Aard, omvang, schade
PROBLEEM 3
Leerdoelen:
1. Wat is slachtofferschap van geweld?
2. Wat is slachtofferschap van haatcriminaliteit?
3. Wat zijn de risicokenmerken (van geweld en haatcriminaliteit)?
4. Hoe kunnen de risicofactoren worden verklaard?
Bronnen:
- Kesteren
- Dong, Morrison, Branas, Richmond & Wiebe
- Posick & Rocque
- Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Stichting Centrum Informatie en Documentatie Israël
- WODC/CBS/Raad voor de rechtspraak
- McNeeley & Overstreet
Leerdoel 1 Wat is slachtofferschap van geweld?
WODC/CBS/Raad voor de Rechtspraak (2020). Criminaliteit en rechtshandhaving 2019.
Ontwikkelingen en samenhangen. Den Haag: WODC.
Classificatie geweldsmisdrijven
- Mishandeling (art. 300-306 Sr)
- Bedreiging en stalking (art. 284-285b Sr)
o Bedreiging (art. 284-285a Sr)
o Stalking (art. 285b Sr)
- Seksuele misdrijven (art. 239-254a Sr)
o Aanranding (art. 246 Sr)
o Verkrachting (art. 242 Sr)
o Schennis der eerbaarheid (art. 239 Sr)
o Ontucht met minderjarige (art. 248a-248f Sr)
o Overige seksuele misdrijven (art. 239-254a Sr m.u.v.
bovengenoemde en art. 252-253)
- Misdrijven tegen het leven (art. 287-295, 296-297 Sr)
- Overige gewelds- en seksuele misdrijven (art. 252-253, 273f-286, 307-309
Sr m.u.v. bovengenoemde)
Leerdoel 2 Wat is slachtofferschap van haatcriminaliteit?
Kesteren, J. van (2016). Assessing the risk and prevalence of hate crime victimization in
Western Europe. International Review of Victimology, 22(2), 139-160.
Haatcriminaliteit = een criminele daad die (deels) gemotiveerd is door
groepsaansluiting van het slachtoffer.
Elementen:
- De daad moet crimineel zijn, ongeacht de motivatie van de dader
- Het moet gebeurd zijn uit vooroordeel/uit haat richting het slachtoffer als
representatief van een specifieke sociale groep
Haatcriminaliteit is direct gericht op immigrante groepen of groepen met een
etnische staat, ras, religie, gender, seksuele oriëntatie of beperking (bijv. je haat
alle artsen, hoeft dus niet per se om ras te gaan!)
Stichting Centrum Informatie en Documentatie Israël (2020). Monitor antisemitische
incidenten 2019. Den Haag: CIDI.
Antisemitisme: de haat, angst of afkeer van Joden
Definitie van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA)
1
, Aard, omvang, schade
Antisemitisme is een bepaald beeld van Joden dat zich kan uiten als haat tegen
Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme worden gericht tegen
Joden of niet-Joden en/of hun bezittingen, tegen instellingen van de Joodse
gemeenschap, en religieuze voorzieningen.
Deze uitingen kunnen daarbij ook gericht zijn tegen de staat Israel, die wordt
gezien als een Joodse collectiviteit. In de antisemitische overtuiging worden Joden
er regelmatig van beschuldigd dat zij samenzweren met als doel de mensheid
schade toe te brengen. Ook wordt antisemitisme vaak gebruikt om Joden de
schuld te geven van ‘waarom dingen verkeerd gaan’. Antisemitisme uit zich in
spraak, tekst, visuele vorm en in daden, waarbij gebruik wordt gemaakt van
kwaadaardige stereotypes en negatieve karaktereigenschappen.
Hedendaagse voorbeelden van antisemitisme in het openbare leven, in de media,
op scholen, op de werkvloer en in de religieuze sfeer kunnen, de context in
overweging genomen, het volgende omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
- het oproepen tot, ondersteunen of rechtvaardigen van het vermoorden of
letsel toebrengen aan Joden in naam van een radicale ideologie of een
extremistische religieuze levensopvatting;
- het uiten van leugenachtige, ontmenselijkende, demoniserende of
stereotyperende beweringen over Joden in het algemeen of over de macht
van Joden als collectief, met name maar niet uitsluitend de mythe van een
wereldwijde Joodse samenzwering, of van Joden die de macht hebben over
de media, de economie, de regering of andere instellingen binnen de
samenleving;
- het beschuldigen van Joden dat zij als volk verantwoordelijk zijn voor echte
of ingebeelde wandaden gepleegd door één Joodse persoon of groep, of
zelfs voor daden gepleegd door niet-Joden;
- het ontkennen van de genocide op het Joodse volk als geheel gepleegd
door nationaalsocialistisch Duitsland en haar medestanders en
handlangers gedurende de Tweede Wereldoorlog (de Holocaust), en verder
de omvang, de gebruikte methodes (bv. gaskamers) en het feit dat de
genocide opzettelijk werd uitgevoerd;
- het beschuldigen van het Joodse volk, of de staat Israël, van het verzinnen
of overdrijven van de Holocaust; en
- het beschuldigen van Joodse burgers dat hun loyaliteit meer ligt bij de
staat Israel of bij de beweerde prioriteiten van Joden wereldwijd, dan bij de
belangen van hun eigen land.
Voorbeelden van de manieren waarop antisemitisme zich, gezien de algemene
context, uit
in verband met de staat Israel kunnen omvatten:
- het Joodse volk het recht op zelfbeschikking ontzeggen, bijvoorbeeld door
te stellen dat het bestaan van de staat Israel een racistische onderneming
is;
- het meten met twee maten door van Israel gedrag te verlangen dat niet
wordt verwacht of geëist van enig andere democratische staat;
- het gebruiken van symbolen en beelden die verbonden zijn met klassiek
antisemitisme (bv. beweren dat de Joden Jezus hebben vermoord, of het
bloedsprookje) om Israel of Israëli’s te typeren;
- vergelijkingen trekken tussen het hedendaags Israëlische beleid en dat
van de nazi’s;
- Joden collectief verantwoordelijk houden voor de daden van de staat Israel.
Echter, kritiek op Israel die vergelijkbaar is met kritiek tegen een ander
land kan niet worden beschouwd als antisemitisch.
2