100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Leerdoelen burgerlijk procesrecht minor praktisch vermogensrecht en BPR €6,29
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Leerdoelen burgerlijk procesrecht minor praktisch vermogensrecht en BPR

 36 keer bekeken  3 keer verkocht

Leerdoelen burgerlijk procesrecht minor praktisch vermogensrecht en BPR

Voorbeeld 2 van de 22  pagina's

  • 2 september 2022
  • 22
  • 2021/2022
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (12)
avatar-seller
latiffaae
Leerdoelen burgerlijk procesrecht

Minor praktisch vermogensrecht


Leerdoelen week 1

 Je weet de hoofdbeginselen van het burgerlijk procesrecht en deze kennis toepassen.

Als hoofdbeginselen van zo fundamentele aard, dat bij het ontbreken daarvan een behoorlijk civiel proces niet kan worden
gevoerd of in gevaar wordt gebracht en de procedure niet ten volle aan zijn doel kan beantwoorden, kunnen de volgende
worden aangemerkt:
1. Hoor en wederhoor;
2. Onpartijdigheid van de rechter;
3. Openbaarheid van behandeling en uitspraak;
4. Motivering van de beslissing;
5. Partijautonomie
Als hoofdbeginselen in de zin van hoofdkenmerken van ons burgerlijk procesrecht, die niet volstrekt onmisbaar zijn, maar wel
van invloed zijn op de aard en de kwaliteit van de burgerlijke rechtspleging, zijn de volgende te noemen:
6. Onderzoek en beslissing in twee instanties;
7. Toezicht op de rechtspraak door middel van cassatie;
8. Verplichte procesvertegenwoordiging

1. Hoor en wederhoor
Dit in art. 6 EVRM, art. 1 GW en art. 19 Rv gewaarborgde recht omvat het recht van partijen om kennis te nemen van, en zich te
kunnen uitlaten over, alle gegevens en bescheiden die in het geding zijn gebracht en waarop de rechter zich baseer bij het doen
van zijn uitspraak. Procespartijen nemen een gelijkwaardige positie in het proces in en worden gelijk behandeld. De rechter
mag wel een gedaagde bij verstek veroordelen, maar niet zonder dat deze in de gelegenheid is gesteld zich te verdedigen. Het
hoor en weder hoor brengt mee dat het de rechter verboden is kennis te nemen van mondelinge of schriftelijke inlichtingen van
één der partijen zonder dat de wederpartij gelegenheid krijgt zich daarover uit te laten, art. 12 Wet RO.

2. Onpartijdigheid van de rechter
Een vereiste voor goede rechtspraak is dat de rechter onbevooroordeeld tegenover de partijen en hun geschil staat. Hij dient
zonder vooringenomenheid en niet beïnvloed door druk van welke zijde ook van de behandeling van de zaak te leiden en daarin
een beslissing te geven. Ook de schijn van partijdigheid moet worden vermeden. Zodra in een bepaald geval feiten of
omstandigheden bestaan waardoor de onpartijdigheid van een rechter in gevaar zou kunnen komen, kan die rechter door een
partij worden gewraakt en kan de rechter zelf verzoeken zich te mogen verschonen, art. 36-41 Rv.
Het beginsel van onpartijdigheid vloeit voort uit dat van de gelijke behandeling van partijen in een proces. Ook het recht van
onafhankelijkheid en onpartijdigheid is vastgelegd in art. 6 EVRM.

3. Openbaarheid van behandeling en uitspraak
Openbaarheid van rechtspraak bedoelt een waarborg voor een onpartijdige behandeling te zijn en heeft daarmee een preventie
werking. Met uitzonderingen van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terechtzittingen in het openbaar plaats en geschiedt
de uitspraak van vonnissen in het openbaar, art. 121 GW, 4 en 5 Wet RO, 27 en 28 lid 1 Rv. Dit geldt ook voor
verzoekschriftprocedures en beschikkingen, art. 27 en 28 lid 1 Rv. Het beginsel van openbaarheid is neergelegd in art. 6
EVRM. De uitzonderingen staan in art. 27 Rv, dat bepaalt dat de rechter gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten
deuren of slechts met toelating van bepaalde personen kan bevelen:
a. In het belang van de openbare orde of de goede zeden
b. In het belang van de veiligheid van de Staat
c. Indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen, of
d. Indien openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
Een wettelijke uitzondering vindt met in art. 803 en 818 lid 6 Rv: in zaken betreffende personen- en familierecht en in
scheidingszaken geschiedt de behandeling met gesloten deuren. In andere zaken kan de rechter sluiting van de deuren om
gewichtige reden bevelen, art. 4 wet RO.
Beraadslaging in de raadkamer is niet in het openbaar, art. 7 lid 3 wet RO

