LF5 samenvatting uit boek (syllabus)
Thema 1
M. 10.9.5
Testes
Interstitiële cellen van de testes vormen steroïdhormonen androgenen.
Testosteron = belangrijkste androgeen.
bevordert vorming spermacellen, onderhoud mannelijke geslachtsklieren, bepaalt secundaire
geslachtskenmerken, beïnvloed stofwisseling op hele lichaam.
stimuleert eiwitsynthese en spiergroei.
Embryonale ontwikkeling: productie testosteron is van invloed op de ontwikkeling van
geslachtsorganen en onderdelen van CZS. kernen in hypothalamus die later van invloed zijn op
seksuele gedrag.
Steuncellen (sertolicellen) in testes spelen rol bij vorming spermacellen.
Sertolicellen
gestimuleerd door FSH.
geven inhibine af.
Inhibine remt afgifte FSH door hypofysevoorkwab.
Inhibine en FSH werken altijd samen om productie spermacellen op normaal niveau te houden.
Ovaria
BELANGRIJK
Follikels zijn kleine, met vocht gevulde blaasjes met daarin de rijpende eicel die elke maand in een
van de ovaria ontwikkelt. Hun groei wordt gestimuleerd door het follikelstimulerend hormoon
(FSH). Halverwege de cyclus zorgt het luteïniserend hormoon (LH) ervoor dat de eicel vrijkomt uit
de follikel ovulatie.
Follikels gestimuleerd door FSH.
Follikels produceren eicellen. Follikelcellen rond de eicellen produceren oestrogenen.
Oestrogenen steroïdehormonen die de rijping van eicellen en groei van bekleding van de
baarmoeder bevorderen.
Follikelcellen geven inhibine af onder invloed van FSH.
Inhibine onderdrukt afgifte van FSH via negatieve terugkoppeling.
1) Na ovulatie ontwikkelt follikel zich tot gele lichaam (corpus luteum).
2) Cellen van gele lichaam geven mengsel van oestrogeen en progesteron af.
Progesteron
versnelt de verplaatsing van bevruchte eicellen door eileiders en bereidt baarmoeder voor op
embryo.
zorgt (samen met andere hormonen) voor groei melkklieren.
,Vorming androgenen, oestrogenen en progesteron staat onder invloed van regulerende hormonen,
afgegeven door hypofysevoorkwab.
Tijdens zwangerschap:
Placenta functioneert als hormoonklier.
Placenta werkt samen met ovaria en hypofyse, zodat foetus zich normaal ontwikkelt en de
bevalling normaal verloopt.
M. 19.2 inleiding
De vorming van spermacellen (spermatogenese) vindt plaats in de testes en hormonen van de
hypothalamus; de hypofyse en de testes regelen de voortplantingsfuncties bij de man.
Vanuit elk van beide testes reizen spermacellen in structuren die mannelijke tractus genitalis vormen
voordat ze het lichaam verlaten.
Tractus genitalis:
1 Start vanuit testes
2 Epididymis: bijbal
3 Ductus deferens: zaadleider
4 Ejaculatiekanaal
5 Uitmonding in urethra
Accessoire organen (geven hun producten aan het ejaculatiekanaal en urethra af):
- Zaadblaasjes
- Prostaat
- Cowperklieren.
Uitwendige geslachtsorganen:
1 Scrotum met zaadbal, tilbal, bijbal
2 Penis
,M. 19.3 inleiding
De vorming van eicellen (oogenese) vindt plaats in de ovaria.
Hormonen vanuit de hypofyse en ovaria reguleren de voortplantingsfuncties bij de vrouw.
Belangrijkste organen zijn:
- Ovaria
- Eileiders
- Baarmoeder
- Vagina
- Onderdelen uitwendige geslachtsorganen.
Er zijn een aantal additionele klieren betrokken bij regulering van voortplanting.
M. 19.3.1
Ovaria zijn verantwoordelijk voor:
1. Vorming vrouwelijke gameten (eicellen).
2. Afgifte van vrouwelijke geslachtshormonen, waaronder oestrogenen en progestagenen.
3. Afgifte van inhibine, dat via negatieve terugkoppeling bij de regeling van FSH productie is
betrokken.
Ovarium = eierstok (vlak eivormig orgaan van ongeveer 5 cm lang, 2,5 cm breed en 8 mm dik. Bleek
witte, gelige kleur en een structuur die op klonterige havermoutpap lijkt.
Ovaria worden door mesenterium (brede ligament) en door paar ondersteunende ligamenten op hun
plaats gehouden.
Mesenterium omsluit eileiders en de baarmoeder.
Ligamenten die aan ovaria zijn gehecht, lopen naar baarmoeder en de bekkenwand. Deze ligamenten
bevatten ook de grote bloedvaten van beide ovaria, ovariummaterien en ovariumvenen.
Oogenese (oon, ei) = vorming van eicellen.
Proces dat bij de vrouw voor de geboorte begint, tijdens de puberteit wordt versneld en
tijdens de menopauze eindigt.
Vanaf puberteit tot menopauze worden elke maand eicellen gevormd in de ovaria, als deel van
ovariele cyclus.
In ovaria voltooien de oogonia hun mitotische delingen voor de geboorte.
Tussen derde en zevende maand van de ontwikkeling van foetus, beginnen dochtercellen meiose te
ondergaan.
Oogonia = stamcellen
Primaire oocyten = dochtercellen
, Meiose:
Gaat door tot de profase van de meiose 1,
maar stopt dan.
Primaire oocyten blijven in deze fase steken
totdat puberteit wordt bereikt. Ze wachten
op het hormonale signaal om de
meiose te voltooien.
Van 2 miljoen die bij geboorte in ovaria
aanwezig zijn, zijn er aan het begin van
puberteit nog 400.000 over. De rest
degenereren bij een proces dat atresie wordt
genoemd.
1) Cytoplasma van
oorspronkelijke oocyt wordt
tijdens meiotische delingen niet
gelijkmatig verdeeld. Bij
oogenese wordt 1
functionele eicel gevormd,
die het grootste deel van
cytoplasma bevat en
maximaal 3 niet-
functionerende
poollichaampjes, die later
uiteenvallen.
2) Het ovarium geeft geen rijpe
gameet af; in plaats van een rijpe
eicel wordt een secundaire oocyt
gevormd. Bovendien wordt de tweede meiotische deling pas na de bevruchting voltooid.
Follikels = gespecialiseerde structuren in het ovarium waar groei van de oocyt en meiose 1 of
oogenese plaatsvinden.
In buitenste gedeelte van ovaria bevinden zich groepen primaire oocyten die elk door 1 laag
follikelcellen zijn omgeven = primordiaal follikel.
Vanaf puberteit primordiale follikels worden voortdurend geactiveerd om zich te gaan
ontwikkelen.
Activerende mechanisme is niet bekend, hoewel hier mogelijk plaatselijke hormonen of
groeihormonen vanuit het ovarium bij betrokken zijn.
Geactiveerde primordiale follikel komt tot rijping en wordt in vorm van secundaire oocyt afgegeven
of gaat ten gronde (atresie).
Ontwikkeling follikel kan jaren duren voordat ze zijn voltooid. Begint met ontwikkeling van
primordiale follikels tot primaire follikels.
Follikelcellen worden groter, delen zich en vormen verschillende lagen rond de groeiende primaire
oocyt en beginnen oestrogenen te produceren.
Microvilli van omringende follikelcellen raken vervlochten met microvilli aan het oppervlak van oocyt
= zona pellucida.