100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Stappenplan met de belangrijkste onderwerpen €5,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Stappenplan met de belangrijkste onderwerpen

5 beoordelingen
 122 keer bekeken  10 keer verkocht

Dit document bevat stappenplannen met betrekking tot belangrijke onderwerpen van dit vak.

Voorbeeld 3 van de 20  pagina's

  • 11 september 2022
  • 20
  • 2021/2022
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (6)

5  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: stijnverkaart • 8 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: ziyaetik • 10 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: fanniemalamidis1 • 11 maanden geleden

Erg overzichtelijk en nuttig!

review-writer-avatar

Door: sebastiaanolsthoorn • 11 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: tr-melike • 1 jaar geleden

avatar-seller
cheryl40
Stappen

Binnenlands of buitenlands belastingplichtig?
Vraag 1: Kan Nederland heffen op grond van de nationale wet
1. Inwoner (= binnenlands belastingplichtig)
a. IB
i. Subject: artikel 2.1 lid 1 jo 2.1 lid 2 IB  Natuurlijke personen belastingplichtig voor wereldinkomen
ii. Object: hoofdstuk 3, 4 en 5 Wet IB 2001: wereldinkomen
b. VPB
i. Subject: artikel 2 VPB: lichamen binnenlands belastingplichtig voor wereldinkomen
ii. Object: artikel 7 lid 1 en 2 jo. Artikel 8 VPB: wereldwinst
c. DB
i. Subject: art. 1 lid 1 DB jo. Lid 3 DB: gaat over de inhoudingsplicht
ii. Object: artikel 1 lid 1 DB: belastingplichtig voor opbrengst aandelen. Belastingplichtige is de aandeelhouder en de
BV moet in Nederland zijn gevestigd, maar dat is inhoudingsplichtige (die draagt het af aan de schatkist).
2. Niet-inwoner (= buitenlands belastingplichtig)
a. IB
i. Subject: artikel 2.1 lid 1 sub b: buitenlands belastingplichtig voor Nederlands inkomen
ii. Object: Hoofdstuk 7 IB: Nederlands inkomen, zoals NL VI winst, in NL verrichte arbeid, NL OG
b. VPB
i. Subject: artikel 3 VPB: lichamen buitenlands belastingplichtig voor Nederlands inkomen
ii. Object: Artikel 17 lid 3 en 17a VPB: Nederlands inkomen, zoals NL VI winst, NL OG
c. DB: artikel 1 lid 1 DB  belastingplichtig voor opbrengst van aandelen.

Vraag 2: Mag Nederland heffen op grond van het belastingverdrag (OESO-Modelverdrag / DBV) = internationaal
1. Inwoner van een of van beide verdragslanden
a. Toegang: Artikel 1 OESO: verdragstoegang voor inwoners van verdragspartijen jo. artikel 4 OESO: inwoner
b. Is het op grond van het verdrag belast in beide landen? (Art. 10 dividend, Art. 11 interest, Art. 13
vermogenswinst)
c. Voorkoming dubbele belasting op grond van het verdrag tussen beide landen? Bijv. aftrek verlenen op grond van
art. 23 lid 3 belastingverdrag, dus via verrekeningsmethode.
Voor woonstaat: artikel 7 (10-15, 18 en 21) OESO en artikel 23A/23B OESO
Voor bronstaat: artikel 6,7,15 OESO
2. Niet-inwoner: geen verdragstoepassing, wel voor het non-discriminatiebeginsel van artikel 24 lid 1 OESO.

