Putting Occupation Into Practie: Occupation as Ends, Occupation as means
De discussie en casus die hierboven zijn genoemd zijn bedoeld om ergotherapeuten een praktische
oplossing te bieden in de moeite die velen ervaren met het centraal houden van het handelen. Ik
geloof dat het herkennen en analyseren van het handelen als unieke focus binnen ergotherapie het
behandelplan kan helpen begeleiden. De casus van Alejandro geeft een voorbeeld. Alejandro’s
doelen m.b.t. het handelen- huishouden, gemeenschappelijke betrokkenheid en werk- of
vrijwilligers-begeleide behandelingsplanning. We werkten aan de performance onderdelen die deze
doelen het meest in de weg zaten, namelijk cognitie en emotie door het graderen en structureren
van verschillende handelingen, activiteiten die relevant waren voor Alejandro’s doelen en interesses.
Deze sessies boden ook kansen om te oefenen en aan te passen naar de doelen in het handelen van
Alejandro.
Wanneer de behandeling op deze manier is gestructureerd (de handelingsdoelen van de cliënt
benadrukken, gestructureerde handeling aanbieden om deze doelen aan te bieden, te herstellen en
aan te passen), beginnen het handelen als middel en het handelen als doel samen te smelten in een
enkele ergotherapeutische sessie. De behandeling is nauwer verwant met het leven van de cliënt,
wat betere kansen biedt voor overname. De complexiteit van het alledaagse handelen wordt erkend
en aangesproken. Een dergelijke samenhang in het handelen die duidelijk naar voren komt in de
behandeling kan op zijn beurt de reputatie en collectieve geest van ergotherapie beïnvloeden.
Het overleven van het beroep rust wellicht werkelijk in het vermogen van iedere individuele
ergotherapeut om de volgende vragen te beantwoorden: “Wat is ergotherapie?” en “Wat is er
anders aan wat een ergotherapeut doet in vergelijking met andere zorgprofessionals?” Baum (1997)
suggereerde dat “de ergotherapeut zichzelf als een expert moet zien op het gebied van de zelfzorg-,
productiviteit- en vrije tijdsbehoeften van cliënten en hun naasten (p.2). Ik wil graag Baum’s
suggestie aanpassen naar: “De ergotherapeut moet zichzelf als een expert zien… Punt.” We weten
hoe we functionele preformance aan moeten spreken, hoe we het beste met cliënten kunnen
communiceren om hun interesses en doelen te achterhalen, en hoe we activiteiten en patronen in
activiteiten kunnen analyseren om problemen te achterhalen en de activiteit hierop kunnen
aanpassen. Al deze vaardigheden geven de expertise van ergotherapie in het betekenisvol handelen
van mensen aan. Andere professionals in de gezondheidszorg hebben niet deze expertise in het
handelen.
Veel mensen begrijpen wellicht niet de definitie die ons beroep van het handelen heeft, maar zou dit
snel gaan begrijpen als ze zagen dat onze behandeling, documentatie en andere rapportering
gecentreerd is om de cliënt als een handelend wezen en als ze de aandacht zagen die wij besteden
aan hun participatie in betekenisvolle, productieve en bevredigende dagelijkse routines van zelfzorg,
werk, rust en spelen/vrije tijd in ieder stadium van de ontwikkeling. Op deze manier zou wat we doen
en wat we bespreken met onze cliënten overeenkomen met de naam van ons beroep.
Reilly’s (1962) voorspelling die meer dan 35 jaar geleden is gedaan dat: “De maatschappij het van ons
als ergotherapeuten nodig heeft dat wij onze naam waar maken” (p. 224) is bijzonder toepasselijk in
het huidige klimaat van de gezondheidszorg.
Stages of change
De stadia van gedragsverandering van Prochaska en DiClemente
Gedragsverandering verloopt vaak volgens een vast patroon. Ze vonden in 1982 een patroon
van vijf opeenvolgende stadia: de ‘Stages of Change’. Het model geeft inzicht in het stadium
van gedragsverandering waarin iemand zich bevindt. Het voorkom dat je energie verspilt
doordat je weerstand oproept omdat iemand nog niet rijp is om een bepaalde stap te zetten
en het helpt je om op het goede moment de dingen te doen die iemand juist een stapje
verder helpen. De stadia helpen je om te zien in hoeverre iemand bereid is om in actie te
komen om te veranderen. Door daarbij aan te sluiten kun je die dingen doen waar je de
ander in zijn of haar proces op dat moment het meeste mee vooruit helpt.