4. Motivering van de beslissing
De eis dat vonnissen de gronden waarop zij moeten rusten inhouden vindt men in art. 121 Rv. Deze eis is ook neergelegd in
art. 5 lid 1 RO. Verder bepaalt art. 30 Rv: “Vonnissen, arresten en beschikkingen houden de gronden in waarop zij rusten, tenzij
uit de wet anders voortvloeit.”
Het motiveringsbeginsel hangt samen met en vloeit voort uit het beginsel van openbaarheid van rechtspraak, het heeft
verschillende functies.
- De motivering geeft partijen inzicht de door de rechter gevolgde gedachtegang, in de aanvaarding of verwerping van
gronden van eis en verweer, in de vaststelling, bewezenverklaring van feiten en in de toepassing van de rechtsgronden. Zij
stelt partijen in staat te beslissen zich bij het vonnis neer te leggen dan wel een rechtsmiddel daartegen in te stellen.
- De motivering stelt de hogere rechter in staat de juistheid daarvan en van de daarop berustende beslissing te beoordelen.
- De motivering dient als waarborg voor deugdelijke rechtspraak
- De motivering dient niet alleen het belang van partijen, maar ook het algemeen belang: zij dient de rechtsvorming en de
rechtsontwikkeling en maakt deze zichtbaar door beslissingen over rechtsvragen.
- Hoewel het vonnis alleen de partijen bindt, heef het daarnaast een precedentwerking. Deze functie is van grote betekenis
en kan alleen goed tot haar recht komen als de belangrijkste rechterlijke beslissingen worden gepubliceerd. Het
gepubliceerde vonnis kan aanleiding geven tot reacties en rechtswetenschappelijke besprekingen en commentaren.

5. Partijautonomie
De vrijheid die het rechtssubject heeft om over zijn burgerlijke rechten te beschikken en die rechten al dan niet te doen gelden
komt op een bijzondere wijze tot uiting in het burgerlijk procesrecht. Partijen bepalen of er al wordt geprocedeerd en waarover al
worden geprocedeerd. Het initiatief tot het voeren van een proces gaat van de eisende partij uit; zij bepaalt welke vordering zij
aan het oordeel van de rechter ontwerpt en jegens wie zij haar aanspraak in rechte geldend maakt. Partijen bepalen de grenzen

, Leerdoelen burgerlijk procesrecht

Minor praktisch vermogensrecht

van de rechtsstrijd, maar binnen dat kader zijn zij verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar
waarheid aan te voeren, art. 21 Rv.

Erkenning van de partijautonomie als beginsel brengt enige beperkingen van de taak van de rechter mee. Zo mag de rechter
geen uitspraak doen over zaken die niet zijn geëist of meer toewijzen dan is gevorderd, noch mag de rechter verzuimen op enig
nadeel van de eis uitspraak te doen, art. 23 Rv. De rechter mag voorts geen feiten toevoegen aan de door partijen gestelde. Hij
onderzoekt en beslist de zaak op basis van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten grondslag hebben
gelegd, tenzij uit de wet ander voortvloeit, art. 24 Rv. Feiten die in het proces zijn gesteld en niet zijn betwist moet de rechter als
vaststaand beschouwen. Hij mag niet om bewijs vragen, art. 149 Rv. Voor zover er bewijs moet worden geleverd, is dit een taak
van partijen.

Voor zover het gaat om de gang van de procedure heeft de rechter vele bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Hij waakt
tegen onredelijke vertraging van de procedure en treft met het oog daarop zo nodig maatregelen, art. 20 lid 1 Rv. Hij ziet toe op
een ordelijk verloop van het geding en kan eventueel verder uitstel voor het nemen van conclusies weigeren, art. 133 Rv.

