Geschiedenis samenvatting H2 en H3 Historische contexten VWO6 P1
Veranderingen in de langbouw leiden tot groei van de bevolking
Door verbetering klimaat kwam er:
- Ontginningen van bos en heide
- Droogleggen van gebieden met behulp van molens
- Verbetering van landbouwwerktuigen als de ploeg en de eg: de haakploeg werd
veranderd door de keerploeg
- Invoering van drieslagstelsel: gebruik om landbouwgrond in drie delen te verdelen,
waarbij elk deel om de beurt twee jaar wordt bebouwd en 1 jaar braak gelaten wordt
om de grond te laten herstellen
meer en beter voedsel leidt tot groei bevolking
1350 klimaat verslechterde en bevolkingsdaling door builenpest (Zwarte Dood)
Hogere productielandbouw landbouwoverschotten die boeren te koop aanboden
Op platteland was niet iedereen meer nodig en sommigen gingen zich specialiseren in
bepaalde beroepen en trokken naar de stad.
Alle steden onderhielden handelscontacten met hun omgeving en de groei van de
internationale handel was van grote invloed.
Jaarmarkten gingen in de lokale en internationale handel een belangrijke rol spelen.
Transport verbeterde en nieuw soort schip (kogge groter): handel groeit
Toename handel zorgde ook voor het toenemen van de nijverheid door internationale
handel werden grondstoffen zoals wol aangevoerd, hierdoor kwamen er meer beroepen
groei van nijverheid zorgt voor groei verdere handel
Er ontstaat weer een monetaire economie van grotere omvang:
Door groeiende handel werd betalen probleem: niet iedereen had zelfde munten. om het
bezit van veel geld en het vervoeren ervan veiliger te maken, werd in 1200 de wisselbrief
uitgevonden door Italiaanse bankiers.
De koopman die naar een buitenlandse markt ging, bracht een bedrag naar een bank in zijn
woonplaats. Dit werd schriftelijk vastgelegd en de koopman kreeg van de bank een
wisselbrief mee waarop het bedrag stond dat hij bij een filiaal van de bank in een andere
stad kon inruilen tegen munten.
In de Lage Landen ontwikkelde zich, het eerst in Vlaanderen, 1 van de meest verstedelijkte
gebieden van Europa. 3 oorzaken daarvan:
1. Gunstiger geografische omstandigheden
- Door meerdere bevaarbare rivieren: gunstige plek was samenkomst van rivieren,
burcht of abdij: dit was daar veel
- In Late Middeleeuwen hebben ook de landwegen de urbanisatie bevordert
2. Meer bescherming van Landsheren, hoge edelen en geestelijken en stadsbesturen
- Landsheren, hoge edelen, geestelijken en stadsbesturen zagen eerder dan elders in
de Lage Landen dat het beschermen en helpen van de buitenlandse handel grote
voordelen had
, - Handelsroutes beschermen tegen rovers en piraten, wegen en bruggen verbeteren,
helpen bij bouwen van havens, zorgen voor marktvrede bij jaarmarkten
- Schoten geld voor en zorgden voor einde aan tollen en belasting die de lagere adel
aan kooplieden oplegde
3. Meer samenwerking tussen steden
- Hanze: kooplieden uit die steden hielpen elkaar bij onderlinge handel en de handel
met andere gebieden.
Stedelingen bevochten en kochten zelfbestuur om economische belangen te beschermen.
ze wilden af van verplichtingen landsheer
Sommige landsheren stonden stadsrechten af in ruil voor erkenning als landsheer, betalen
van belastingen en militaire hulp als landsheer in nood was.
In de meest verregaande vorm hielden stadsrechten in:
- Geen verplichtingen meer tegenover de grootgrondbezitters
- Zelf hun bestuur en rechtspraak mogen regelen
- Zelf mogen bepalen wie poorter (stadsburger) is en wie niet
Guldensporenslag: Franse Koning Filips de Schone wou Vlaanderen erbij hebben graaf van
Vlaanderen Gwijde van Dampierre wou dit niet koning zocht bondgenoot bij patriciërs,
graaf bij ambachtslieden strijd tussen Vlamingen en Franse ridders Vlamingen wonnen
na medelijden van God
Elke stad was het centrum van een verzorgingsgebied. De bewoners van zo’n gebied waren
economisch en politiek met elkaar verbonden
Economisch: Platteland zorgde voor grondstoffen nijverheid zette het om in producten en
handelde verder
Politiek: ze behoorden tot het grondgebied van een landsheer
Jaarmarkten speelden in de lokale en internationale handel een belangrijke rol. Door
jaarmarkten ontstonden netwerken in elk verzorgingsgebied maar ook tussen de steden
onderling.
