LF2 tentamenweek thema 1: basiscursus voeding
V4.1
Macronutriënten: eiwitten, vetten en koolhydraten.
Micronutriënten: vitamines en mineralen.
Vitamines en mineralen als antioxidanten -> onderzoek bij het voorkomen van schade in het lichaam
door vrije radicalen.
V8.1
Energie nodig voor lichaamsbeweging, handhaven lichaamstemperatuur en synthese
lichaamsweefsel.
Planten zetten zonne-energie om in chemische stoffen: koolhydraten, eiwitten en vetten.
Koolhydraten omgezet in glucose en via bloed naar cellen vervoerd.
Vetten afgebroken tot vetzuren en glycerol.
Vetzuren: energiebron voor alle cellen behalve hersenen, zenuwcellen en rode bloedcellen.
Eiwitten -> opgebouwd uit aminozuren. -> kunnen worden verbrand -> energie komt vrij.
Lichaam gebruikt aminozuren niet in eerste instantie als energiebron, maar als bouwstenen voor de
vorming van lichaamseiwitten.
Bij overmaat aminozuren -> gebruikt als energiebron.
Stikstofgedeelte omgezet in ureum en wordt door nieren uitgescheiden.
Gluconeogenese: omzetten aminozuren in glucose.
V8.2.1
Energie die lichaam nodig heeft komt vrij door de afbraak van koolhydraten, vetten en eiwitten ->
katabole reacties.
Het lichaam breekt niet alleen moleculen af, maar bouwt ook grotere moleculen op -> anabole
reacties.
Afbouwen = katabole reactie
Opbouwen = anabole reactie
Katabole en anabole reacties: stofwisseling/metabolisme.
Desaminering: stikstof in lever afgesplitst onder vorming van ammoniak.
Ammoniak -> giftig -> omgezet in ureum door lever -> uitgescheiden via nieren.
Als er voor een chemische reactie zuurstof nodig is -> aeroob.
Als er voor een chemische reactie geen zuurstof nodig is -> anaeroob.
Belangrijkste energiedrager: ATP: stof waar de cel onmiddellijk energie uit kan vrijmaken door een
fosfaatgroep af te splitsen. ATP ADP + P(fosfaat)
Dan ontstaan ADP en P. ADP: lege batterij die in de mitochondriën wordt opgeladen tot ATP, de volle
batterij.
Bij afbraak koolhydraten -> afbraak glucose of glycogeen.
Afbraak molecule glucose is 38 ATP.
Formule:
C6H12O6 + 6 H2O + 6 O2 6 CO2 + 12 H2O + 38 ATP
Vetzuren zijn lange koolstof ketens en leveren veel meer energie dan glycerol.
Afbraak vetzuren: bèta-oxidatie.
Afbraak vetten: lypolyse.
V8.5.3
Behandeling van overgewicht verlagen van energie-inname en verhogen van energieverbruik.
, Bariatrische chirurgie:
1. Restrictieve chirurgie deel van maag buiten werking gesteld (maagverkleining).
2. Malabsorptieve chirurgie deel van dunne darm buiten werking gesteld.
3. Gastric bypass wat normaal in de maag wordt verteerd, wordt met een omweg in het laatste
gedeelte van de dunne darm verteerd.
V5.1
Koolhydraten zijn opgebouwd uit koolstof, waterstof en zuurstof atomen.
Koolhydraten = sacchariden.
Verteerbaar (koolhydraten) = wel afgebroken met spijsverteringsenzymen
Niet-verteerbaar (koolhydraten) = niet afgebroken met enzymen (voedingsvezels)
Verteerbare koolhydraten: monosacchariden, disacchariden, oligosacchariden, polysacchariden.
Glucose, fructose en galactose zijn de belangrijkste monosacchariden.
Disacchariden bestaat uit twee monosacchariden. -> saccharose (suiker/sucrose).
Maltose: opgebouwd uit twee moleculen glucose, lactose en galactose.
Oligosacchariden: bestaan uit beperkt aantal monosacchariden (oligo=weinig)
Dextrines behoren tot de oligosacchariden.
Polysacchariden: bevatten zeer veel monosacchariden (poly=veel)
Zetmeel: amylum. -> bestaat uit mengsel van twee polysacchariden, amylose en amylopectine.
Zetmeel komt veel voor in planten en vormt de belangrijkste reservestof voor de plant. Zetmeel is
opgeslagen in zaden, knollen en wortels. Het wordt in het maag-darmkanaal afgebroken tot glucose.
Voedingsvezels kunnen niet in de dunne darm afgebroken door spijsverteringsenzymen. Een deel
afgebroken door darmbacteriën in dikke darm, andere deel komt met de feces (ontlasting).
Onverteerbare polysacchariden: cellulose, hemicellulose, pectines, bèta-glucanen en gommen.
Resistant starch (resistent zetmeel) -> ook polysaccharide, maar vormt een aparte groep. Dit zetmeel
is in de celwand ingesloten en daardoor moeilijk toegankelijk voor de spijsverteringsenzymen.
Onverteerbare oligosacchariden: bestaan uit insuline, fructo-oligosacchariden en galacto-
oligosacchariden.
Insuline: polymeerketen van fructosemoleculen eindigend op een molecule glucose. De
fructosemoleculen zijn zo met elkaar verbonden dat het spijsverteringskanaal ze niet af kunnen
breken -> fructaanverbindingen.
Functies insuline:
- Stimuleert opname van suikers in lichaamscellen vanuit bloed, zodat bloedsuiker niet te ver
oploopt en de cel kan suikers opslaan of verbranden, waardoor er energie vrij komt.
- Stimuleert opname eiwitten in cel
- Stimuleert aanmaak en in stand houden spiermassa
- Bevordert aanmaak testosteron.
Hoe meer insuline, hoe meer LH.
Te hoge hoeveelheid insuline uitblijven van eisprong.