ZIEKTELEER DIGESTIE
HOOFDSTUK 1: SLIKPROBLEMEN, BRAKEN, REGURGITEREN EN DIARREE
SLIKPROBLEMEN
Dysfagie: moeizaam of pijnlijk slikken
Orofaryngeale slikproblemen: speekselen, kokhalzen, overdreven slikbewegingen, meerdere slikpogingen per
voedselbrok, voedselverlies uit de mond, regurgiteren, pijnlijk slikken, neusuitvloeiingen, hoesten
Diagnostiek: slikfilms en elektromyogram (EMG) (elektrische activiteit van verschillende zenuwen en spieren
registreren)
Verschijnselen: vermagering, dehydratie, longontsteking (door verslikpneumonie)
Slokdarm kan palpabel zijn tgv slokdarmverstopping (vaak bij paard en rund). Met sonde vaststellen, bij GD niet
ivm risico op slokdarmperforatie
Corpus alienum via endoscopie verwijderen en vaststellen via rx.
BRAKEN EN REGURGITEREN
Braken: actief (reterograad) opgeven van maaginhoud
- Actief: inleidende braakbewegingen (kokhalzen) met actieve samentrekking van buikspieren tijdens
braken.
- Kokhalzen: krachtig inademen met gesloten stemspleet waardoor geen lucht wordt ingeademd
druk in thorax sterk negatief aanzuigende werking van maaginhoud naar slokdarm
- Braken: kokhalzen + samentrekken van buikspieren druk op maaginhoud braakreflex met
relaxatie van cardiasfincter(sluit maag – slokdarm) van maag (soms ook reterograde peristaltiek van
duodenum)
Regurgiteren: retrograad opgeven van voedsel of water zonder braakbewegingen (inhoud maag, slokdarm,
krop of farynx)
- Maag: als cardiasfincter niet goed werkt , overvulling van maag (door stenose (vernauwing) van
pylorus (klep maag duodenum))
- Slokdarm/farynx: anatomische afwijking waardoor passage belemmerd is of slikbewiging of
peristaltiek niet wordt uitgevoerd (tumoren of aangeboren o.a.)
o Let op! Bij vogels is bij voeren van jonge vogels dit een fysiologisch proces
- Geen kokhalzen, geen braakbeweging, dus geen inleiding regurgiteren overvalt patient glottis
(klepje naar longen) vaak niet gesloten verslikken longontsteking (verslikpneumonie)
Soorten braken:
- Chronisch braken: passagebelemmering in craniale deel van digestietractus
- Bloedbraken: beschadiging mucosa in craniale deel van maag-darmkanaal
- Fecaal braken: darmafsluiting
Paarden, konijnen en cavia’s:
- Kunnen niet braken vanwege sterk ontwikkelde cardia omdat slokdarm scherpe hoek heeft tov de
maag volle maag cardia dichtgedrukt
- Door lang palatum molle onder epiglottis kunnen ze niet via mond braken, maar via nasopharynx en
neus
,Herkauwers:
- Braakreflex hetzelfde als normaal, maar voedsel komt uit voormagen naar mond en wordt doorgeslikt
o Jonge dieren laten voedsel soms vallen!
- Soms voedsel vanuit lebmaag naar pens (vergelijkbaar met braken bij monogastrische dieren)
- Reflux van lebmaaginhoud bij aandoeningen waar voedselpassage door pylorus is
vertraagd/geblokkeerd (achterste stenose)
- Belemmering voedsdoorstroom ook bij ostium reticulo-omasicum (opening tussen netmaag en
boekmaag) ; voorste stenose
DE PATHOFYSIOLOGIE VAN BRAKEN
Cyclus van braken:
1. Bacteriele chemotoxines, ureum of prikkeling van vagale zenuwuiteinden in wand van
maagdarmkanaal of perifere vagale receptoren van peritoneum zorgen voor prikkeling
2. Braakcentrum geprikkeld door chemoreceptor trigger zone (CRTZ) aan bodem van 4e ventrikel die via
afferente zenuwbanen van het autonome ZS binnenkomt
a. Prikkel kan door: stimuli hogere hersencentra (angst, pijn, stress), evenwichtsorgaan
(wagenziekte), directe prikkeling door hersentumoren of hypoxie, prikkeling buiten CZS
i. Hypoxie misselijkheid bij shock
ii. Afferente prikkel kan door rek van maag-darmwand ontstaan
iii. Kortom: vrijwel alle pathologische processen kunnen receptoren voor braken
prikkelen (medicatie, intoxicatie, endotoxines)
iv. Prikkeling peritoneum: rek, ontsteking, veneuze stuwing, tumorontwikkeling,
peritonitis ( buikvliesontsteking)
v. Keel en pericard ook receptoren voor braakreflex.