Vaak met feestdag van lokale heilige was een jaarmarkt tegen kleine betaling kon zowel
lokaal als internationaal op de markt staan
In steden gingen meer mensen dood dan op platteland, daarom had de stad steeds nieuwe
kapitaalkrachtige mensen nodig. de stad bood kansen op werk, juridische bescherming,
kans op scholing en daardoor meer kansen op de arbeidsmarkt.
Platteland kleine steden grote steden
In kleine steden waren er geschoolde ambachtslieden en daaruit konden grote steden
mensen pikken
Grote steden was loon ook hoger door forse immigratie van bv bouwvakkers
Atrecht was startpunt van de stedelijke dynamiek in de Nederlandse gewesten. hoge
landbouwproductiviteit en schapenhouderij centrale plaats in de lakennijverheid.
, Atrecht wordt overvleugeld door steden als Brugge Brugge werd als zuidelijkste Hanze-
stad het centrum van de handel tussen Zuid- en Noord-Europa. via Noordzee vonden
handelaren uit Brugge aansluitingen op de handel met steden van de Hanze terwijl ze ook
betrekkingen onderhielden met gebieden in Spanje en Italië.
Patriciërs en adel komen tegenover ambachtslieden en boeren te staan
Patriciërs: burgers die in de steden de macht in handen hadden, meestal de rijke kooplieden.
zij kwamen te staan tegenover het gemeen: de rest van de stedelijke bevolking
(ambachtslieden, dagloners en werklozen).
Steeds meer spanningen over bestuur en over werkomstandigheden en de beloning ervan:
- Alleen de patriciërs, 10% bevolking, maakten deel uit van het stadsbestuur
ambachtslieden, 40%, waren hierop tegen
- De dagloners, het merendeel van de bevolking, had geen vast inkomen, deden het
zwaarste werk en waren niet georganiseerd onvrede in tijd van economische
tegenslag.
Met de Guldensporenslag lieten Vlaamse ambachtslieden en boeren in 1302 zien dat ze
waren opgewassen tegen patriciërs en feodale heren (Kortrijk)
Vlaanderen en Brabant worden het economisch zwaartepunt van de Nederlandse gewesten:
- Deze steden waren sterk verstedelijkt
- Tegen einde 1400 leefde er al 40% in steden.
- Brugge Gent en Ieper maakten deel uit van een internationaal handelsnetwerk dat
het Oostzeegebied, Italië, Frankrijk en Engeland omvatte. in 16e eeuw werd
Brussel grootste handelsstad.
Brugge wordt het handelscentrum in de Lage Landen
- Atrecht was belangrijk door gunstige ligging vlakbij de bloeiende jaarmarkten in
Noord-Frankrijk
- Atrecht na 1300 ongunstig door opkomen maritieme handel.
- Brugge lag gunstig door gunstige verbinding met de zee, door uitdieping, bedijking en
kanalisering van waterwegen Brugge ging de rol als handelscentrum in een
netwerk van een groot aantal steden in de Lage Landen overnemen
Binnen het netwerk versterkte elke stad de eigen positie en het netwerk als geheel door:
1. Innovatie op allerlei gebieden: uitvinding van de kogge, aanleggen van kanalen,
bouwen van grote gebouwen om voorraden op te slaan
2. Schaalvergroting:
- door de groeiende stadsbevolking moest in de steden meer worden gebouwd en in
de omgeving van de steden moest de landbouw steeds meer produceren
- door de toename van de handel moesten (water)wegen worden aangelegd, havens
worden verbeterd en schepen vergroot.
Door schaalvergrotingen werd komst migranten gestimuleerd
In het stedelijke netwerk hadden Antwerpen, Brugge en Amsterdam elk een eigen positie
1. Antwerpen: goede verbinding met het Europese achterland en was toegankelijk voor
de nieuwe grotere schepen