Bedrijfskunde Integraal, 3e druk
Hf 1, Hf 2, Hf 3, Hf 4, Hf 5, Hf 6, Hf 7, Hf 8
Hoofdstuk 1
1.1
Organisatie = menselijke samenwerking die doelgericht is en als blijvend bedoeld is.
Bedrijf = goederen en/of diensten voortbrengen of handel drijven met het doel deze op een
afzetmarkt te verkopen.
- Non-profitinstelling (zonder winstoofmerk) -> leveren voor algemeen nut tegen laagst
mogelijke offers.
- Onderneming -> op eigen kracht een opbrengst voor hun producten/diensten realiseren die
hoger is dan de kosten van het maken/leveren ervan.
Het draait in een organisatie om: de mens in een organisatie, de samenwerking in een organisatie,
doelgerichtheid binnen een organisatie, continuïteit in een organisatie.
Synergie-effect = resultaat van de totale samenwerking is groter dan de individuele prestaties.
Interne hoofddoelstelling is het voorbestaan van het bedrijf. Externe hoofdoelstelling is het voorzien
van (maatschappelijke) behoefte.
Transformatieproces = schema van in- en output.
Blackboxbenadering = alleen zien wat er in en uit gaat > geen transformatie.
1.2
Nettowinstmarge = nettowinst/omzet x 100%
Multidisciplinair = vanuit verschillende perspectieven en raakt meerdere vakgebieden.
Interdisciplinair = verbinding van verschillende disciplines > hebben elkaar nodig.
Bedrijfskunde is toepassingsgericht en het gaat over de praktijk. (= de tak van de wetenschap die zich
bezighoudt met organisaties en omgevingen van bedrijven. Het kent een integrale (alles- of
veelomvattend), multi- en interdisciplinaire benadering waarin op een wetenschappelijke manier
aandacht wordt besteed aan praktijkgerichte vraagstukken binnen bedrijven.
Efficiënt = doelmatig effectief = doelgericht
Middel = gebruik je de volgende keer weer, zoals een machine. Het blijft bij een transformatie
aanwezig.
,Hoofdstuk 2
2.1
Primaire proces = beschrijft de kernactiviteiten van een bedrijf. Voegt direct waarde toe aan product
of dienst. Kernactiviteiten bestaan uit primaire functies en die vormen samen het primaire proces.
Ook wel alle handelingen die noodzakelijk zijn om een product/dienst tot stand te laten komen.
Ondersteunend processen zijn ondersteunend aan het primaire proces. Bestuurlijke
processen/management processen sturen aan en controleren.
Proces = 1 serie handelingen 2 met begin/eind 3 doel 4 fasen 5 in- en output 6 dynamisch 7
transformatie.
- Continue proces = gaat altijd door.
- Discontinue proces = verschillende onderdelen komen bij elkaar tot een eindproduct (fiets).
- Natuurlijk proces = vindt vanzelf plaats.
- Kunstmatig proces = door mens/materiaal/middel.
Bedrijfsproces = heet een in- en output, voegt waarde toe, gericht op resultaat. (+ heeft een klant)
Wanneer je op een procesmatige manier naar een bedrijf kijkt let je op 3 aspecten: 1 effectiviteit 2
efficiëntie 3 besturing.
Het kost geld om waarde toe te voegen en die kosten moeten wel in verhouding staan met de
opbrengsten.
Assembleren = samenvoegen
Blockchain = openbaar gemeenschappelijk register dat transacties/handelingen permanent opslaat
via internet.
Fase in primair proces: 1 ingaande logistiek 2 product 3 uitgaande logistiek 4 marketing en sales 5
service.
2.2
Het inkoopproces bestaat uit directe inkoopprocessen (> het product/dienst komt gelijk als
onderdeel in het primaire proces) en uit ondersteunende inkoopprocessen.
2.3
Klantorderontkoppelpunt (KOOP) = het punt in een productieproces waar het proces wordt bestuurd
door individuele orders.
Grondvormen van productie: 1 stukproductie; stuk voor stuk produceren, hoge kostprijs, uniek,
vakmanschap, machines moeten verstelbaar en flexibel zijn.
2 serieproductie; serie producten achter elkaar, kostprijs daalt, weinig klantspecificaties, machine in
lijnopstelling.
3 massaproductie; grote hoeveelheden standaartproducten, kapitaalintensief, hoge productiviteit,
arbeidskosten laag.
4 continue productie; stopt vrijwel nooit, 1 product 24 uur, lijnopstelling.
, Indeling van productiesystemen (De Wild): 1 productie op order 2 productie op voorraad 3
materialen voor elke order bestellen 4 materialen beschikbaar.
Productiemanagement houdt zich bezig met het ontwerpen en besturen van systemen die
goederen/diensten voortbrengen.
Materials management > gondstof-/halffabricatenstromen zo efficiënt mogelijk laten verlopen.
Doelstellingen productiemanagement: 1 klanttevredenheid 2 kwaliteit 3 optimalisatie van middelen.
Niveaus productiemanagement = 1 strategisch niveau 2 tactisch niveau 3 operationeel niveau.
2.4
Belangrijkste schakels in een logistieke keten: 1 aanvoer 2 productie 3 opslag 4 distributie 5 transport
6 informatiebeheer.
Inkomende logistiek is het beheer van goederen en materialen die het bedrijf inkomen. Met lineair
programmeren kun je uitrekenen hoe groot de optimale voorraad is. Interne logistiek is de
verplaatsing van grondstoffen binnen het productieproces voor de bewerking tot een eindproduct.
Uitgaande logistiek is het eindproduct brengen bij de eindgebruiker.
Stappen uitgaande logistiek: 1 voorraadmanagement 2 orders prepareren 3 klantspecifiek
afhandelen van orders 4 verzendklaar maken 5 verzenden.
Productiegrondvormen: 1 divergente productie 2 parallelle productie 3 serieproductie 4 convergente
productie.
Stimulatie heeft als doel: - optimaliseren van materiaalstromen, – knelpunten oplossen, –
doorlooptijden versnellen, - voorraden en buffers analyseren.
Functie van vooraad: - speculatieve voorraad; als prijsstijging wordt verwacht, - buffervoorraad; als
aanvoer en afvoer niet gelijk zijn en goederen moeten wachten voor verdere bewerking.
2.5
Marketing = betreft alle activiteiten die gerelateerd zijn aan het verkopen van een product op dienst.
De klant in de focus.
Marketingconcept houdt in dat het bereiken van organisatorische doelen afhangt van het kennen
van de behoefte en de wensen van de klanten en hierin te voorzien.
5 p’s van marketing (Philip Kolter): 1 product 2 plaats 3 prijs 4 promotie 5 personeel. < marketingmix.
Primair marktonderzoek = informatie direct van de bron onderzoeken. Secundair marktonderzoek =
kijken naar bronnen.