3. e
Gebied 4 hersenventrikel slecht ontwikkelde bloedhersenbarriere toxische stoffen makkelijk
braakprikkel in gang zetten
Oplossing braken? anti-emetica (middel tegen braken), houdt prikkels tegen naar braakcentrum.
DIARREE
PATHOFYSIOLOGIE VAN DIARREE
Diarree: wanneer de functie van de darm (homeostase van elektrolyten en vocht) verstoord is
- Kenmerken: vaker poepen met afwijkende consistentie en volume
De darm
- Darmvillus: functionele eenheid van darm met bloedvaten, lymfevaten en ondersteunend bindweefsel
en enterocyten (epitheelcellen op de basaalembraan)
- In crypten worden enterocyten aangemaakt. Jonge enterocyten scheiden stoffen uit, oude
enterocyten absorberen
- Differentiatie enterocyten: krijgen borstelzoom met verteringsenzymen
Bacterien in maagdarmkanaal: weinig in maag en duodenum, in jejunum neemt dat toe
Verticale differentiatie; bij dwarsdoorsnede van darm aan de wand andere omstandigheden ebestaan dan in
centrum (andere bacterien in wand dan lumen)
Functie: beinvloeding farmacokinetiek, productie vitaminen, kolonisatieresistentie, fermentatie
, Planteneters: bacterien en protozoën in voormagen (herkauwer) of colon/caecum (konijnen, kippen,
paarden) of overal (alleseters)
Ontwikkeling kolonisatie van darm: bij geboorte contact met vaginale flora van moeder en de omgeving.
Opbouw door interactie met immuunsysteem lokale immuniteit tegen pathogenen
Kolonisatieresistentie: resultaat van samenwerking tussen normale (resistente) microflora in de darm en de
gastheer. Flora produceert antibacteriele stoffen (H2S en vluchtige vetzuren) en lysozymen voor regulatie van
bacterien, ook competitie tussen bacterien om voedsel voor balans. Dit wordt ondersteund door galzuren.
Disbalans? Toxines van bacterien leiden tot schade aan epitheel van darm
Motiliteit beinvloeding: Toename lengte van spiervezels of verhoogde druk (verminderde absorptie)
versnelde passage maagdarmkanaal
Vochtabsorptie
- Paracellulaire transport dunne darm: passieve diffusie van water door tight junctions van enterocyten.
o Beinvloed door transport van mineralen over membraan + osmotisch actieve stoffen in lumen
o Minderalen via Na+/K+-pomp aan basolaterale membraan gepompt diffusie van Cl- en CO2
en gekoppelde transport van glucose en aminozuren
o Na+ transport is gekoppeld aan Cl-
o Constante uitwisseling van Cl- en HCO3- en Na+ en H+
- Dikke darm: idem als dunne darm, maar vluchtige vetzuren dienen als productie van ATP om Na+/K+
pomp te laten functioneren
- Niet alleen absorptie, ook secretie van speeksel en verteringssappen. Dus: dunne darm secretie, dikke
darm absorptie van water.
Diarree: verstoring van evenwicht tussen absorptie en secretie in dunne darm grote volumes in dikke darm
kan dikke darm niet compenseren door pathologisch proces diarree (ileocaecale flow gaat
absorptiecapaciteit van dikke darm teboven)
Verstoring balans tussen secretie en absorptie:
- Malsecretie: veranderingen permeabiliteit van apicale
membraan
o Remming gekoppelde transport Na en Cl
o Verhoogde Cl uitscheiding naar lumen
o Veroorzaakt door activering van proteïnekinase en
calmodulineactiviteit of meer calciumionen
o Secretiebevordering: E.coli hecht aan enterocyt (bij jonge dieren zonder brush border erger)
enterotoxinen aanmaken meer secretie diarree
Thermolabiele (TL) en thermostabiele (ST)
enterotoxinen. TL stimuleert omzetting van ATP
in cAMP uitdroging door diarree doordat
eiwitten worden gefosforileerd (afbeelding) .
