Leerdoelen Module 1
Thema 1 Gevolgen van chronisch ziek zijn
Na afloop van dit thema kun je:
- beschrijven wat bedoeld wordt met chronisch ziek zijn
Een chronische ziekte is gedefinieerd als een ziekte waarbij over het algemeen geen
uitzicht is op volledig herstel. Een chronische ziekte gaat doorgaans gepaard met pijn,
geestelijk lijden, beperkingen in functioneren of andere klachten. De mate waarin mensen
hinder ondervinden verschilt per ziekte en per individu.
Criteria: aard, duur, ernst, zorgbeslag en langdurig (>6 weken, vaak >3x/jaar, irreversibel,
progressief, periodiek terugkerend, levensbedreigend, niet te genezen, onbehandelbaar,
geen uitzicht op volledig herstel, invaliderend, resttoestand, langdurig beroep op zorg).
- globaal een overzicht geven van epidemiologie van de meest voorkomende
chronische ziekten in Nederland
Nek- en rugklachten, artrose, DM, gezichtsstoornissen en coronaire hartziekten.
- uitleggen wat wordt bedoeld met kwaliteit van leven en hoe dit gemeten kan
worden
QALY = Quality-Adjusted Life Years, een maat voor het aantal jaren dat iemand nog te
leven heeft, met correctie voor de kwaliteit hiervan. 1 QALY = 1 levensjaar in goede
gezondheid.
Dit word objectief en subjectief gemeten. Lichamelijk, psychisch en sociaal.
- uitleggen wat gezondheidsdeterminanten zijn en beschrijven welke
determinanten bekend zijn die de kwaliteit van leven bepalen.
Determinanten: persoonsgebonden, leefstijl en omgeving.
,Onder gezondheidsdeterminanten verstaan we alle factoren die de volksgezondheid
beïnvloeden. Het gaat zowel om risicofactoren voor ongezondheid (pathogenese) als om
factoren die de gezondheid positief beïnvloeden (salutogenese).
- verwoorden welke gevolgen chronisch ziek zijn heeft voor het persoonlijke
functioneren en de kwaliteit van leven van de zieke
Afhankelijk van ziekte en individu.
- aangeven welk gevolg het stijgende aantal chronische ziek(t)en heeft op de
organisatie van de (gezondheids)zorg in Nederland
Een onbegrensde invulling van de plicht tot hulpverlening kan andere patiënten en
verzekerden schaden, omdat het beslag legt op beperkte middelen en mankracht.
Trechter van Dunning:
- Noodzakelijke zorg (1e criterium)
- Werkzaamheid (2e criterium)
- Doelmatigheid (3e criterium)
- Eigen rekening en verantwoording (4e criterium)
- uitleggen wat palliatieve zorg is en veel voorkomende symptomen hierbij
kunnen benoemen
Palliatieve zorg is zorg die gegeven wordt aan cliënten wanneer er geen genezing van een
ziekte meer mogelijk is. Palliatieve zorg richt zich op het verminderen of voorkomen van
klachten en problemen tijdens je laatste levensfase.
- Geven van aandacht en zorg voor nabijheid.
- Pro-actief begeleiden van degene die gaat sterven en zijn naasten bij de heroriëntatie op
het levensperspectief.
- Bieden van deskundige zorg waar dat noodzakelijk is, bijvoorbeeld als er sprake is van
een crisis.
- pijnmodel van Loeser beschrijven en uitleggen hoe de verschillende
dimensies zich kunnen manifesteren bij patiënten
Nociceptieve (somatische) pijn: veroorzaakt door weefselbeschadiging,
scherp/zeurend/stekend/kloppend, constant aanwezig, goed lokaliseerbaar.
Dit wordt gevolgd door het lijden aan pijn en de omzetting van dit lijden in gedrag. De
nociceptie cirkel kan heel klein zijn en de pijngedragscirkel heel groot, of andersom.
