is. Dit moet je dan wel weer motiveren.
1.6 Toepassing van de richtlijn: gedeelde besluitvorming
Het is van groot belang dat de jeugdprofessional ouders en jeugdige uitnodigt tot samenwerking
en hen gedurende het hele proces bij de besluitvorming betrekt. Actieve deelname van ouders
en kind bevordert namelijk het effect van de hulpverlening. Uitgangspunt is dan ook dat de wensen en
verwachtingen van de ouders en jeugdigen leidend zijn. Hún ervaringen, hún kijk op
de problematiek en de oplossing ervan vormen het uitgangspunt voor de afwegingen die de professional
maakt. Nu kunnen ouders en kind pas echt als volwaardig partner meedenken en meepraten als zij
voldoende geïnformeerd zijn. De richtlijn kan hierbij helpen. Zo komt er een proces van gedeelde
besluitvorming (shared decision making) op gang. Professionals, ouders én jeugdige hebben een
gezamenlijke verantwoordelijkheid om het zorgproces te laten slagen. Zij moeten dus samenwerken.
Samenwerken houdt in dat de jeugdprofessional naar de verwachtingen van ouders en jeugdige luistert,
informeert, uitleg geeft over de diagnostiek, hulpmogelijkheden voorlegt, rekening houdt met een gebrek
aan eigen kracht, oog heeft voor het hele gezin, zich aanpast aan het tempo van het gezin, zijn taalgebruik
afstemt, aandacht heeft voor culturele achtergrond, open sfeer, uitgaat van motivatie en afstemming vindt
over wat reeël en goed genoeg is. Ook jeugdigen en hun ouders moeten zich bewust zijn van hun
verantwoordelijkheden, op tijd aangeven dat iets niet werkt en de eigen mening naar voren brengen.
Om een goede behandelrelatie te kunnen opbouwen, is goed contact met de ouders van belang. Nu
vinden niet alle ouders het even makkelijk hulpverleners te vertrouwen. Neem daarom voldoende tijd om
dit vertrouwen te winnen. Houd er rekening mee dat ouders een ander referentiekader kunnen hebben
dan jijzelf.
Methode: -