IBR: onderscheid tussen een inwoner en niet-inwoner is dus erg van belang. Volgende arresten spelen een rol:
1. HvJ EG De Groot; de hoofdregel bij persoonsgebonden aftrek is dat de woonstaat het op zich moet nemen tenzij de
bronstaat het al doet
2. HvJ EG Schumacker; indien gezinsinkomen nagenoeg geheel (>90%) in werkstaat wordt verdiend, waardoor
woonstaat onvoldoende inkomen heeft om rekening te houden met persoonlijke situatie/ draagkracht van
belastingplichtige, dan moet de werkstaat rekening ermee houden. Dit is dus een uitzondering!!
3. HvJ EG Futura; aftrek woonstaatverliezen door niet-inwoner in VI-staat? Nee, territorialiteitsbeginsel (economisch
verband  alleen VI verliezen in aftrek in Luxemburg). Geen sprake van discriminatie.
4. HvJ EG Saint-Gobain; ook deelnemingsvrijstelling bij VS dividenduitkering die toerekenbaar is aan DU VI van FR
vennootschap? Ja, want de VI is in DU voor aandelen/ dividend onderworpen aan Duitse heffing, dus in zoverre
vergelijkbaar met binnenlandse vennootschap.
5. HvJ EG Rennenberg; BE hypotheekrente in aftrek in Nl door niet-inwoner? Ja, als grootste deel van het inkomen in
werkstaat verdiend wordt en in BE geen ruimte is voor in aanmerkingneming draagkracht.

Vraag 3: Mag Nederland heffen op grond van EU-recht? Gaat over de toetsing van vrijheden, HvJEU:
1. Toegang tot EU-verdragsvrijheden? Heeft belanghebbende toegang tot het VWEU-verdrag? (Personele/ materiële/
temporele/ territoriale werkingssfeer)
2. Discriminatie/ belemmering? Levert de (lidstaat) maatregel (bij objectieve vergelijkbare situaties) een belemmering
(inclusief discriminatie) op van de VWEU-verdragsvrijheden?
3. Dient de belemmerende maatregel een legitieme doelstelling van algemeen belang (rechtvaardigingsgrond) die een
inbreuk op de VWEU-verdragsvrijheden rechtvaardigt?
4. Gerechtvaardigde doelstelling?
 Is de belemmerende maatregel geschikt om die doelstelling te bereiken?
 Is de belemmerende maatregel gezien die doelstelling daarvan evenredig en proportioneel?

,Beginselen
1. Kwalitatief (wie mag heffen)
a. Woonplaats  waar de persoon woonst subject
b. Bron  waar betaling vandaan komt object
c. Nationaliteit  NL BV of DU in NL subject
d. Functionaliteit  zoals diplomaten subject
2. Kwantitatief (waarover mag je heffen)
a. Universaliteit  wereldinkomen belasten
b. Territorialiteit  wat verdiend wordt in NL

Juridische dubbele belasting: een subject, een object en door twee staten in heffing betrokken
i. Botsing subjectieve beginselen  bijvoorbeeld twee woonplaatsen hebben of een nationaliteit die anders is dan
woonplaats.
ii. Botsing subjectieve en objectieve beginselen  timmerman woont in NL (woonstaat) en werkt in België
(bronstaat)
iii. Botsing objectieve beginselen  bronlandbeginsel  inkomen komt uit twee staten, bijvoorbeeld vaste inrichting
staat en derde staat waar royalty vandaan komt, de royalty wordt toegerekend aan vaste inrichting maar het land
van royalty wil ook heffen.
iv. Classificatieverschillen – aard van het inkomensbestanddeel (de ene staat ziet het als loon en de andere staat ziet
het als royalty’s  beide landen heffen of beide niet)

Economische dubbele belasting: twee staten zijn aan het heffen, twee objecten, maar twee subjecten (twee personen)
v. Kwalificatieverschillen – hybride identiteiten, komt nog in hoorcollege  dus bijvoorbeeld een CV wordt door een
andere als transparant gezien en door het andere land als non-transparant gezien.
vi. Transfer pricing mismatches – voorbeeld over Apple met de Iphone. Het zijn verrekening prijsverschillen – kan
leiden tot dubbele heffing of geen heffing. Ontwikkelen Telefoon gebeurt in veel landen, iedereen wil heffen.