Met betrekking tot het verkrijgen en het waarderen van bewijs heeft de rechter een grote vrijheid van handelen. Hij kan in elke
stand van de procedure partijen of een partij bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen,
die op de zaak betrekking hebben, art. 22 Rv. Partijen kunnen dit weigeren indien daarvoor gewichtige redenen zijn, waarop de
rechter beslist of de weigering gerechtvaardigd is, art. 22 Rv.

De rechter is verder bevoegd om ambtshalve aan een partij bewijs op te dragen of om een verschijning van partijen, een
plaatsopneming of een deskundigenonderzoek te bevelen. Als de gedaagde niet verschijnt, dan handelt de rechter
overeenkomstig, art. 139 Rv of art. 121 Rv. Zijn hoofdtaak is het rechtspreken tussen partijen. Daarbij moet hij de feiten
vaststellen, ambtshalve de rechtsgronden aanvullen die niet door de partijen zijn aangevoerd, art. 25 Rv en beslissen.

6. Onderzoek en beslissing in twee instanties
Door het instellen van hoger beroep kan een in het ongelijk gestelde partij trachten een voor haar gunstiger beslissing van de
hogere rechte te verkrijgen. Het onderzoek van de rechter in hoger beroep strekt zich evenals dat van de rechter in eerste
aanleg ook tot de feiten uit. Men spreek daarom van twee feitelijke instanties en de feitenrechter.

7. Toezicht op de rechtspraak door het middel van cassatie
De cassatierechter, de Hoge Raad der Nederlanden, beperkt zich in zijn onderzoek en beslissing tot de toepassing van het
recht. In cassatie vindt geen nieuw onderzoek naar feiten plaats. Er wordt alleen getoetst of het recht juist is toegepast.

8. Verplichte procesvertegenwoordiging
Voor de meeste gerechten mogen partijen niet zelf in het proces verschijnen, maar moeten zij zich doen vertegenwoordigen
door een daartoe bevoegde functionaris. Voor de rechtbanken – met uitzondering van de kamer voor kantonzaken – en voor de
gerechtshoven kunnen zij alleen door een advocaat verschijnen; in een cassatieprocedure voor de Hoge Raad
vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad. Alle proceshandelingen, zoals het overleggen van processtukken en
bewijsstukken, moeten door de procesvertegenwoordiger worden verricht. Partijen kunnen in zaken voor de kantonrechter in
persoon procederen of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Bij een kort geding kan de gedaagde behalve bij
advocaat ook in persoon procederen.

Misbruik van bevoegdheid
Wie zonder (eigen) belang een rechtsvordering instelt of van een hogere voorziening gebruik maakt, wordt niet-ontvankelijk
verklaard op grond van de in ons procesrecht aanvaarde regel ‘geen belang, geen actie’, art. 3:303 BW. Procederen zonder
echt of belang of in strijd met een geode procesorde behoeft echter nog geen misbruik van procesrecht te zijn. Daarvan is pas
sprake als het instellen van een vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrekken belangen
van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de eiser zijn vordering baseer op feiten
en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kenden dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand
moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dit kan een grond voor niet-ontvankelijkheidsverklaring en
veroordeling in de (volledige) proceskosten zijn.

 Je weet de belangrijkste actoren binnen het procesrecht.

De belangrijkste actoren binnen het burgerlijk procesrecht zijn: de rechter, het openbaar ministerie, de advocaat,
gerechtsdeurwaarder en de partijen.

Rechter

Onafhankelijkheid
De rechter dient onafhankelijk en onpartijdig te zijn, art. 6 EVRM. De leden van de rechterlijke macht, met rechtspraak belast,
worden volgens art. 117 lid 1 GW voor het leven benoemd en kunnen enkel zelf ontslag nemen of indien de leeftijd van 70 jaar
is bereikt, art. 46h lid 3 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. De regeling van hun rechtspositie is in art. 117 lid 4 GW voor
het overige aan de wetgever opgedragen. Door een en ander zijn zij onafhankelijk ten opzichte van de uitvoerende macht.

Rechterlijke indeling
Tot de rechterlijke macht behorende gerechten zijn: de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad, art. 2 Wet RO.

Meervoudige kamers en enkelvoudige kamers
De wet onderscheidt meervoudige en enkelvoudige kamers.

Meervoudige kamers bestaan uit drie rechters of raadsheren, tenzij de wet anders bepaald, art. 6 Wet RO

Enkelvoudige kamers bestaan uit één rechter of raadsheer.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper latiffaae. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,29. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,29  3x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd