Familie en jeugdrecht.
Hoofdstuk 1.
Recht= Uiterlijke gedragingen “je mag iemand dood denken” (al is dat ethisch
verwerpelijk) maar niet dood maken. De innerlijke gesteldheid kan wel een rol
spelen. (sla je iemand per ongeluk of met opzet). Maar gedachten of
overtuigingen zonder handelen zijn voor het recht niet relevant.
Ethische normen, maar daarnaast ook gewoon ordeningsrecht. Bijvoorbeeld
rijdt je links (Engeland) of rechts (Nederland). Politieke keuzes: wel of geen
recht op kinderopvang.
Het ideaal van de samenleving: Bijvoorbeeld: maximale vrijheid voor een
ieder (VS) of een ideologisch doel waaraan de individuele vrijheid
onderschikt is (Noord Korea). Conflictoplossing.
Recht heeft een technisch doel: het ordenen van de samenleving en het
geven van regels om conflicten te voorkomen.
Definitie vanuit het technische doel: recht is het geheel van
overheidsregels dat de samenleving ordent.
Enkele kenmerken van, notities over recht:
Ethiek als het om gedrag gaat.
Welke ethiek?
Rechtvaardigheid
Wat is rechtvaardig?
Gelijkheid
Is ongelijkheid soms niet rechtvaardiger?
Bescherming van de zwakste
Wie is de zwakste?
Ordenen van de samenleving
Maximale vrijheid van het individu
Rechtsbronnen
Rechtsbronnen, dat betekent waar vinden we het recht. Belangrijke stelling:
recht ǂ wet.
Er zijn vier bronnen van recht.
Het verdrag: Een tussen staten gesloten overeenkomst. Nederland is
partij bij honderden verdragen met diverse andere landen. In die
verdragen staan rechten en plichten die kunnen behoren tot ons recht.
De wet: De wet in formele zin, de wet in materiële zin.
- Wet in formele zin: regering en Staten-Generaal (1 e en 2e kamer).
Meeste wetten in formele zin, zijn ook wetten in materiële zin.
- Wet in materiële zin: bevat algemene regels voor onbepaald aantal
personen.
- Beschikking: heeft geen algemene strekking, geldt in een concreet
geval. (Geldt éénmalig, dus bijv: dakkapel bouwen bij je huis, bij de
gemeente vergunning aanvragen)
De jurisprudentie: Rechterlijke uitspraken zijn bronnen van recht en
kunnen gepubliceerd worden. Je kunt je er op beroepen.
- De rechter is de juridische autoriteit bij uitstek die de inhoud van het
recht (mede) bepaalt, de wet, het verdrag en de gewoonte uitlegt.
- Rechterlijke uitspraken hebben nooit een algemene werking, maar via
het gelijkheidsbeginsel zijn die uitspraken wel belangrijke bronnen van
recht. Zeker uitspraken van hogere rechters kunnen belangrijke
rechtsbronnen zijn.
, De gewoonte: Als een echte gewoonte juridisch relevant is kan het
uitgroeien tot een rechtsregel. Bijv: motie van wantrouwen.
Procedure als het initiatief voor het wetvoorstel komt van de regering:
Voorbereiding op ministerie beraadslaging in Ministerraad advies Raad van
Staten indienen Tweede Kamer indienen van amendementen→ behandeling
Eerste Kamer de Koning voor seign en contra seign door de Minister: het
voorstel is wet publicatie in Staatsblad inwerkingtreding
De staat en de rechtstaat
Voorwaarden voor het zijn van een staat.
Grond
Volk: gemeenschap van mensen
Hoogste gezag
Staat is hier mee een ethisch neutraal begrip. Dat moet je onderscheiden van het
normatieve begrip:
Rechtstaat.
Staatsrechtelijke beginselen (dus niet ethisch neutraal)
Trias politica: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
Legaliteitsbeginsel: de staat moet zich ook aan de regels houden en de
regels zijn tot stand gekomen met democratische invloed.
Democratie: volksvertegenwoordiging.
Onafhankelijkheid van de rechter: benoeming voor het leven, rechtspositie
geregeld bij wet.