Dubbele non-belasting
1. Mismatch subjectieve beginselen (in beide landen geen inwoner)
2. Mismatch objectieve beginselen (in 2 landen wordt het niet gezien als bron)
3. Mismatch subjectieve en objectieve beginselen
4. Classificatieverschillen
5. Kwalificatieverschillen
6. Transfer pricing mismatches

Artikel Arnold – factoren die gebruikt worden om inkomsten uit dienstverlening aan een bronstaat toe te wijzen
1. Legal capacity in which services are provided  hoedanigheid van de dienstverlener  juridische hoedanigheid
waarin diensten worden verleend (werknemers en zelfstandigen), denk aan arbeid. Denk aan: arbeid, artikel 15/16/17
OESO, het maakt een verschil wat je bent. Een werknemer is verschillend van een directeur, dus logisch dat je veel
artikelen hebt. Het zijn verschillende gevallen en verschillend behandelen.
2. Identity of person or entity for whom services are provided  persoon voor wie je de diensten verleend, ben je
ambtenaar of een private dienstverlener. Dus artikel 19 over overheidsdiensten en andere landen mogen dan heffen
dan bij privaatrecht, logisch.
3. Types of services covered (qualification issues)  verschil van goederen, denk aan artikel 15 lid 3 OESO over
vervoersdiensten, ook andere regeling welk land mag heffen. Dus bij internationale transportdienst met
vliegtuig/schip.
4. Threshold requirement  drempel, denk aan 183 dagen bij een bepaalde categorie (allocatie met drempel)
5. Income from services subject to tax
6. Basis of source country taxation permitted

Mening geven of de allocatie van heffingsrechten in belastingverdragen betreffende inkomsten uit dienstverlening wat
hen betreft aangepast zou moeten worden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden ingegaan op aspecten van vereenvoudiging
en duidelijkheid, of op de verscheidenheid aan diensten die mogelijkerwijs een verschillende behandeling rechtvaardigt.

Tax treaty case law around the globe 2020  Philip Baker
1. Beschrijf de feiten van deze Fowler-zaak en de rechtsvraag die in deze zaak centraal staat.  De heer Fowler was
fiscaal inwoner van Zuid-Afrika en oefende duikactiviteiten uit in het Verenigd Koninkrijk. Hij oefende deze
werkzaamheden uit als werknemer (dus in dienstbetrekking). De VK kende echter een nationale fictie voor duikers die
tot gevolg had dat het inkomen als “trading income” werd gezien en dus niet als loon uit dienstbetrekking. De

, achtergrond van deze fictie was om rekening te kunnen houden met bepaalde kosten die bij deze (duik)activiteiten
om de hoek kwamen kijken: onder het regime van dienstbetrekking waren deze niet aftrekbaar, maar onder het
regime van “trading income” wel. De vraag was nu: beperkt deze nationale fictie de bronstaat (VK) in zijn
heffingsrecht? Meer concreet: is artikel 7 OMV (winst uit onderneming) of art. 15 OMV (loon uit dienstbetrekking) van
toepassing? Onder art. 7 OMV zou het VK geen heffingsrecht hebben (geen vaste inrichting in het VK immers), onder
art. 15 OMV wel omdat de activiteit in het VK werden uitgeoefend (en de uitzondering van lid 2 niet van toepassing
was)
2. Geef aan wat de Engelse High Court in deze zaak heeft beslist. Het Engelse High Court komt tot het oordeel dat de
fictie doorwerkt naar het belastingverdrag en dat art. 7 OMV dus van toepassing is. De reden is dat de nationale fictie
tot gevolg heeft dat er een nieuwe bron van inkomen ontstaat, namelijk trading income. Er is daarom niet langer meer
sprake van inkomen uit dienstbetrekking. Het VK heeft daarom geen heffingsrecht. Het feit dat de inkomsten van de
heer Fowler niet in Zuid-Afrika worden belast, is daarbij niet relevant. Er is 1 dissenting opinion: 1 rechter is van
mening dat er wel degelijk sprake blijft van inkomen uit dienstbetrekking, en dat de fictie alleen maar betrekking heeft
op de vraag hoe het inkomen naar Engels recht belast moet worden (onder aftrek van kosten) en niet op de vraag wat
voor inkomen er wordt belast.
3. Geef gemotiveerd aan of u het met de beslissing van de Engelse High Court eens bent .  Concepten die daarbij
relevant zijn, zijn o.a. het beginsel van rechtszekerheid, gelijkheid, neutraliteit, uniformiteit, permanency of
committments en het voorkomen van dubbele non-heffing (mismatch).
4. Geef aan hoe de uitkomst voor de Engelse High Court in de Fowler-zaak zich verhoudt tot de Nederlandse rechtspraak
van de Hoge Raad op het gebied van verdragsinterpretatie en doorwerking van nationale wetsficties.  De Hoge Raad
heeft in o.a. de fictiefloonarresten van BNB 2003/379 en BNB 2003/380 beslist dat nationale ficties (vanuit het
perspectief van de bronstaat) niet doorwerken naar het belastingverdrag als deze fictie tot gevolg heeft dat Nederland
als bronstaat (potentieel) eenzijdig heffingsrecht naar zich toetrekt over inkomen dat naar zijn aard aan het andere
verdragsland (de woonstaat) is toegewezen. Deze leer geldt zowel voor ficties die zijn ingevoerd nadat het
desbetreffende belastingverdrag inwerking is getreden (BNB 2003/379 eb BNB 2003/380) en voor ficties die al
bestonden toen het desbetreffende belastingverdrag werd gesloten (BNB 2017/34). Uitzondering is als uit de
totstandkomingsgeschiedenis van dat verdrag of uit andere bronnen kenbaar dat de andere verdragsluitende partij de
fictie heeft aanvaard. In dat geval werkt de fictie wel door naar het belastingverdrag (zie BNB 2013/72 en BNB
2017/34).
a. Het verschil met de Fowler-zaak is dat in de Fowler-zaak het gevolg van (doorwerking van) de fictie was dat de
bronstaat heffingsrecht verloor. In de HR-rechtspraak tot nu toe ging het steeds om de omgekeerde vraag,
namelijk of een fictie doorwerkt als hiermee de bronstaat potentieel heffingsrechten uitbreidt.

