Leerdoel 1: Kliniek van hematologische patiënten met infectie
Bij patiënten met neuropenie schieten de normale afweermechanismen bij infectie tekort, vooral als
het aantal witte bloedcellen daalt. Hoe langer deze situatie duurt, hoe groter de kans op een infectie.
Zulke patiënten kunnen geen normale verdedigingsreactie opbouwen. Dit uit zich klinisch door sterke
afname of zelfs totale afwezigheid van een ontstekingsreactie. De bekende lokale verschijnselen als
zwelling, roodheid, pijn en warmte, evenals laboratoriumbevindingen wijzend op infiltratie van witte
bloedcellen kunnen volledig ontbreken. Vaak is koorts het enige symptoom van infectie. Door de
slechte afweer kan een infectie zich snel uitbreiden en kan een infectie die bij anderen eerder
onschuldig is, levensbedreigend zijn. In het algemeen start men onmiddellijk met antibiotica, behalve
als duidelijk is dat de koorts een niet- infectieuze oorzaak heeft. Paracetamol en NSAIDs moeten
vermeden worden. Zodra de witte bloedcellen zich herstellen is het ergste leed meestal geleden.
Leerdoel 2: Diagnostiek
Als een neutropene patiënt koorts ontwikkelt, zal onmiddellijk grondig lichamelijk moeten worden
onderzocht. Gelet moet er worden op de geringste aanwijzing voor een mogelijke infectie. Wondjes,
drukpijn, roodheid van insteekopeningen van infusen, beslag of blaasjes op slijmvliezen, fissuren aan
de anus en andere symptomen. Er worden kweken afgenomen van bloed. Een stijging van CRP
versterkt de verdenking op infectie, vooral is die recent is opgetreden. Bij klinische patiënten die
langdurig zijn opgenomen, worden röntgenfoto’s genomen van de longen. Bij patiënten die koorts
houden ondanks antibiotische behandeling, worden deze onderzoeken vaak herhaald omdat analyses
die in het begin een normale uitslag geven, later alsnog afwijkend kunnen worden. Bij verdenking op
schimmelinfectie wordt galactomannan in serum of lichaamsvochten gemeten.
Leerdoel 3: Anti- infectieuze profylaxe
- handen wassen, voor en na contact met de patiënt of met mogelijk besmette voorwerpen in de
omgeving. Ook is het gebruik van handalcohol aan te bevelen. Handenalcohol is effectief tegen
bacteriën, maar als virussen het probleem zijn, is handen wassen noodzakelijk.
- voedsel
producten waarvan bekend is dat ze nogal eens besmet zijn met bepaalde bacteriesoorten, zoals
rauw vlees, rauwe vis, ongekookte groenten en rauwkost roomkaas en producten waarin rauwe
eieren zijn verwerkt, blijven verboden
producten uit blik of uit andere steriele verpakking dienen na openen dezelfde dag te worden
genuttigd.
bij het gebruik van grote verpakkingen is het restant niet geschikt voor (andere) neutropene
patiënten
bewaar het voedsel zo veel mogelijk in de koelkast
- isolatie van de patiënt
isolatie in een eenpersoonskamer is zinvol als de nodige infrastructuur aanwezig is, maar is niet
noodzakelijk
goede filtering van de lucht, de deuren dienen zoveel mogelijk gesloten te blijven en de patiënt
blijft voor de hele duur op de kamer
- omgekeerde isolatie (= de patiënt wordt beschermd tegen zijn omgeving, in tegenstelling tot
gewone isolatie waar het doel is de omgeving te beschermen tegen de geïnfecteerde
patiënt)
- antibiotica: potentieel gevaarlijke bacteriën elimineren uit hun reservoir in vooral het maag-
darmkanaal, terwijl de rest van de bacteriën zoveel mogelijk intact gelaten wordt.
bacterieel: fluoroquinolonen, colistine, cotrimoxazol en tobramycine
grampositieve infectie: penicilline-G
gisten: amfotericine B en nystatine
virussen: aciclovir
, Leerdoel 4: Verschillende onderzoeken
1 Laboratoriumonderzoek
1.1 Bloedbeeld
Voor de diagnostiek en behandeling van hematologische aandoeningen is het tellen van de
leukocyten, erytrocyten en trombocyten en het meten van de hemoglobineconcentratie een
veelgebruikt laboratoriumonderzoek. Bij lage waarden kan worden gedacht aan een
aanmaakprobleem of verdringing van de normale hematopoëse in het beenmerg. De lage
bloedcelwaarden geven daarnaast een indruk van het risico op infecties en bloedingen. Bij erg hoge
leukocytenwaarden wordt leukemie of leukemisch ontaard non- Hodgkin lymfoom meer waarschijnlijk
1.2 Chemie
Het meten van groepen bepalingen in plasma, serum of urine verstaan, zoals leverenzymen,
leverfunctie, nierfunctie, hartparameters, maar ook amylase, cholesterol, het totaaleiwit, de
infectieparameters. Verhoogde waarden van het totaaleiwit komen voor bij hydratatie, chronische
infecties en bij multipel myeloom en een verlaagd albumine wordt gezien bij patiënten die erg ziek zijn,
of in katabole toestand en/ of ondervoed zijn.
1.3 Immuunfenotypering en flowcytometrie met behulp van een labelingstechniek
Omdat elk celtype afhankelijk van zijn oorsprong en mate van uitrijping een serie merkers bezit kan
met behulp van een panel gelabelde antistoffen gericht tegen die merkers, het celtype gekaraktiseerd
worden. Deze techniek wordt vaak gebruikt om met meer zekerheid bepaalde typen leukemie vast te
stellen. Ook na behandeling kan met fenotypering soms zeer kleine percentages achtergebleven
kwaadaardige cellen gedetecteerd worden.
Tijdens de incubatie ontstaat er een reactie tussen het antilichaam en de op of in cel aanwezige
merker. Om deze reactie zichtbaar te maken, zijn de antilichamen gelabeld met een fluorescerende
kleurstof, die zichtbaar gemaakt kan worden in de flowcytometer.
Deze techniek wordt dan ook flowcytometrie genoemd.
1.4 Beenmergonderzoek
Wordt uitgevoerd bij moeilijk te verklaren anemie, bij leukocytopenie, trombocytopenie, pancytopenie
of bij het vermoeden van een hematologische maligniteit. Ook het evalueren van een behandeling
vereist vaak beenmergonderzoek. Beenmergonderzoek wordt soms uitgevoerd in het kader van
stadiëring bij niet- hematologische maligniteiten. Beenmerg wordt bij voorkeur verkregen via een
punctie uit de achterzijde van het bekken. Afhankelijk van de vraagstelling gebeurt dit in de vorm van
een biopt. Een biopt is veelal nodig voor aandoeningen die haardgewijs groeien en waarbij de plaats
in het biopt en de wijze van groei belangrijk zijn.
1.5 Genetisch onderzoek
1.5.1 Cytogenetisch onderzoek
Het in kweek brengen van cellen. Op het moment van celdeling waarop de chromosomen zichtbaar
zijn, wordt de celdeling gestopt. De chromosomen worden vervolgens uit de cel verwijderd en op
objectglaasjes gebracht. Door middel van kleurtechnieken worden de chromosomen met hun
specifieke bandering zichtbaar gemaakt. Met behulp van microscopie en elektronica voor
beeldbewerking worden de chromosomen twee aan twee gerangschikt. Hiermee kunnen afwijkingen
in aantal en opbouw van de chromosomen worden gevonden.
Nadeel: het kan alleen worden uitgevoerd met cellen die in deling kunnen worden gebracht of andere
kwaadaardige cellen.