Test Bank Human Physiology Silverthorn, 64 questions with anwsers, new 2024
Samenvatting - Nier 1
SUMMA SELECTIETOETS 800+ FLASHCARDS: HUMAN PHYSIOLOGY (SILVERTHORN) + ALGEMENE FARMACOLOGIE
Alles voor dit studieboek
(29)
Geschreven voor
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Revalidatiewetenschappen En Kinesitherapie
Neurofysiologie
Alle documenten voor dit vak (2)
1
beoordeling
Door: emmawenqi • 1 jaar geleden
Verkoper
Volgen
LB2001
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
H1: ALGEMEENHEDEN VAN DE
NEUROFYSIOLOGIE
H2: SOMATOSENSORISCHE FYSIOLOGIE
H3: AUTONOOM ZENUWSTELSEL
H4: SPIERFYSIOLOGIE
H5: CONTROLE VAN
LICHAAMSBEWEGINGEN
NEUROFYSIOLOGIE H6: NEUROFYSIOLOGIE VAN
CHRONISCHE PIJN
Academiejaar 2020-2021
,Hoofdstuk 1: Algemeenheden van de neurofysiologie
Afferent: lichaam naar brein (dorsale hoorn) à sensibel (einde in sensibele ganglion)
Efferent: brein naar lichaam (ventrale hoorn) à motorisch
Perifere zenuwen
Bloedvatennetwerk is cruciaal à Bij een tijdelijke afsluiting door bijvoorbeeld in slaap te
vallen op je arm, geeft dit een probleem bij de doorbloeding van de zenuw. Dit wordt zo veel
mogelijk gecompenseerd door aanliggende bloedvaten.
1. Bespreek de samenstellende elementen van de perifere zenuw en bespreek hoe ieder van
die samenstellende elementen een functionele rol heeft.
Perifere zenuwen bestaan uit zenuwweefsel, bloedvaten en bindweefsel. De bloedvaten zijn
continu nodig om het zenuwweefsel te voorzien van bloed. Het zenuwweefsel is nodig voor
de geleiding van prikkels van en naar de hersenen. Het bindweefsel is nodig voor de beweging
van zenuwvezels en is verder onderverdeeld in endoneurium, perineurium en epineurium.
Bloedvaten en bindweefsel staan ook in voor de voeding en bescherming van zenuwweefsel.
Sliding of tensioning (N. Medianus)
Tensioning à flexie naar extensie met dorsiflexie pols à spanning toe- en afname elleboog
en pols gelijk: opgeteld (hoge en lage pieken)
Sliding à starten in dorsiflexie in pols tot extensie à afwisselend pols en elleboog: heffen
elkaar op, bijna constante spanning
=> Slidingtechniek is optimaler: continue doorbloeding door constante spanning en toename
longitudinale excursie (bijna 3x groter)
2a. Bespreek de beweeglijkheid van perifere zenuwen in onze extremiteiten.
Perifere zenuwen hebben eigen beweging door de flexibiliteit van het bindweefsel. Een
voorbeeld voor N. Medianus: arm in 100° abductie, elleboog in extensie en dorsiflexie in pols.
Dit heeft een grote longitudinale excursie en spanningstoename als gevolg.
2b. Leg daarbij het verschil uit tussen tensioning en sliding van perifere zenuwen.
Tensioning en sliding zijn twee mobilisatietechnieken.
Tensioning: abductie 100° in schouder en flexie elleboog. Bij het strekken van de arm (extensie
elleboog) wordt er een dorsiflexie in pols toegevoegd. De spanning toe-en afnamen in de
elleboog en pols vinden op gelijke momenten plaats, de pieken worden dus opgeteld. We
spreken hierbij van hoge en lage spanningspieken.
Sliding: abductie 100° in schouder, flexie elleboog en dorsiflexie pols. Bij het strekken van de
arm (extensie elleboog) gaat dorsiflexie in pols weg. De spanning toe- en afnamen van de pols
en elleboog wisselen elkaar af, hierdoor gaan de spanningen elkaar opheffen en is er sprake
van een bijna constante spanning.
