Biologie examenstof
Bouw en werking van menselijk lichaam
Homeostase – lichaam milieu rondom cellen constant houden.
Wat heeft cel nodig voor overleven:
1. Voedingsstoffen (water, organische stoffen, vitaminen/mineralen)
2. Zuurstof (aerobe dissimilatie, te weinig -> meer O2 opnemen)
3. Constant intern milieu (temperatuur, pH, osmotische waarde)
Positieve terugkoppeling
Negatieve terugkoppeling
Variabele te laag of te hoog => sensor => controlecentrum => effector => sensor of =>
sensor
(geboorte kind, oxytocine afgifte)
Warmte temperatuur -> sensor (huid/ hypothalamus) -> controlecentrum -> zweetklieren ,
zweten en verdampen in huid, veel energie nodig en hierdoor omlaag en/of verwijde
bloedvaten warmte afstaan, zweetklieren afname sensor huid/hypothalamus
Koud temperatuur -> haar samentrekken -> isolerende waarde neemt toe en zweetproductie
afname.
Bloedvatenstelsel – Verbind interne milieu in cel met alle organen in lichaam.
Functie:
1. Transport (gaswisseling longen, opname en vervoer voedingsstoffen verteringsstelsel,
uitscheiding nieren)
2. Bescherming (bloedstolling, afweer)
3. Regulatie (vervoeren hormonen, pH buffering, verandering bloedverdeling)
Dubbele bloedsomloop
1. Kleine bloedsomloop (hart naar longen en longen naar hart, uitstaan CO2 en opname
O2)
2. Grote bloedsomloop (hart naar alle organen, CO2 naar bloed -> hart, O2 naar
organen)
,Aanvoerende bloedvat (O2-rijk) = slagader -> hoge druk, dikke wand, spierlaag, nauw
lumen en elastisch bindweefsel
Haarvatennetwerk – uitwisseling plaats zuurstof, CO2 en voeding. Dunne wand
makkelijker/sneller voor diffusie.
Afvoerende bloedvat(O2-arm) = ader-> lage druk, geen dikke spierlaag, wijd lumen,
kleppen voorkomen terugstroming.
Poortader heeft tweetal haarvaten. (maag en darmen voeding opname eerst naar lever en
daarna leverader)
Bouw bloedvaten
1. Binnenste laag = laag plat gladde endotheelcel in contact met bloed en buitenkant
basaalmembraan verbindt laag met middelste laag.
2. Middelste laag = elastisch bindweefsel, gladde spierweefsel
3. Buitenste laag = bindweefsel dat bloedvat verbindt met omliggende organen.
Bloedsamenstelling
55 % Bloedplasma – bestaat uit vooral water, ook zouten, plasma-eiwitten (albumine), O2,
voedingsstoffen, afvalstoffen, antistoffen en hormonen.
Rode bloedcellen – betrokken CO2 en O2, geen celkern, dissimilatie aeroob, 120 dagen
worden gevormd in beenmerg (zitten stamcellen) onder invloed EPO.
Witte bloedcellen – afweer, meerdere typen, kern + organellen.
Bloedplaatje – stukje cel betrokken bij stolling.
Bloedstolling (hemostase)
1. Samentrekken spieren rondom bloedvaten -> verminderde bloedstroom bloedvatwand.
2. Propvorming (Bloedplaatjes hechten aan beschadigde bloedvat en vormen prop).
3. Bloedstolling (stollingcascade -> stollingsfactoren en cofactor Calcium leidt tot
omzetting protrombine tot trombine en vorming fibrine door fibrinogeen zorgt voor korst).
Hart – Rondpompen bloed
Bouw hart
Ader O2 -rijk – van arm, hoofd en organen onder hart .
Onderste holle ader O2-arm -> vanaf onder hart organen bloed terug richting hart.
Bovenste holle ader O2-arm-> van boven hart organen bloed terug richting hart.
, Kransslagader O2-rijk aanvoer voor hartspier.
Kransader O2-arm afvoer, via bovenste holle ader naar hart.
O2-arm via bovenste/onderste holle ader -> Rechterboezem (bloedinstroom) ->hartklep ->
rechterkamer -> slagaderklep -> longslagader
O2-rijk Longader -> Linkerboezem (bloedinstroom) -> linkerkamer -> Aorta
Septum – Linkerhelft scheiden van rechterhelft zodat O2-rijk en O2-arm niet mengen.
Werking hart
Hartcyclus – samentrekking (systole) en ontspanning (diastole)
1. Passieve vullingsfase (boezem + kamerdiastole, hartkleppen open, slagaderkleppen
gesloten)
2. Actieve vullingsfase (boezemsystole, hartkleppen open, slagaderklep gesloten,
boezem in kamer geduwd)
3. Ventrikel systolische fase (boezemdiastole, kamersystole, hartklep sluiten,
slagaderkleppen open door hoger druk kamer dan slagader -> bloed in slagaders)
Regulatie hartslag – signaal geven aan hartspier, autonoom
Sinusknoop: natuurlijk pacemaker hart, hartspiercellen rechterboezem, zelfstandig impuls,
veroorzaken boezemsystole (P in grafiek, binas 84D2)
Beïnvloed door
1. Autonome zenuwstelsel (hersenstam), orthosympatisch stimuleert sinusknoop,
parasympatisch remt sinusknoop
2. Hormoonstelsel: adrenaline (stress) uit bijniermerg stimuleert sinusknoop
3. Lichaamstemperatuur, hoe hoger temperatuur hoe meer sinusknoop gestimuleerd.
Atrioventriculaire (AV) knoop : groep hartspiercellen in septum, impulsen vertraagd naar
kamers, zorgt voor kamersystole (QRS in grafiek binas 84D2, T in grafiek is diastole)
Via bundel van his depolariseert tussenschot en gaat via purkinje vezels over rest v/d
hart.
Bloeddruk
Bloed stroomt altijd van hoge naar lage druk! (kan negatief zijn)
Rondom hart