Samenvatting ‘Comptabele informatie en verslaggeving’ H. 1-8
Geschreven door R.D. Achaibersing en C. Esseboom, samengevat door Rosalynn de Jong
Helaas kloppen de cijfermatige uitwerkingen uit het boek niet altijd, waardoor soms wordt
doorgewerkt met foutieve berekeningen om het plaatje een beetje te laten kloppen.
Hoofdstuk 1: Kosten en opbrengsten binnen de onderneming
Het kostenbegrip
De kosten is de waarde van de opgeofferde productiefactoren. Het is belangrijk dat deze kosten
bekend zijn, want dan kan de kostprijs worden berekend. Ook is er offshoring1 en outsourcing2 mogelijk
op basis van die kostprijs.
Methoden voor de meting van het verbruik
Er zijn verschillende soorten voorraadbeheer, namelijk administratief open en gesloten (wel of niet
noteren dat je iets hebt gepakt) en technisch open en gesloten (wel of niet via toonbank). Bij een
technisch gesloten voorraadbeheersysteem is er meer controle op de voorraad.
Bij de directe verbruiksmeting wordt bij elke afgifte een magazijnbon gemaakt en wordt deze geboekt.
4. Kosten verbruik onderdelen
Aan) 7. Voorraad onderdelen.
De eindvoorraad wordt uiteindelijk vastgesteld door de beginvoorraad + inkopen – verbruik. Door
inventarisatie wordt er gecontroleerd of deze eindvoorraad in de boeken ook overeenkomt met de
werkelijke eindvoorraad. De inventarisatie is hier het controlemiddel.
Bij de indirecte verbruiksmeting wordt het verbruik achteraf bepaald.
𝑉𝑒𝑟𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 = 𝑏𝑒𝑔𝑖𝑛𝑣𝑜𝑜𝑟𝑟𝑎𝑎𝑑 + 𝑖𝑛𝑘𝑜𝑝𝑒𝑛 − 𝑒𝑖𝑛𝑑𝑣𝑜𝑜𝑟𝑟𝑎𝑎𝑑
Dezelfde journaalpost, maar dan van alle afgiftes van de hele periode, in plaats van per afgifte. De
inventarisatie is hier het startpunt en niet het controlemiddel. Als je de eindvoorraad weet, ga je het
verbruik berekenen.
Het nadeel van de indirecte methode is de inventarisatie, omdat dit tijdrovend is, en omdat
voorraadverschillen door ongedierte en diefstal tot het verbruik gerekend worden (onnauwkeurig).
Indeling van de kosten
Je hebt verschillende manieren om kosten in te delen:
- Vermijdbaar en niet-vermijdbaar, vermijdbare kosten zijn kosten die niet per se gemaakt
hadden hoeven worden, en deze mogen dan ook niet in de kostprijs verwerkt worden. Niet-
vermijdbare kosten zijn de kosten van kledingafval bij kledingproductie, of bij rationele
overcapaciteit, deze kunnen wel doorberekend worden in de kostprijs omdat ze er gewoon bij
horen.
- Beheersbaar en niet-beheersbaar, beheersbare kosten kunnen sterk beïnvloed worden door
iemand. Niet-beheersbaar voor iemand zijn de wisselkoersverschillen of besluiten die zijn
genomen door een hogere directeur.
- Constant (vaste) en variabel, vaste kosten zijn op korte termijn onafhankelijk van de
productieomvang, vb. afschrijvingskosten en interestkosten. Deze vaste kosten veranderen
sprongsgewijs mee met een grotere productiecapaciteit (grotere fabriek). Variabele kosten
zijn wel afhankelijk van de productieomvang, vb. grondstoffen. Deze kunnen ook degressief
(hoe groter de productie, hoe minder hard de variabele kosten stijgen) of progressief zijn.
1
Offshoring is het verplaatsen van productie naar een lagelonenland, je blijft zeggenschap houden.
2
Outsourcing dan verplaats je activiteiten naar een lagelonenland, en je koopt het daarna bij dat bedrijf in.
Weinig zeggenschap.
1
, - Direct en indirect, directe kosten zijn rechtstreeks toerekenbaar aan een product, vb.
grondstofkosten, loonkosten. Bij indirecte kosten is er geen rechtstreeks verband, vb.
afschrijvingskosten, kosten verlichting.
- Eerstbelast en doorbelast, eerstbelaste kosten zijn de direct costs die rechtstreeks aan een
afdeling worden toegerekend. Deze afdeling belast deze kosten weer door aan andere afdeling
in de vorm van een tarief voor geleverde prestaties.
