Pedagogisch Didactisch Begeleiden
Marijke van Eijkeren
Hoofdstuk 1 Observeren
Bij observeren zie je alleen gedrag, maar niet wat zich binnenin het kind afspeelt. Bij observeren ga je
eerst kijken/waarnemen, aan de hand van vragen die je doelbewust en planmatig observeert. Het
resultaat interpreteer je en vervolgens ga je na of je interpretatie klopt.
1.1 Functies van observeren
1.1.1 Ontwikkeling volgen
Vanaf groep 3 maken kinderen toetsen, zodat je kunt zien wat ze kunnen. Om de ontwikkeling van
kleuters te volgen, maak je vaak gebruik van observatie-instrumenten.
1.1.2 Passende begeleiding
Door goed naar een kind te kijken, leer je een kind écht kennen. Ieder kind zit totaal anders in elkaar.
Door goed te observeren kun je ook op tijd signaleren wanneer er iets niet helemaal goed gaat. Het
ene kind stimuleer je tot een betere prestatie te komen, omdat je ziet dat het meer in zich heeft,
terwijl je het andere kind prijst, omdat het voor hem juist hele moeilijke sommen zijn. Het ene kind
heeft een hand om de schouder nodig, terwijl een ander kind liever woorden heeft. Zo verschilt ieder
kind enorm.
1.1.3 Beeldvorming
Een leerkracht krijgt vaak de vraag van ouders om een beeld te schetsen van hun kind. Hierbij kijkt de
leerkracht naar:
• Prestaties
• Werkhouding
• Betrokkenheid en welbevingen
• Persoonlijkheid
• Relatie met de leerkracht
• Sociale vaardigheden
• Omgang met andere kinderen in de groep
Ander personeel binnen school heeft ook te maken met het kind (gymleraar, de RT’er), zij kunnen de
leerkracht hier ook op aanvullen. Iedereen kijkt ook anders naar een kind en interpreteert gedrag
weer anders, daarom is het best lastig. Je wordt ook beïnvloed door wat je ziet en de verwachtingen
die je hebt.
1.1.4 Valkuilen bij beeldvorming
Je neemt de werkelijkheid altijd ‘gekleurd’ waar, waardoor iedereen ook anders naar een kind kijkt.
Je kijkt naar een kind vanuit jouw referentiekader. De belangrijkste valkuilen zijn:
• Sociaal-culturele achtergrond
Vinden we bepaald gedrag plezierig of juist niet? Vinden we het herkenbaar of vreemd,
afwijkend of normaal?
• Emotionele betrokkenheid
halo-effect = de positieve eigenschap straalt uit naar de hele persoons – gevolg: je
waarneming wordt te positief gekleurd
Horn-effect = een negatieve eigenschap beïnvloed je kijk op de hele persoon
Viaa 2022
, • Vooroordelen
Uiterlijke kenmerken of sociaal-culturele achtergrond vormen soms al een beeld voor je,
waardoor je het ene kind ‘beter’ ziet als het andere
• Projectie
Je ziet eigenschappen en ideeën van jezelf terug in de ander. Je projecteert jezelf dan in het
beeld dat je hebt van de ander. Je beschouwt diegene dan te weinig als een individu. Risico:
je ziet bepaald gedrag helemaal niet, of je geeft een verkeerde betekenis aan gedrag.
• Stemming
Afhankelijk van je stemming bekijk je situaties positief of negatief en ben je ook alert of
minder alert.
• Persoonlijke ervaringen
Sommige dingen vallen je snel op of wil je juist niet zien, door je eigen verleden.
1.2 Gedrag
Als je observeert, kijk je naar gedrag. Gedrag is een bewust of onbewust activiteit die je objectief
kunt waarnemen, rechtstreeks of via apparatuur. Gedrag roept gedrag op. Hoe je op gedrag reageert,
hangt af van hoe je het gedrag interpreteert.
Gedrag staat niet op zichzelf. Het wordt bepaald door wat eraan voorafgaat en wat erop volgt. We
noemen dit stimulus en respons.