• Allodynie: een normaal niet pijnlijke prikkel is pijnlijk
• Hyperalgesie: een normaal licht pijnlijke prikkel is erg pijnlijk
• Paresthesiën: raar gevoel (tintelend/brandend/doof/mieren onder de huid)
, - uitleggen hoe chronische pijn ontstaat en gebruikelijke behandelopties
kennen
Acute pijn: relatie met weefselschade is duidelijk.
Chronische pijn: relatie met weefselschade soms heel moeilijk.
Chronische pijn: persisterende weefselschade (neuropathie/oncologie)
Deregulering van processen:
- Perifeer: verhoogde gevoeligheid/prikkeldrempelverlaging
- Centraal: synapssensitisatie, verlies van GABA-erge inhibitie in subst. Gelatinosa,
interacties tussen gliacellen (steuncellen) en neuronen.
CZS plasticiteit, begint vrijwel direct na het acute moment, van invloed zijn: eerdere
ervaringen, preoperatieve pijn en persoonlijkheid.
Adequate behandeling van acute pijn is van groot belang ter preventie van de ontwikkeling
van chronische pijn.
- de diagnose eczeem stellen (anamnese en lichamelijk onderzoek) en
aangeven wat de belangrijkste behandelprincipes zijn
Eczeem is een steriele ontstekingsreactie van de huid door inwerking van een of meerdere
externe en interne factoren. Het is een polymorfe eruptie/efflorescentie. Naast en/of na
elkaar: erytheem, squamae, papulae, vesiculae, natten, crustae, lichenificatie.
3 stadia van eczeem:
1) Acuut eczeem: polymorf met erytheem, oedeem, papel en vesikels evt. natten.
2) Subacuut eczeem: minder polymorf, vesikels drogen in, droog en schilferig
3) Chronisch eczeem: erytheem neemt af, lichenificatie, ontstaan van fissuren
Behandelprincipes:
- voorlichting en adviezen
- medicamenteuze behandeling: lokaal
* indifferent (onschadelijk, geen werkzame stof)
* different: corticosteroïden, teerpreparaten, TIM’s
- medicamenteuze behandeling: systemisch
- huidafwijkingen beschrijven volgens de PROVOKE-methode
PROVOKE: plaats, rangschikking, omvang, vorm, omtrek, kleur, efflorescentie
* rangschikking: gegroepeerd, gedissemineerd, en bouquet, diffuus, solitair, discreet,
circumscript, confluerend, segmentaal, regionaal, gegeneraliseerd, universeel, lineair,
annulair, circunair, corymbiform, concentrisch,kokardevorming, folliculair, reticulair,
ptychotroop.
* efflorescentie: macula, dyschromia, erythema, purpura, teleangiectasie, papula, urtica,
nodulus, nodus, tumor, plawue, vesicula, vesikel, bulla, blaar, pustula, squama, schilfer,
crusta, cornedo, lichenificatie, eroseie, excoriatie, vulnus, ulcus, ragade, fisuur, atrofie,
litteken
, - kent de pathofysiologie, het klinisch beeld en kan onderscheid maken tussen
actinische keratose, plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom en
melanoom.
Actinische keratose: mogelijk voorstadium plaveiselcelcarcinoom. Oppervlakkig in de cutis
seniele actinische degeneratie. In plaveiselcel in stratum spinosum.
Plaveiselcelcarcinoom (PCC): na BCC meest voorkomend. Risico: licht huidtype,
zonblootstelling, imuunstoornis (HIV, immunosuppresiva). Wel risico op metastasering,
vooral lymfogeen.
Basaalcelcarcinoom (BCC): meest voorkomende vorm van huidkanker en van alle
maligniteiten. Risico: >45 jaar, licht huidtype, zonlichtblootstelling.
Zaait zelden uit, kan wel lokaal ingroeien waardoor forse weefselbeschadiging en
morbiditeit.