- Categorisch en functioneel, bij een categorische indeling deel je in op basis van de
productiemiddelen die de kosten hebben veroorzaakt, zoals kosten van grond, duurzame
productiemiddelen, grondstoffen, arbeid, diensten door derden en belastingen. Deze kosten
worden toegewezen aan de diverse bedrijfsafdelingen waarvoor de kosten zijn gemaakt
(verbijzonderen). De functionele indeling verdeelt de kosten over de veroorzakers ervan
binnen de onderneming, zoals afdeling huisvesting, schoonmaak, machine, inkoop, montage,
magazijn, inpak, verkoopafdeling. De doorbelasting is de dekking voor een bepaalde
kostenplaats, door een tarief aan een andere afdeling in rekening te brengen.
- Productie- en periodekosten, productkosten zijn kosten die worden toegerekend aan een
product, periodekosten zijn de overige kosten. Deze periodekosten worden direct ten laste
van het bedrijfsresultaat gebracht, vb. een personeelsuitstapje.
- Voorcalculatorisch, nacalculatorisch en standaardkosten. Uit de nacalculatie kun je de
efficiency- en prijsverschillen bekijken, uitgesplitst naar kostenplaats. De
standaardhoeveelheid is de hoeveelheid opgeofferde productiefactoren bij de meest
efficiënte productiemethode.
𝑒𝑓𝑓𝑖𝑐𝑖𝑒𝑛𝑐𝑦𝑣𝑒𝑟𝑠𝑐ℎ𝑖𝑙 = (𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 − 𝑠𝑡𝑎𝑛𝑑𝑎𝑎𝑟𝑑ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑) ∗ 𝑠𝑡𝑎𝑛𝑑𝑎𝑎𝑟𝑑𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
≫ (𝐴𝑄 − 𝑆𝑄) ∗ 𝑆𝑃
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠𝑣𝑒𝑟𝑠𝑐ℎ𝑖𝑙 = (𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑒 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 − 𝑠𝑡𝑎𝑛𝑑𝑎𝑎𝑟𝑑𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠) ∗ 𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑
≫ (𝐴𝑃 − 𝑆𝑃) ∗ 𝐴𝑄
De registratie van de kosten en opbrengsten in de boekhouding
Er zijn steeds kosten die door een afdeling worden gemaakt, in ruil voor de dekking. Vb. een machine-
uur in ruil voor een tarief per uur, of de montageafdeling een dekking per gereed product.
De verwerking van de kosten kan (1) via de productiecentramethode, oftewel verwerking naar
kostenplaatsen met onderlinge doorbelastingen tussen bedrijfsafdelingen. Voor elke afdeling komt
een opbrengstenrekening (de dekking) en een kostenrekening. De kosten vallen in de 500-serie,
namelijk kosten en dekking. Dit is een functionele indeling, vb. verkoopafdeling, inkoopafdeling. Alle
journaalposten worden geboekt, hierna worden er (eventueel) grootboekrekeningen van gemaakt,
met daarna een proefbalans, gevolgd door een saldibalans met resultatenrekening, en eindbalans.
Onderaan de resultatenrekening staat links het saldo winst, die op de eindbalans wordt opgeteld bij
het eigen vermogen.
De verwerking van de kosten kan ook (2) via de verwerking met onderlinge doorbelasting tussen
kostenplaatsen. Hierbij wordt de 400- en 800-serie gebruikt, resp. verbruik en opbrengsten. De
boekhouding wordt opgedeeld in kostensoorten en niet in kostenplaatsen. Dit is een categorische
indeling, vb. grondstof, loonkosten. Uit beide methodes komt hetzelfde winstresultaat.
Bij kosten naar soort (categorisch), van loonverdeelstaat naar loonbetalingsstaat naar bankboek:
betaalde directe lonen aan) tussenrekening lonen, tussenrekening lonen aan) te betalen lonen, te
betalen lonen aan) bank. En dan nog urenregister directe lonen, namelijk directe lonen aan) verrekende
directe lonen.
Bij het magazijnontvangstenboek wordt puur uitgegaan van het aantal ontvangen kg’s, ongeacht het
aantal bestelde of gebruikte kg’s. Het magazijn boekt Voorraad aan) inkopen, met als voorraad de
ontvangen kg’s * vaste verrekenprijs, en de vaste indirecte marges als opbrengst inkopen en opbrengst
magazijn, met het prijsverschil grondstoffen die het verschil gladtrekt.
2
,De inkoopafdeling doet niks met voorraad, puur de boeking Inkopen + te vorderen OB aan) crediteuren.
En de crediteur betaalt de OB, jij kan deze terugvorderen. Bij het magazijnontvangstregister boek je de
opbrengsten voor het magazijn en de inkoopafdeling (de indirecte opslag op de grondstoffen). Bij het
afstemregister stem je de ontvangen facturen en ontvangen grondstoffen af met het prijsverschil.
Hierdoor vervallen de rekeningen ontvangen facturen en ontvangen grondstoffen.
