< Persoonsvorm > 1) Tegenwoordige tijd
(1) Ik vorm of jij erachter: stam
① Elke zin heeft een of meer persoonsvormen. (2) Jij…, hij, zij, het, u, etc: stam + t
② De persoonsvorm geeft: (3) Meervoud (wij, jullie, zij): stam + en
∟ (infinitief = hele werkwoord; wij beloven, de spelers worden).
• Het getal aan (enkelvoud of meervoud)
• De persoon 2) Verleden tijd
- 1e persoon = ik, wij/we (1) Zwakke werkwoorden: ‘t (e)x-f(o)ksch(aa)p.
- 2e persoon = jij/je, u, jullie - Eindigt de stam van het werkwoord met een letter die in ’t ex-
- 3e persoon = hij, zij/ze, ze fokschaap staat, dan gebruik -t. Zoniet dan -d.
• De tijd (tegenwoordige of verleden tijd).
(2) Sterke werkwoorden: langer maken.
③ Je vindt de persoonsvormen door de zin van tijd te veranderen; de
- De jongen vond (want: vonden); zij zoekt - zij zocht (want:
werkwoorden die mee veranderen, zijn persoonsvormen.
zochten).
- Mary heeft in haar leven nooit geschaatst, omdat ze bang is
om te vallen. (3) Onthoud: een persoonsvorm in de verleden tijd spel je nooit met -dt.
- Mary had in haar leven nooit *geschaatste, omdat ze bang
was om te *vielen.
3) Importwerkwoorden
- * = geen correct Nederlands. Vervoegen alsof het Nederlandse werkwoorden zijn.
∟ De werkwoorden heeft en is veranderen, dus zijn
persoonsvormen. De werkwoordsvormen geschaatst en (1) Laat de Engelse uitgangs-e staan, als je uitspraakproblemen krijgt.
vallen kun je niet veranderen in geschaatste en vielen, dus
zijn geen persoonsvormen. - breakdancen - ik breakdance, hij breakdancet
- gamen - ik game, hij gamet
- deleten - ik delete, hij deletet
(2) Gebruik in de verleden tijd gewoon ‘t ex-fokschaap.
- breakdancen - zij breakdancete
- e-mailen - hij e-mailde
,< Overige werkwoordsvormen >
① Infinitief Het hele werkwoord. hijgen, zingen.
② Gebiedende wijs De ik-vorm Kom op tijd! Word nou eens volwassen!
③ Onvoltooid deelwoord Infinitief + d(e) hijgend(e), zingend(e).
Juanita gaat vrolijk lachend door het leven.
④ Voltooid deelwoord Komt meestal voor naast een vorm van hebben, We hebben een huisje gehuurd (vd) in de duinen. De
zijn of worden kinderen waren verdwaald (vd) op de grote kermis. Er
wordt hier ‘s zomers veel gefietst (vd).
(1) Sterke werkwoorden Eindigt meestal op -en: Kijken: De man had te diep in het glaasje gekeken.
(2) Zwakke werkwoorden Maak het werkwoord langer om te horen of de Verdwaald, want verdwaalde.
laatste letter een d of een t is: Gefietst, want gefietste.
- Als je twijfelt over de spelling kun je ‘t ex-
fokschaap gebruiken.
⑤ Bijvoegelijk naamwoord Van een onvoltooid en voltooid deelwoord kun
je een bijvoegelijk naamwoord maken.
(1) Sterke werkwoorden Veranderen niet als ze bijvoegelijk gebruikt De immigrant was blij met zijn recentelijk verkregen
worden. (bn) Nederlands staatsburgerschap.
(2) Zwakke werkwoorden Net als bij gewone bijvoegelijke naamwoorden Hoog - hoge
worden het zo kort mogelijk gespeld. Verloot - de verlote (bn) prijzen
Besteed - de bestede (bn) bedragen.
De in het park wandelende (bn) stedelingen likten aan
hun snel smeltende (bn) ijsjes.
Maar vanwege de uitspraak. Het gewitte (bn) plafond, de geredde (bn)
vluchtelingen.
, < Hoofletters >
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar.
1) Hoofdletters
(1) Aan het begin van een zin.
- Let op: als de zin met een apostrof begint, krijgt het tweede ’t Zal koud zijn in ’t water als ’t vriest.
woord een hoofdletter.
- Let op met het gebruik van hoofdletters in zinnen met een ‘Als ik hier druk’, zei cabaretier Toon Hermans, ‘doet het daar pijn’.
directe rede.
‘Ik krijg voor mijn verjaardag een scooter’, zei Noa. ‘Straks kan ik met
mijn vriendin Irma achterop naar school rijden’.
(2) Bij persoonsnamen. Hans van der Zande; H. van der Zande; de heer Van der Zande; Els van
- Als bij een achternaam met voorvoegsels geen voornaam of der Zande-de Laat.
voorletter staat, schrijf je het eerste voorvoegsel met een
hoofdletter; anders met een kleine letter.
(3) Bij namen van verenigen, instellingen, bedrijven en diensten. Roda JC, Rode Kruis, Elsevier, Nederlandse Spoorwegen
(4) Bij (afleidingen van) aardijkskundige namen, merken, historische Aruba, Zuid-Beveland, het rijke Westen, Amsterdam-Noord, Frans,
gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en Engelsman, Samsung, de Tweede Wereldoorlog, Vondelkade, de Grote
titels van boeken en films. Beer, de Sint-Bavokerk, Kerstmis (maar informeel: kerst), Suikerfeest,
Moederdag, De donkere kamer van Damokles, De terugkeer van de
wespendief.
2) Kleine letters
(1) Soorten: een glaasje bordeaux, een stukje camembert (5) Dagen: woensdag
(2) Historische periodes: de middeleeuwen, het rationalisme (6) Jaargetijden: lente
(3) Afleidingen van feestdagen: kerstboom, paasvakantie (7) Windstreken: het noorden; het zuidwesten
(4) Maanden: juli, december (8) Religies en afleidingen ervan: christendom, islam, gereformeerden, katholiek,
hindoeïstisch