Werkgroep 1: Legaliteit en rechtsvinding in het materiële strafrecht (2 november 2021):
Literatuur:
P.A.M. Mevis, ‘Over begraven, kraken en euthanasie: rechtsvinding in
maatschappelijk gevoelige zaken’, in: G. Knigge e.a., Gehoord de procureur-generaal.
Opstellen aangeboden aan prof. mr. J.W. Fokkens ter gelegenheid van zijn afscheid als
Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p.
209-219.
De keuze uit mogelijke interpretaties van materieel strafrecht lijkt mede bepaald door de
bijdrage van de uitkomst aan de regulering van bepaalde (omstreden) maatschappelijke
kwesties.
Bijv. vrijheid van meningsuiting, euthanasie e.d.
Politieke rechtspraak
De uitkomst lijkt in ieder geval niet louter door juridische, rechts- of wetstechnische
argumenten bepaald: juridisch kon het ook anders.
In de bijdrage wordt gekeken naar de rechtsvorming van de Hoge Raad in (omstreden)
maatschappelijke kwesties.
Waar liggen volgens de HR de grenzen van zijn rechtsvormende taken.
Uitersten: wetgevingsbevel en het buiten werking stellen van een formele wet
wegens strijd met eenieder verbindende verdragsbepalingen.
Deze uitersten laten de wetgever weinig ruimte
De wijze waarop de strafrechter wetten in formele zin kan en mag toetsen, en zo ja,
waaraan, is een onderontwikkeld aspect van de inrichting van Nederlands publiekrecht
waaraan verschillende aspecten kleven.
De strafrechter verkeert in een tussenpositie omdat hij in de Nederlandse
staatsrechtelijke verhoudingen de uitkomst van de politieke beslissing van de
wetgever (strafbaarstelling) alleen terzijde mag schuiven als het juridisch
beslissingsschema hem daartoe legitimeert, maar binnen dat schema meer en
meer ‘politieke’ beoordeling van hem wordt gevraagd.
Par. 5: de relatieve betekenis van interpretatiemethoden: legaliteit
Er is bij de arresten met een politiek element telkens sprake van van een ‘normatieve
keuze’ van interpretatie door de Hoge Raad, in de eerste plaats van de argumenten, niet
van de interpretatiemethode.
De beslissing is geen resultaat van een uniform beslissingsmodel
Dat relativeert de argumentatie in de ene zaak door de daarvan afwijkende in de
volgende zaak, maar problematiseert ook.
Want waar haalt de Hoge Raad dan het (normatieve) kompas vandaan (de
‘huidige en juridische en maatschappelijke realiteit’ uit het Mensenroofarrest) om
de concrete politieke kwestie inhoudelijk te beslissen?
Wat is de verhouding tot de wetgever?
De vraag rijst of we de wetshistorische interpretatie als methode overeind kunnen
houden. De Hoge Raad hanteert niet zozeer een wetshistorische interpretatiemethode
maar, in de beperkte systematiek van het Frans-Nederlandse cassatiestelsel34 waarin de
rechter – in een hooguit indirecte dialoog – slechts de argumenten voor zijn beslissing in
het arrest opsomt, put de voor hem relevante argumenten ook uit de wetsgeschiedenis,
als en voor zover hij die argumenten daarin aantreft.
Er is (slechts) sprake van gerichte selectie van ‘bruikbare’ elementen.
, De verschillen in normatief gewicht zijn daarbij zo groot dat ook hier de
wetshistorische argumentatie in de ene beslissing de afwijkende argumentatie in
de andere zaak ontkracht en vice versa.
De HR gebruikt vaak de betekenis van woorden in het normale spraakgebruik vaak
tegenover de wetsgeschiedenis, maar hij geeft aan niet een strafbepaling tegen de
betekenis van de woorden van de wet uit te leggen. Hoe wenselijk ook (HR Mensenroof).
De HR lijkt hiermee zichzelf een normatief belangrijke grens aan zijn
interpretatievrijheid te stellen, die niet door het gewicht van andere
belangen moet worden overschreden.
Kennelijk zijn vertaling van het legaliteitsbeginsel
Alsmede een zekere vertaling van de vergelijkbare beperking van het EHRM: dat
wil immers dat de strafrechter binnen de grenzen van de ‘essentie’ van het delict
blijft.
Par. 6: HET EVRM: geen dwingend kader maar uitnodiging
Het Mensenroofarrest is hier illustratief. Dat arrest is naar uitkomst en inhoudelijke
argumentatie ‘omarmd’ als invulling van het model van rechtsontwikkeling door zinvolle
en voorzienbare, verantwoorde rechterlijke rechtsvorming in de richting van het
realiseren van de rechten uit het EVRM. Maar de Hoge Raad gebruikt dat argument niet;
het EVRM komt in de redenering van de Hoge Raad niet voor. Juist daardoor komen de
meer ‘politieke’, in de beslissing niet uitgewerkte beleidsargumenten in de lucht te
hangen.
Par. 7. Benoemen en afwegen van belangen en rechtsgoederen
Zou de Hoge Raad in de strafzaken als hier bedoeld moeten worden aangeraden om in
zijn beslissingen nadrukkelijk(er) concrete belangen en rechtsgoederen onder woorden te
brengen en af te wegen?
V.E. van de Wetering, S.A. Eckhardt & S.R. Bakker, ‘De rol van het
achterliggende rechtsgoed van strafbepalingen bij de beoordeling van de
strafwaardigheid van gedrag’, Delikt en Delinkwent 2018, afl. 2, p. 138-167.
S.R. Bakker, L.B. Esser & W. Geelhoed, ‘Rechterlijke afbakeningsstrategieën in
het licht van een regel- en rechtenconceptie van legaliteit’, in: J.G.H. Altena
e.a. (red.), In onderlinge samenhang. Liber amicorum Tineke Cleiren, Den Haag:
Boom juridisch 2021, p. 283-299.
Par. 1: Inleiding
Verhouding tussen strafrechter tot de strafwetgever.
De wetgever formuleert doelbewust ruimte delictsomschrijvingen om deze beter
hanteerbaar te maken en om verfijning van de regel aan de rechtspraak over te laten
(Schaffmeister en Heijder).
De geboden ruimte moet op een terughoudende manier worden ingezet
Zij presenteren de methode van het concretiseren van de wederrechtelijkheid in
de delictsomschrijving
Bij de interpretatie hiervan moet rekening gehouden worden met de strekking van
de norm, het concrete of ideële belang.
Zo uitleggen dat de bijzondere bestanddelen al op zo’n manier worden uitgelegd
dat daarin het beschermde belang volledig wordt weerspiegeld.
Zoeken naar evenwicht tussen wetgever en rechter