Week 4
HC 1
Vrij verkeer van goederen is een van de vier vrijheden van de interne markt (kern van het
Europese materiële recht). Bijzonder in twee opzichten:
De bepalingen voor het vrij verkeer van goederen in de verdragen zijn opgeknipt in een heel
aantal bepalingen met een onderscheid tussen tarifaire belemmeringen en non-tarifaire
belemmeringen en binnen het verdragsregime zijn er bepaalde gebodsbepalingen die zien
op het verbieden van tarifaire belemmeringen en bepalingen die zien op non-tarifaire
belemmeringen.
- Tarifaire belemmeringen: belemmeringen van fiscale aard (invoerrechten of
discriminerende belastingen (art. 30 en 110 VWEU). Zijn van geldelijke aard, bv
heffen van belasting op goederen waardoor handelsbelemmeringen ontstaan tussen
de verschillende lidstaten.
- Non-tarifaire belemmeringen (art. 34-36 VWEU). Dit zijn belemmeringen die van
een niet geldelijke, fiscale aard zijn die ook handelsbelemmeringen kunnen
opleveren (bv verbieden van verkoop of invoer of gebruik van goederen). Vooral art.
34 belangrijk geweest om de interne markt te realiseren, zeer ruim geïnterpreteerd
door het Hof van Justitie waardoor veel maatregelen van lidstaten onder dat verbod
van art. 34 vielen. Dat heeft geleid tot een uitgebreide jurisprudentie van het Hof. De
bepaling is bedoeld om het vrij verkeer van goederen tussen de verschillende
lidstaten te faciliteren en het Hof heeft dat in zeer ruime mate geïnterpreteerd.
Wat is de Europese interne markt?
In essentie was het verdrag van Rome een vrijhandelsakkoord, maar die regels van de
interne markt zijn bijzonder.
Doel is te komen tot één gemeenschappelijke markt die zoveel mogelijk lijkt op een
binnenlandse markt van een lidstaat.
Harmonisatie is een manier waarop de Europese interne markt tot stand kan worden
gebracht, doel ervan is te komen tot een gemeenschappelijke markt; kan door het
vervangen van de verschillende nationale regels tussen de verschillende lidstaten, door het
instellen van gemeenschappelijke regels, tot 1 gemeenschappelijke norm, om zo
handelsbelemmeringen tussen de lidstaten weg te nemen.
Een belangrijk vraagstuk binnen het interne marktrecht is wat de balans moet zijn tussen
aan de ene kant die 4 economische vrijheden die het makkelijk maken om economische
activiteit te ontplooien in andere lidstaten en aan de andere kant de ruimte die de lidstaten
moeten kunnen krijgen om publieke belangen te kunnen behartigen die mogelijk wel leiden
tot handelsbelemmerende maatregelen.
Wat is de Europese interne markt?
Artikel 26 lid 2 VWEU:
•De interne markt omvat een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van
goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de
Verdragen.
1
,De 4 vrijheden van de Europese interne markt:
- Vrij verkeer van goederen
- Vrij verkeer van personen
- Vrij verkeer van diensten
- Vrij verkeer van kapitaal
•Het begrip gemeenschappelijke markt (interne markt), zoals door het Hof in vaste
rechtspraak ontwikkeld, ziet op de afschaffing van alle belemmeringen van het
intracommunautaire handelsverkeer teneinde de nationale markten te verenigen tot één
enkele markt die de omstandigheden van een binnenlandse markt zoveel mogelijk
benadert. (De 27 verschillende nationale markten moeten worden samengesmolten tot 1
gemeenschappelijke markt en zoveel mogelijk lijken op een binnenlandse markt. De
voordelen van deze markt komt ook ten goede aan individuen, particulieren kunnen zich hier
rechtstreeks op beroepen (Van Gend en Loos)). Het is van belang dat de voordelen van
deze markt, behalve aan de handel, ook aan particulieren ten goede komen in geval zij
grensoverschrijdende transacties verrichten.
(Zaak 15/81 Schul, r.o. 33)
4 elementen die de Europese interne markt samen zo bijzonder maken:
1. Gemeenschappelijke buitengrenzen
•Douane-unie van de EU: alle lidstaten hanteren dezelfde gemeenschappelijke douane-
tarieven, dezelfde invoerrechten, ten opzichte van derde landen.
2.Marktintegratie is zeer breed
•Vier vrijheden die worden gegarandeerd door de Europese interne marktregels.
•Mededingingsregels: het maken van die gemeenschappelijke markt zorgt er ook voor dat
het van belang is dat de ondernemingen die actief zijn op die markt niet de mededinging op
die markt verstoren, dat die markt goed kan functioneren (art. 101 en 102 VWEU). Regels
van de interne markt roepen ook verplichtingen op voor particulieren.
3.Marktintegratie is zeer diep
•Niet alleen negatieve integratie, maar ook positieve integratie. Niet alleen verboden
(invoerrechten), maar ook het instellen van gemeenschappelijke regels om
handelsbelemmeringen tussen de lidstaten weg te nemen, er komt dan 1 norm.
•Interpretatie van het Hof van Justitie: heeft de 4 vrijheden vrij diep geïnterpreteerd. Veel
maatregelen van de lidstaten vallen onder de verboden die worden gerealiseerd door de 4
vrijheden.
4.Het rechtskarakter van de regels van de interne markt
•Doorwerking en inroepbaarheid van de regels van de interne markt in de nationale
rechtsordes. In tegenstelling tot de meeste vrijhandelsakkoorden, kunnen de bepalingen van
de 4 vrijheden rechtstreeks worden ingeroepen door particulieren voor de gewone nationale
regels. Dit maakt de regels bijzonder effectief. Zorgt ervoor dat de regels van de Europese
interne markt bijzonder sterk zijn en niet zomaar terzijde kunnen worden geschoven.