Verschillende interpretatie
1. Dynamische interpretatie wil in deze context zeggen dat men bij de uitleg van een OESO- conform belastingverdrag
steeds uit gaat van de laatste versie van het OESO-commentaar zoals deze geldt op het moment van toepassing van
het desbetreffende belastingverdrag.
2. Statische interpretatie wil in deze context zeggen dat men bij de uitleg van een OESO- conform belastingverdrag
steeds uitgaat van het OESO-commentaar zoals dat gold op het moment dat het desbetreffende belastingverdrag
werd gesloten. Latere wijzigingen worden dan niet in aanmerking genomen.

Inwonerschap
Natuurlijk persoon
1. Nationaal recht  Art. 4 AWR: waar iemand woont is afhankelijk van de omstandigheden, hierbij moet een
duurzame band van persoonlijke aard aanwezig zijn met Nederland. Het belangrijkste aanknopingspunt is daar waar je
een woning hebt. Verder nog: duur en regelmatig van verblijf, verblijfplaats gezin, sociale contacten, plaats van arbeid
of vermogen, nationaliteit etc.
2. Internationaal recht  Art. 4 OMV, zegt dat iedere persoon die de woonplaats of het verblijf heeft in een staat, een
inwoner is. Echter, wanneer dubbele belasting komt door inwonerschap moet lid 2 bekeken worden als Tie-Breaker
rule. Sub a t/m d geeft een dwingende rangorde, dus je begint bij een duurzaam tehuis en zo verder.
De tie breaker rules kunnen ervoor zorgen dat je beperkt belastingplichtig wordt in plaats van onbeperkt. Je blijft wel altijd
binnenlands belastingplichtig.

Lichamen
1. Nationaal recht  Art. 4 AWR zegt ook hierover dat naar omstandigheden gekeken moet worden. Dus waar vinden
leidinggevende activiteiten van het bestuur plaats? Tenzij het bestuur een Stroman voor een ander is: plaats van de
persoon die echt feitelijke leiding geeft (= Harlekijnmanagement). En art. 2 lid 4 VPB is van belang: oprichtingsfictie:
wanneer je naar Nederlands recht ben opgericht word je geacht te zijn gevestigd in Nederland. Stel dit is allemaal in
Nederland dan gewoon binnenlands belastingplichtig.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper cheryl40. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 73918 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  10x  verkocht
  • (5)
  Kopen