Omzetten van categorisch naar functioneel: alle 400 en 800 vervangen door 500-rekeningen.
Dubieuze debiteuren
Als je goederen verkoopt is er altijd het risico dat de debiteur niet betaalt. Er zijn vier mogelijkheden:
1. Als de wanbetaling voordoet, op de Resultatenrekening boeken (= eenvoudige methode)
2. Op de balansdatum de debiteuren verlagen met het bedrag dat vermoedelijk oninbaar is (=
statische methode)
3. Een voorziening vormen (= dynamische methode)
4. Een mengvorm tussen nr. 2 en 3 (= statisch-dynamische methode)
De eenvoudige methode is de wanbetaling boeken op het moment dat hij zich voordoet. Het nadeel
is dat de matching tussen kosten en opbrengsten dan verdwijnt.
De statische methode is de vorderingen op 31 december op hun inbaarheid beoordelen en het
oninbare gedeelte eraf trekken. Doordat dit op een vast moment gebeurt, heet dit de statische
methode.
Verlies op debiteuren
Aan) Afschrijving (dubieuze) debiteuren.
Dan heb je alvast een potje rechts op de balans staan als de debiteur echt oninbaar blijkt.
Vermoedelijk oninbare debiteuren komen exclusief OB credit op de eindbalans als ‘Afschrijving
debiteuren’. Definitief oninbare debiteuren komen debet op de ‘Afschrijving debiteuren’. Het potje
wordt dus kleiner als er inderdaad een oninbare debiteur blijkt te zijn. Balansposten zijn debiteuren
links en afschrijving debiteuren rechts, en op de RR verliezen op debiteuren.
Boeking definitief oninbare debiteur:
Afschrijving dubieuze debiteuren
Te verrekenen OB
Aan) Debiteuren.
Het bedrag aan ‘Verlies op debiteuren’ is de definitief oninbare debiteuren + de vermoedelijke
oninbaarheid voor volgend jaar (allebei debet op de grootboekrekening).
De dynamische methode treft een voorziening met een vast percentage van de omzet. Bij een
toevoeging aan deze voorziening krijg je
Afschrijvingskosten debiteuren
Aan) Voorziening debiteuren.
Bij een definitief oninbare debiteur krijg je
Voorziening debiteuren
Te verrekenen OB
Aan) Debiteuren.
En elke keer als er omzet bijkomt, wordt er een deel aan de voorziening toegevoegd. De balansposten
zijn links de debiteuren en rechts de voorziening debiteuren, met daarbij op de RR de
afschrijvingskosten debiteuren.
3
, De statisch-dynamische methode. Als een vordering op een debiteur dubieus wordt, wordt geboekt:
Dubieuze debiteuren
Aan) Debiteuren
Als de vordering definitief oninbaar wordt, dan wordt geboekt (dit stukje is statisch):
Afschrijving dubieuze debiteuren
Te verrekenen OB
Aan) Dubieuze debiteuren
Op de rekening Afschrijving debiteuren staan zowel de vermoedelijke als de definitieve verliezen op
dubieuze debiteuren. Balansposten zijn links de debiteuren en dubieuze debiteuren, en rechts de
afschrijving debiteuren en de voorziening debiteuren, met op de RR de afschrijvingskosten debiteuren.
Het vermoedelijk verlies op de dubieuze debiteuren wordt berekend, en dat bedrag moet credit op de
Afschrijving debiteuren staan. Als er nog wat op die Afschrijving debiteuren credit staat, hoeft er
minder bij geboekt te worden, de boeking is:
Voorziening dubieuze debiteuren
Aan) Afschrijving dubieuze debiteuren
Als er geld aan de voorziening wordt toegevoegd, boeken we:
Afschrijvingskosten debiteuren
Aan) Voorziening dubieuze debiteuren
Stel dat 10% van de debiteuren van €300.000 dubieus is, en daarvan kan 40% niet meer geïnd worden,
met een OB van 20% >> 40% * 30.000 * 100/120 = €10.000, deze staat credit als Afschrijving
debiteuren.
‘van de overige dubieuze debiteuren’>> maak een grootboekrekening om dit bedrag te berekenen.
Het bedrag dat vermoedelijk oninbaar is van de dubieuze debiteuren, staat debet onderaan als ‘Naar
de balans’. Als het saldo van Afschrijving dubieuze debiteuren is berekend, gaat dat debet naar de
grootboekrekening Voorziening dubieuze debiteuren. Met dat bedrag neemt de voorziening af.
Voorbeeld:
122 Afschrijving dubieuze debiteuren
Balans 9700 Nr. 3 16250
Nr. 1 1250
Naar balans (nr.3) 5300
16250 16250
Saldibalans RR Balans
Debiteuren
Dubieuze debiteuren
Afschr.dub.deb.
Voorz.dub.deb.
Afschr.kn.deb.
4