2
,HC 2
Artikelen die zien op tarifaire maatregelen:
Art. 30 VWEU (invoerrechten): verbiedt het lidstaten om in- en uitvoerrechten en heffingen
van gelijke werking te heffen. In- en uitvoerrechten bestaan eigenlijk niet meer tussen de
lidstaten. Arrest van Gend en Loos. Het verbod is absoluut, er zijn dus GEEN
uitzonderingen op mogelijk!
Art. 110 VWEU (binnenlandse belastingen): verbiedt de lidstaten nog discriminerende
product belastingen te heffen. Dus geen onderscheid tussen verschillende producten met bv
accijns. Dit artikel verbiedt enkel discriminerende belastingen, dus het is prima mogelijk dat
lidstaten belasting heffen op de verkoop van producten bijvoorbeeld, accijnzen kunnen nog
steeds worden geheven. Productbelastingen zijn in principe toegestaan, mits deze
belastingen niet discrimineren.
Discriminatie verboden tussen:
•Gelijksoortige producten: het is lidstaten verboden om een hogere belasting te heffen op
het ingevoerde gelijksoortige product, aan het binnenlandse product. Bv filtersigaretten en
donkere sigaretten (of 2 soorten appels).
•Concurrerende producten: als het gaat om concurrerende producten, mogen lidstaten
niet een belasting invoeren die het binnenlandse product beschermt. Bv bier en wijn
(producten die op de markt met elkaar concurreren, maar geen producten die er precies
hetzelfde uitzien, net zoals appels en peren). Laat het verschil tussen verschillende
belastingtarieven wat meer toe door de verschillende lidstaten. Er moet worden aangetoond
dat die hogere belasting op dat ingevoerde concurrerende product de binnenlandse
productie beschermt.
•Lidstaten mogen wel onderscheid maken tussen producten in hun belastingen op grond van
objectieve criteria. Er mag dus wel een hogere belasting worden geheven op het ene
product dan op het andere product, mits gebaseerd op objectieve criteria en niet gebaseerd
op de oorsprong van het product.
•Zaak C-213/96, Outokumpu Oy: Finland hanteerde een bepaald belastingstelsel waarbij
groene stroom een relatief laag tarief had en een hoger tarief had voor grijze stroom
(gelijksoortige producten). Obv het HvJ mocht er een onderscheid gemaakt worden, met bv
het oog op het beschermen van het milieu. Het mag niet zo zijn dat dit hogere tarief enkel
wordt geheven omdat het product vanuit het buitenland afkomstig is. R.o. 30-33.
3
, Artikelen die zien op non-tarifaire belemmeringen:
Art. 34 VWEU: ziet specifiek op handelsbelemmeringen voor de invoer van goederen.
Verbied kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking (dus
maatregelen die hetzelfde effect hebben). Bemoeilijken het in- en uitvoeren van goederen
vanuit één lidstaat naar een ander. Kan een invoerverbod, eis van een lidstaat aan een
product of een discriminerende regeling zijn die het bv moeilijker maakt reclame te maken
voor ingevoerde goederen dan voor goederen die op de markt van de lidstaat zelf worden
geproduceerd. Het is gericht op de INVOER. Kan protectionistische maatregelen verbieden.
Art. 35 VWEU: ziet specifiek op handelsbelemmeringen voor de uitvoer van goederen. Het
is gericht op de UITVOER. Lidstaten snijden zichzelf economisch gezien in de vingers. De
interpretatie is een stuk beperkter tov art. 34. Ziet op maatregelen met een discriminerende
werking. Feitelijk en rechtens een onderscheid maken tussen uitgevoerde en niet-gevoerde
goederen.
Het doel is protectionisme tegen te gaan, om te verbieden dat lidstaten hun eigen industrie
proberen te beschermen door concurrerende producten van andere lidstaten van de markt
te weren.
Art. 36 VWEU: verdragsuitzonderingen voor inbreuken van art. 34 en 35 VWEU. Kan enkel
worden gebruikt voor inbreuken van deze artikelen. Lidstaten kunnen dus geen beroep doen
op art. 36 als ze het vrij verkeer van diensten belemmeren. Deze uitzonderingen hebben te
maken met publieke rechtvaardigingsgronden, publieke belangen die gediend moeten
kunnen worden door lidstaten (bv beschermen volksgezondheid of openbare orde). Als dat
in het geding is, kunnen lidstaten, ook al schenden ze art. 34 en 35, een beroep doen op art.
36 om die maatregelen in stand te doen laten houden.
^ in principe zijn deze vrij verkeer van goederen bepalingen enkel van toepassing op doen
en nalaten van de overheid (kan lokale overheid zijn). Deze bepalingen hebben GEEN
horizontale rechtstreekse werking! Je kunt deze bepalingen dus niet inroepen tov een
andere particulier, de gewone mededingingsregels zijn dan van toepassing. Dit is een
beperkende factor wat betreft het vrij verkeer van goederen. Uitzondering is vrij verkeer van
werknemers (arrest Bosman), die heeft horizontale rechtstreekse werking.
Wat is een heffing van gelijke werking? 4 elementen:
•Zaak 24/68 Commissie t. Italië
- Vorm irrelevant
- Hoogte heffing irrelevant
Moet gaan om:
- Eenzijdig opgelegde last (staat geen wederprestatie tegenover)
4