Tentamenvoorbereiding Celbiologie en Immunologie - Deel l
Leerstof:
Celbiologie → Essential Cell Biology Chapter
College 1: Chapter 16
College 2: Chapter 18
pe
Immunologie → The Immunesystem
College 1:
Chapter 1:
⇒ 1.3 - 1.7
⇒ 1.10 - 1.12
Chapter 2:
⇒ 2.2, 2.3, 2.6, 2.7 en 2.8
Chapter 3:
⇒ 3.1 - 3.2 (t/m Fig 3.3), 3.4, 3.7 (niet RLR en signalering), 3.12, 3.14 (Fig. 3.26/28)
⇒ 3.15 - 3.17
College 2:
Chapter 5:
⇒ TCR: 5.1 - 5.2
⇒ HLA: 5.15, 5.18 (Fig. 5.33)
Chapter 7:
⇒ 7.1, 7.7
⇒ 7.11 - 7.13
College 3:
Chapter 5:
⇒ 5.5 -5.6
⇒ 5.9 - 5.10
⇒ 5.12, 5.13, 5.14 (Fig 5.26)
Chapter 8:
⇒ 8.1, 8.3, 8.5
⇒ 8.7 - 8.10, 8.13, 8.14
⇒ 8.16 - 8.18
College 4:
Chapter 11:
⇒ Memory: 11.1, 11.2, 11.6, 11.7
⇒ Vaccination: 11.11, 11.13, 11.14, 11.16, 11.18, 11.20
, Samenvatting leerstof ECB
Chapter 16: Cell Signaling
General principles of cell signaling:
Signaaltransductie is het proces waarbij een soort signaal wordt geconverteerd in een ander
soort signaal. Een signalerende cel produceert een speciaal soort extracellulair
signaal-molecuul (wordt gedetecteerd door een target-cell). De meeste cellen kunnen zowel
een signalling- als een target cell zijn.
Target cellen hebben eiwitten genaamd receptors, die kunnen een signaal molecuul
herkennen en daarop reageren. Signaaltransductie begint op het moment dat de receptor op
de target cel een extracellulair signaal ontvangt. Hierdoor gaat de target cel ‘intracellulaire
signal-molecules’ produceren, dit verandert het gedrag van de cel.
Er zijn verschillende manier van cell-signaling, waaronder het gebruik van hormonen. Een
hormoon is een extracellular signal-molecuul dat wordt uitgescheiden en getransporteerd via
het bloed. Hormonen worden geproduceerd door endocriene cellen.
Ook heb je paracriene signaling, hierbij verplaatsen de signaling molecules zich niet via het
bloed, maar diffuseren ze door de extracellulaire vloeistof. Ze blijven dicht in de buurt,
waardoor ze gezien kunnen worden als ‘local mediators’ op nabij liggende cellen. Dit soort
signaling molecules zijn vooral betrokken bij ontstekingen in infecties en de celdeling bij een
open wond. Een vorm van paracriene signaling is autocriene signaling, hierbij kan de cel zelf
zijn celdeling reguleren (zonder extracellulair signaal).
Een derde vorm is neuronal signaling, hierbij kan (net als bij endocriene signaling)
gecommuniceerd worden over grote afstanden. Het verschil is alleen dat er bij neuronal
signaling heel specifiek een signaal wordt uitgezonden. De axon van een neuron eindigt bij
een synaps van een target cell. Een neuron kan elektrische impulsen uitzenden, wanneer
deze impulsen het uiteinde van de axon naderen, stimuleren de elektrische impulsen de
afgifte van neurotransmitters (extracellular signal molecule). De neurotransmitter kan dan via
een soort ‘gap’ naar zijn bestemming.
Een vierde vorm van cell-signaling is contact-depending signaling. Hierbij maken de target
cellen direct contact met de signaling molecules, omdat ze zich allebei in het
plasmamembraan bevinden.
Of een cel reageert op een signaling molecule hangt af of het een receptor heeft voor dat
desbetreffende molecuul. Zonder de juiste receptor is een cel doof voor een signaal en zal
hier niet op reageren.
Extracellulaire signal molecules kunnen onderverdeeld worden in twee grote groepen,
gebaseerd op de receptor waarmee ze reageren. De twee soorten receptoren zijn
‘cell-surface receptors’ en ‘intracellular receptors’.