- ST stimuleert secretie door stimulatie van GTP naar cGMP om te
zetten eiwitfosforilering Malabsorptie: niet goed opgenomen
verstoring fermentatiepatroon in dikke darm (dysbacteriose)
- Maldigestie: niet goed verteerd verstoring
fermentatiepatroon in dikke darm (dysbacteriose)
o Door pancreasinsuffientie en villusbeschadiging
o Membraanmaldigestie: beschadiging epitheel
- Vaak combinatie van deze
, Prikkeling ENS: LT zorgt voor degranulatie van enterochromaffinecellen 5-HT komt vrij cascade in gang
om prostaglandine E2 vrij te maken en enterale neuronen te activeren afgifte VIP (vasoactief intestinaal
peptide) stimulatie enterocyten
Preventie: immuniteit hoog houden, vermindering contact met pathogenen door hygienemaatregelen en
geinfecteerde dieren isoleren
Stress en leeftijd (zeer jong of zeer oud minder goed) beinvloed samenstelling darmflora
Zeer jonge dieren: immuniteit afhankelijk van maternale immuniteit en invloed van de pH van de melk
beinvloed ph van de maag
o Na spenen problemen? Door voedingswijzigingen (beschermende functie van melk,
fysiologische problemen door vasten na spenen, overeten, onvoldoende ontwikkeld
immuunapparaaat, stress)
Ontsteking dikke darm: ontstekingsmediatoren verminderen resorptie
Andere manieren om diarree te krijgen:
- Galzuren die door bacterie omgezet worden tot taurodeoxycholinezuur adenylcyclase activeren
cAMP productie (hetzelfde bij hydroxyvetzuren)
Paracellulair vochtverlies: door ontsteking/obstructie van bloed of lymfe in darmwand worden porien in tight
junctions vergroot intersitiële vloeistof vanuit darmwand naar lumen lekken (filtratiesecretie
- Bij zeer grote porien ook grote moleculen lekken (protein losing enteropathies) of fibrinogeen
(fibrinogeenstolsels) of erytrocyten (hemorragisch exsudaat)
Villusatrofie: vermindering absorptieoppervlakte en membraangebonden enzymen membraanmaldigestie
malabsorptie
- Lokale malabsorptie: Gevolg van parasitaire infecties (coccidiose)
- Algemene malabsorptie: bij bacteriële infecties waarbij mucosa oedemateus en necrotiserend wordt
- Bij verschillende virussen verschillende mate van aantasting
o TGE-infectie big: omvangrijke schade aan top villus ernstige/fatale diarree
o Rotavirusinfectie kalf: bovenste 30%-40% van villus minder ernstig
o Parvovirus hond: volledige villus en crypten bloederige diarree en geen regeneratie
Verandering in microbiële flora
- Vasten: microflora krijgt teweinig voedsel sterft af (ecologisch vacuüm) makkelijk plek voor
pathogenen
- Overmatig eten: veranderingen in microbiële fermentatie vermeerdering pathogenen OF groeien
zo hard dat segmentale contracties ontstaan door opklontering
- Overmatig eten van koolhydraten (herkauwers): bacterien groeien door overvloed osm. Waarde
omhoog aantrekking water uit weefsels diarree
o Fermentatieproducten bij teveel koolhydraten: melkzuur (pH omlaag) acidose en diarree
Koe produceert L-lactaat en D-lactaat. D-lactaat kan niet gemetaboliseerd worden,
dus uitgescheiden via urine door dehydratie van diarree geen goede uitscheiding
via urine acidose
- Overmatig eten (carnivoren): teveel eiwitten en aminozuren bacterien domineren histamine,
acetaat en butyraat geproduceerd stijging osmolariteit en irritatie darmwand toenemende
secretie en snelle passage diarree
- Pancreaslipase afgebroken door teveel bacterien steatorroe (veel vet in feces)
- Bacterie deconjungeerd galzuren verstoring galzuurabsorptie en vetabsorptie veel vrij e
vetzuren verstoorde waterhuishouding in darm + hydroxyvetzuren die secretie bevorderen
diarree