, Voorbeschouwing
“er hoeft niets te veranderen”
Overpeinzing
“ik denk na over veranderen”
Voorbereiding
“ik zoek uit hoe ik zou kunnen
veranderen”
Actie
“ik werk actief aan het bereiken van
mijn doelen”
Gedragsbehoud
“ik heb het veranderd, ik wil het
vasthouden”
Uitleg per fase:
- Voorbeschouwing
o In de eerste fase wordt verandering van gedrag niet overwogen. Mensen zijn zich in
de ze fase vaak niet bewust van hun risicogedrag en zijn niet overtuigd dat de
voordelen van gedragsverandering zwaarder wegen dan de mogelijke nadelen. Om
mensen in deze fase te stimuleren om de betreffende gedragsverandering te
overwegen, dienen ze zich bewust te worden van de noodzaak tot veranderen. Ze
raken dan meer overtuigd van het nut doordat de balans tussen voor- en nadelen
positief uitslaat naar de voordelen van gedragsverandering.
- Overpeinzing
o In de tweede fase wordt verandering (binnen de komende zes maanden) van het
risicogedrag wel overwogen, maar er worden nog geen plannen gemaakt om op
korte termijn (de komende 30 dagen) te veranderen. In deze fase denken mensen
wel na over veranderen, maar ze voelen vaak ambivalentie.
- Voorbereidingsfase
o De derde fase, de voorbereidingsfase, begint als er wel concrete plannen zijn om het
gedrag op korte termijn te veranderen.
- Actiefase
o In de actiefase hebben mensen het risicogedrag veranderd. Zij zien naast de
noodzaak te veranderen, ook de mogelijkheden.
- Gedragsbehoud
, o In deze fase hebben mensen hun risicogedrag al meer dan zes maanden geleden
veranderd en die gedragsverandering sindsdien volgehouden.
Mensen vallen vaak terug in oude gewoonten. Het lijkt hierom meer om een ‘spiraalvormig’ proces.
Stappen vooruit, soms terugval, vervolgens de draad weer oppakken om steeds een stapje verder te
komen.
Om van overpeinzing naar voorbereiding actie te gaan, moeten mensen steeds overtuigd raken van
hun mogelijkheden om te veranderen. Vaardigheidstraining, verhoging van de eigen-
effectiviteitsverwachting en ondersteuning van de sociale omgeven zijn belangrijk, evenals het
wegnemen van externe barrières die de verandering van gedrag in de weg staan. Ook is het
belangrijk om in deze fase concrete doelen te stellen.
Een belangrijke implicatie van dit model is dat de voorlichtingsbehoefte van mensen afhangt van het
motivationeel stadium.
Fase waarin de cliënt zit Motiverende taken van de hulpverlener
Voorbeschouwing Werk aan de relatie, zorg voor verbinding,
respecteer het perspectief van de cliënt.
Zaai twijfel: vergroot het gevoel bij de cliënt
over de risico’s en problemen van het huidige
gedrag en helpt mee de cliënt bewust te laten
worden van zijn eigen gedrag.
Overpeinzing Erken ambivalentie, exploreer ambivalentie.
Vergroot de redenen van de cliënt voor
veranderen, en houdt ook oog voor de
redenen om niet te veranderen. Nodig uit tot
verandertaal.
Voorbereidingsfase Help de cliënt bepalen wat voor hem de beste
strategie is om tot verandering te komen en
help de cliënt het zelfvertrouwen te
versterken zodat het lukt om te veranderen.
Maak stappen concreet, geef informatie bij
toestemming, volg het tempo van de cliënt.
Actiefase Help de cliënt stappen te ondernemen die
strategie uit te voeren, check of doelen
worden behaald, stel zo nodig doelen bij en ga
in gesprek over het volhouden van gedrag
Gedragsbehoud Help de cliënt terugval te zien aankomen en
strategieën klaar te hebben in geval dat nodig
is. Bekrachtig wat goed gaat, sta stil bij
succeservaringen.