De slidingtechniek is optimaler: continue doorbloeding door constante spanning en toename
longitudinale excursie (bijna 3x groter).
1
, Beschadiging en herstel
Bij schade ontstaat inflammatie en intraneuraal oedeem. Dit zorgt voor intraneurale druk en
zo daling van de vascularisatie. Dit leidt tot een vertraagd axonaal transport en tintelingen.
Bij het herstel zal het intraneuraal oedeem afnemen. De collageenproductie stijgt tot een
overproductie, wat leidt tot daling van elasticiteit en beweeglijkheid. Bij de start van het
herstel is er dus ook een daling van axonaal transport. Beweging is noodzakelijk voor herstel.
3a. Bespreek het tot stand komen van een actiepotentiaal in detail.
De stimulus komt binnen in het cellichaam. Deze stimulus is zeer lokaal en opent het
Na+kanaal. Dit noemen we ook wel het gradueel potentiaal. De stimulus zal verder uitbreiden
en daarbij ook afnemen in sterkte. Als de stimulus bij het aankomen aan de triggerzone nog
sterk genoeg is, dat wil zeggen een potentiaal van -55mV of meer hebben, zal er een
actiepotentiaal kunnen ontstaan. Deze zal zich verspreiden over de hele lengte van het axon.
> De stijgende fase komt door de toenemende permeabiliteit van het membraan voor Na+.
Een AP begint wanneer een graduele potentiaal de triggerzone bereikt en het membraan
depolariseert tot aan de drempelwaarde. Wanneer de cel depolariseert gaan de Na+
kanaaltjes open, wat de membraan nog meer permeabel maakt voor Na+. Na+ stroomt in de
cel door de concentratiegradiënt en door aantrekking door het negatieve membraan
potentiaal in de cel. In het bovenste derde van de stijgende fase is de binnenkant van de cel
positiever geworden dan de buitenkant en het membraanpotentiaal heeft omgekeerde
polariteit. Het actiepotentiaal piekt op +30mV wanneer de Na+ kanalen in het axon sluiten en
kaliumkanalen openen.
>De dalende fase van het AP komt overeen met de stijgende permeabiliteit voor K+. K+kanalen
openen in respons op de depolarisatie. De kaliumkanalen gaan veel trager open en als de K+
kanalen eindelijk open zijn, heeft het membraanpotentiaal van de cel +30mV bereikt.
Wanneer de Na+ kanalen sluiten op de piek van het AP, zijn de K+ kanalen net klaar met
openen, waardoor de permeabiliteit voor K+ zeer hoog is. K+ gaat uit de cel bewegen, hierdoor
wordt het membraanpotentiaal snel terug negatiever wat zorgt voor de dalende fase van het
AP. Wanneer het dalende potentiaal -70mV bereikt, is de permeabiliteit voor K+ nog niet
afgenomen. K+ blijft uit de cel stromen tot -90mV. Doet noemt men hyperpolarisatie.
Uiteindelijk sluiten de K+kanalen en de uitstroom van K+ stopt. Het behoud van K+ en het
lekken van Na+ zorgen voor het terug bereiken van de -70mV.
3b. Wat is het verschil tussen de absolute en relatieve refractaire periode?
De absolute refractaire periode: het neuron is tijdelijk niet prikkelbaar/ beïnvloedbaar voor
nieuwe prikkels.
De relatieve refractaire periode: bij het sluiten van de Na+kanalen, daalt de potentiaal terug
en wordt het neuron stelselmatig prikkelbaarder. Het is moeilijker, maar niet onmogelijk.
4a. Bespreek het transport van een AP doorheen het neuron
Een actiepotentiaal ontstaat in de triggerzone als het graduele potentiaal sterk genoeg is, als
het de prikkeldrempelwaarde nog steeds bereikt (-55mV). Het neuron wordt gedepolariseerd
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LB2001. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €11,99. Je zit daarna nergens aan vast.