Hoorcolleges Inleiding criminologie
Hc 4: biologische en psychologische verklaringen voor criminaliteit
Biologische theorieën voor crimineel gedrag
Psychologische theorieën voor crimineel gedrag
Stoornissen
Antisociale persoonlijkheidsstoornis: psychopathie, sociopathie, antisociale persoonlijkheid:
verschillende termen die op hetzelfde wijzen: een persoon die inadequaat gesocialiseerd is
Stoutmoedig/roekeloos: lage angst, hoog zelfvertrouwen, egocentrisch
Disinhibitie: slechte controle van impulsen en onmiddelijke bevrediging van behoeften willen,
destructief zoeken naar excitement
Gemeenheid: geen empathie en spijt ervaren, wreedheid om macht te krijgen, agressie
Doorgaan personen die vroeger afgewezen, wreed, of onverschillig behandeld zijn > ontvangt
geen liefde > ontwikkelt geen empathie
Maar ook genetische ( ‘warrior gene”)en biochemische factoren ( hoge levels van testosteron
en lage levels van cortisol) lijken rol te spelen
ADHD: Attention deficit and hyperactivity disorder
In verschillende onderzoeken in verband gebracht met delinquentie
Hoofdkenmerken:
- onoplettendheid
- hyperactiviteit
- Impulsiviteit
In combinatie met een antisociale persoonlijkheidsstoornis groot risico op crimineel gedrag
Persoonlijkheidstheorieën
Voorbeelden van theorieen:
Het PEN-model
Drie dimensies van persoonlijkheid relevant voor crimineel gedrag:
1. Psychoticisme
2. Extraversie (sensation seekers)
3. Neuroticisme (vs. Stabiel)
c
,1&2 houden verband met arousal > agressie; opwinding, etc.
3: hoge dimensie > agressief en impulsief
Het Big Five model: theorie over hoe je succesvol je bent in het leven (OCEAN)
1. Extraversion: actief, agressief, energiek, enthousiast, praatgraag
2. Agreeableness: aanhankelijk, vergevingsgezind, genereus, aardig, sympathiek,
vertrouwensvol
3. Conscientiousness: efficient, georganiseerd, planmatig, betrouwbaar,
verantwoordelijk, doortastend
4. Neuroticism: angstig, zelfmedelijden, gespannen, lichtgeraakt, instabiel, verontrust
5. Openness/intellect: artistiek, nieuwsgierig, fantasierijk, origineel, geïnteresseerd
Zelfspr theorie:
Kenmerken criminelen:
- Impulsief
- Ongevoelig
- Fysiek (i.p.v. mentaal)
- Risico zoekend
- Korte-termijndenkers
- Non-verbaal
Overkoepelend: lage zelfcontrole
Van social control naar self control: lage zelfcontrole gevolg van tekortschietende opvoeding
Lage zelfcontrole leidt tot:
- delinquentie/criminaliteit
- slechte schoolresultaten/selectie delinquente vriendenkring/werkloosheid/wisselende relaties
- risicovol gedrag (ongelukken)
Zelfcontrole theorie (Gottfredson & Hirschi)
1 t/m 8e levensjaar stimuleren voor zelfcontrole:
Liefdevolle ouders, monitoren gedrag, herkennen antisociaal gedrag, adequaat bestraffen
Wat niet helpt: bv riskant gedrag (roken, gokken, binge drinking, spijbelen)
, Psychologische theorieën lijken dus wel veel terug te grijpen op twee noties:
Impulsiviteit/lage zelfcontrole en psychoticisme/lage mate van empathie/ongevoeligheid
Leren
Leerpsychologische theorieën, reactie op biologische/psychologische theorieën
Mensbeeld – zelf handelende actor – sociaal ‘tabula rasa’
3 voorbeelden theorieën
Conditionering
Klassieke conditionering: een stimulus die een reactie oproept, wordt geassocieerd met een
voorheen neutrale stimulus, die daardoor het vermogen krijgt om dezelfde eactie op te roepen
(bv. Pavlov, 1849-1936: hondenexperiment brokken kwijlen tijdens brokken de bel klinken,
uiteindelijk belletje wekte ook kwijl op, associatie)
Operante conditionering: consequentie van het gedrag beïnvloeden (beloning of straf), en
daarmee de kans op herhaling van het gedrag (Skinner, 1904-1990, eerst het gedrag/reactie en
daarna pas beloning of straf)
Ontwikkelingspyschologie
- vanaf de leeftijd van 6 maanden beginnen kinderen met schoppen en slaan
- agressie in kineern neemt af na de leeftijd van ongeveer 3 jaar
Afname vanwege ingrijpen omgeving? > agressie een kwestie van afleren, niet aanleren
Opvoedingsvaardigheden
Wanneer ouders voldoen aan:
- het bieden van warmte en ondersteuning (affectieve band/hechting)
- adequate controle uitoefenen (toezicht houden/disciplinering)
- straf combineren met uitleg (adequaat labelen van ongewenst gedrag en het bestraffen er
van)
minder kans op probleemgedrag
laatste stap met name van belang (ook bij gofferstschon en hirci)
Sociale leertheorie
Sociaal/observationeel leren: niet alleen eigen ervaring van beloning of straf maar ook:
verwachtingen gebaseerd op gadeslaan anderen; ‘imiteren’ of gedrag overnemen
Bobo experiment!