1.2.1 Stimulus
Stimulus = dat wat het gedrag uitlokt. Dit kan van binnenuit en van buitenaf. Ook behoeften kunnen
de oorzaak van gedrag zijn, zoals de behoefte om bij een groep te horen. De stimulus kan ook buiten
de persoon zelf liggen. Het kan de fysieke omgeving zijn, inrichting, klimaat, geluid van computer.
Ook kan het door de sociale omgeving komen.
Om gedrag te kunnen plaatsen moet je dus iets weten over de oorzaak van gedrag. Hetzelfde gedrag
kan bovendien verschillende oorzaken hebben.
1.2.2 Respons
Respons = het gevolg van gedrag. Wanneer gedrag prettige consequenties heeft, is de kans groot dat
het daarna vaker voorkomt. Volgt er een onprettige consequentie, dan zal dat gedrag daarna
waarschijnlijk minder vaak voorkomen.
1.2.3 Inzicht in gedrag
Pas als je gedrag begrijpt, kun je effectief handelen. Je houdt rekening met alle oorzaken en gevolgen
van gedrag. De betekenis die je geeft aan het gedrag dat je ziet, is een interpretatie.
1.2.4 Selectief waarnemen
Wat je waarneemt, is afhankelijk van de prikkels die je selecteert en daardoor op de voorgrond
treden. Dit is vaak onbewust, maar je kunt hier juist ook bewust voor gaan zitten. Gedrag waar je je
aan ergert, zal je ook meer opvallen dan positief gedrag. Door selectieve waarneming loop je
daardoor het risico om een kind veel negatiever te zien dan het is.
1.3 Waarnemen
Observeren = bewust waarnemen vanuit een vraag
Viaa 2022
, 1.3.1 Van prikkel naar waarneming
Wat we zien, is afhankelijk van onze selectieve waarneming en van de context. Bewust of onbewust
neem je via je zintuigen van alles waar. Die info vormt samen met de info die je al hebt de basis voor
je handelen.
Waarneming is een proces dat beïnvloed wordt door verschillende factoren. Schematisch:
prikkel --> gewaarwording --> verwerking --> waarneming
1.3.2 Gewaarwording
Je kunt alleen iets gewaarworden als je zintuigen goed werken. Op een dag krijg je te veel prikkels
om op te nemen. Je wordt alleen de prikkels gewaar die door de selectie komen. Wat je selecteert, is
afhankelijk van:
• Wat je zintuigen kunnen waarnemen
• Je psychische toestand
• Je ervaring
• De aard van de prikkel
1.3.3 Verwerking
Bij de verwerking kan er nog veel fout gaat. Van de losse stukken info maakt je brein een compleet
beeld. Zie figuur 1.3 op blz. 23. Je brein ziet hier een driehoek met 3 cirkels erachter, maar eigenlijk
zijn het alleen maar 3 cirkels met een hap eruit. Bij het herkennen van figuren spelen verschillende
waarnemingsprincipes een rol:
• Gelijkheid
De neiging om van prikkels die op elkaar lijken een groep te maken
• Nabijheid
Prikkels die dicht bij elkaar liggen, zie je als een eenheid
• Geslotenheid
De neiging om losse brokken informatie samen te voegen tot een gesloten geheel
• Voortzetting
De neiging om prikkels zo waar te nemen dat ze vloeiend in elkaar overlopen
1.3.4 Verwachtingen
Verwachtingen op basis van kennis en ervaring spelen een rol bij de betekenis die je aan een
gewaarwording geeft. Ja handelt altijd in een context, op basis van wat je ziet gebeuren en op basis
van wat je denkt dat er aan de hand is.
1.3.5 Professioneel kijken naar kinderen
Door bewust te kijken naar een kind, kun je veel over een kind te weten komen. Maar je leert ook
over jezelf, wat valt je op? Waar let jij op? Deze punten helpen je om bewust te kijken naar kinderen
in de dagelijkse praktijk:
• Gewoonte van maken om ‘s ochtends naar elk kind in de groep te kijken als het binnenkomt.
Leg contact en let op lichaamstaal.
• Kijk regelmatig rond
• Kies elke dag een thema waar je speciaal op gaat letten
• Kijk vooral naar de positieve dingen, negatieve dingen vallen sneller op
• Maak korte notities over wat je ziet
• Kies elke dag 1 of 2 kinderen om bewust op te letten
Viaa 2022