Waarborg van grondrechten
Verschillende rechtsgebieden
Privaatrecht: Recht tussen burgers. (= natuurlijke personen en/of
rechtspersonen.)
Kenmerken: veel vrijheid (regelend recht), gelijkheid van partijen.
Tussen burgers (nb een rechtspersoon is ook een burger in dit kader)
Personen en familierecht/ burgerlijk recht (huur en verhuur, koop en
verkoop etc)
Publiekrecht: Recht tussen overheid en burgers of tussen overheden onderling.
Kenmerken: weinig vrijheid, ongelijkheid van partijen.
De overheid speelt een rol.
Strafrecht/ bestuursrecht
Grensgebieden: wegenverkeersrecht/ jeugdrecht.
Strafrecht: de overheid treedt met dwang op tegen het overtreden van
bepaalde normen. Het initiatief ligt bij de overheid.
Staatsrecht: geeft de basisregels voor de organisatie van de overheid.
Staatsrecht is de wijze waarop aan het Nederlandse staatsbestel vorm wordt
gegeven en de invloed die de burger daarop kan uitoefenen. Het is als het ware
een schets van de overheid ‘in ruste’.
Bijvoorbeeld: Moet de Minister zich verantwoorden in de 2 de kamer?
Belangrijkste wet: Grondwet, dat de basis biedt voor onze staatsinrichting.
Grondwet: bevat de fundamentele regels en uitgangspunten van de
Nederlandse rechtstaat.
Hoofdstukken grondwet: grondrechten, regering, koning, Staten-Generaal,
colleges van advies, wetgeving en bestuur, rechtspraak, provincies,
gemeenten.
- Grondrechten: klassieke (gericht tegen de overheid, de overheid
mag iets niet doen, zoals de vrijheid van meningsuiting) en sociale
, grondrechten (zijn een verplichting voor de overheid, recht op een
goede gezondheidszorg etc.)
- Grondrechten zijn NIET absoluut!
Provinciewet, de Gemeentewet en de Kieswet.
Bestuursrecht: Het bestuursrecht gaat over de mogelijkheden die de overheid
heeft om regelend op te treden in de maatschappij.
Bestuurstaak= ordende taak van de overheid.
In het bestuursrecht staat o.a. hoe de overheid zich moet opstellen ten
opzichte van haar burgers.
Belangrijkste wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wet milieubeheer, de Vreemdelingenwet, de Wet werk en bijstand en de
Wet op de jeugdzorg
Burgerlijk recht: regelt de rechtsverhoudingen tussen burgers onderling. Er is
onderscheid tussen zakelijk recht (koop, huur, familierechtelijke rechtsrelaties) en
burgerlijk recht. Het burgerlijk recht bestaat uit:
Personen- en familierecht, waarin de familierechtelijke relaties tussen
mensen worden geregeld.
Vermogensrecht, dat de zakelijke relaties tussen personen regelt.
Rechtspersonenrecht.
- Burgerlijk Wetboek (BW), waarin de rechten en plichten staan
beschreven van burgers op het terrein van het personen- en
familierecht, het vermogensrecht en het rechtspersonenrecht.
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), bevat het
procesrecht met onder andere de gang van zaken tijdens een
burgerlijk proces, de betekenis van een dagvaarding en de rol van
de advocaat.
Europees recht: Dit recht gaat voor een belangrijk deel over de Europese Unie.
Ondernemingsrecht: o.a. bedrijven, vennootschappen.
Personen en familierecht: o.a. huwelijk, naamrecht, ouderschap.
Erfrecht: o.a. testament, legaat
Consumentenrecht: o.a. koop in een winkel etc.
Hiërarchie in de wetgeving
Rangorde van regelgeving
Verdrag
(grondwet)
wet in formele zin
amvb
ministeriele regels
provinciale regels
gemeentelijke regels
(waterschappen )
Materieel en formeel recht.
Materieel recht: de norm zelf.
Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan
doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of
geldboete van de vijfde categorie.
Verboden gedragingen ( diefstal, vernieling, verkrachting), straffen en
maatregelen die aan veroordeelden kunnen worden opgelegd, een aantal
algemene bepalingen die voor alle verboden gedragingen in het strafrecht
gelden. (gericht op de handhaving van de norm)
In het Wetboek van Strafrecht.