Week 1.1:
Algemeen personen- en familierecht, de persoon, naam en woonplaats, het huwelijk en
geregistreerd partnerschap, bescherming van meerderjarigen. Plaats van personen- en
familierecht in het Nederlandse recht en het internationale recht.
Podcasts:
Nummer 1
Het familierecht is niet statisch, maar beweegbaar en antwoord op ontwikkelingen in de
maatschappij. In 1810 was Napoleon in Nederland met de Code Civil. Toen die weg was
dachten we, we doen het zelf. De Belgen splitsten zich in 1830 af waarna Nederland in 1838
zijn eigen BW kreeg. Voor de Franse tijd hadden we oud vaderlandsrecht. Enorme
klassenverschillen in de 19e eeuw, ook de industrialisatie sloeg aan het eind van die eeuw
toe, daarvoor agrarisch. Fabrieksarbeiders verdienden veelste weinig. In de 20ste eeuw is
de situatie nog steeds dat voor zover de echtgenote geen handel drijft ze niks mag en in
dezelfde positie als een kind zit, en dus handelingsonbekwaam werd verklaard (op de
koningin na). Nederland was neutraal ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, daarna volgde
de ‘roaring twenties’, vrouwenbeweging kwam op. Sinds de jaren 50 is het zo dat vrouwen
die trouwen niet meer handelingsonbekwaam zijn maar kregen alsnog niet dezelfde positie
in de maatschappij als de man. Tot begin jaren 60 werd je als vrouw ontslagen als je ging
trouwen. Meer gelijkheid gekomen in de familiaire verhoudingen. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog zijn er te veel mensenrechten geschonden, daarna is het EVRM gekomen,
waar vooral veel Europese Staten lid bij zijn. Art. 94 Grw: algemeen verbindende bepalingen
uit verdragen gaan boven de wetgeving. Artikelen uit de BW moeten dus buiten toepassing
worden gelaten met strijd met het EVRM. Altijd zaken van mensen tegen een land, eerst de
nationale procedure door voordat je naar Straatsburg kan. Confessioneel: religieuze partijen,
met name de strengere christelijke partijen zoals de SGP zijn meer terughoudend in het
toestemmen in allerlei vernieuwingen in het recht dat betrekking heeft op de maatschappij.
Er zit spanning tussen de maatschappij en de wil van de wetgever wat betreft de huidige
positie van de vrouw. We gaan er vanuit dat mannen en vrouwen gelijk zijn, maar veel
vrouwen staan nog niet op eigen benen.
Nummer 2
Art. 1 BW: geen slavernij etc.
Rechtspersoonlijkheid: zelfstandige drager van rechten en plichten, begint met het leven
eindigt met de dood. Soms kan het nodig zijn rechten en plichten te kunnen claimen als een
kind in de buik zit, met name bij het erfrecht (niet verder erven dan de 6e graad, telkens als
er een geboorte tussen zit, zit er een graad tussen). Art. 9 jo 56 boek 4 BW: alleen erven als
je bestaat (dus geboren bent). Fictie hierop: je wordt als geboren aangemerkt als je levend
ter wereld bent gekomen. Het kind kan dan dus erven van bv de overleden vader
(erfgenaam). Als het kind dood ter wereld komt kan dit niet, het wordt geacht nooit te hebben
bestaan en erft dus niets. Bloedverwantschap: moeder 1 graad, zus en oma 2 graden. In je
eigen familie.
Aanverwantschap: familie van de echtgenoot, aangetrouwde familie. Als het huwelijk
eindigt blijft het aanverwantschap bestaan (schoonmoeder blijft schoonmoeder).
Het feit dat we achternamen hebben komt door Napoleon, om registers van de burgerlijke
stand te kunnen aanmaken om aan de hand van familielijnen te kunnen organiseren. In
beginsel ben je als ouders vrij om te bedenken hoe je kind moet gaan heten, je moet dit
1
,binnen drie dagen na de geboorte van het kind aangeven. Vroeger werd dit standaard door
de man gedaan omdat vrouwen in het ziekenhuis moesten blijven. Er zijn wel bepaalde
grenzen aan de voornamen van het kind, zelf kun je je naam ook wijzigen. In Nederland was
het vroeger zo dat indien je binnen het huwelijk werd geboren je de achternaam van je vader
kreeg. Daarbuiten geboren? Dan achternaam van de moeder. Nu is dat niet meer zo, er kan
gekozen worden. Echter kun je niet bv zeggen meisjes achternaam moeder jongens
achternaam vader. Als er gekozen is voor een bepaalde achternaam voor het eerste kind,
heten de andere kinderen hetzelfde. Naamswijziging is ook hier mogelijk, als je bv psychisch
lijdt onder je naam (art. 7). Art. 8; niet zomaar de naam van een ander voeren. Art. 9 vormt
hier een uitzondering op; als je getrouwd bent of geregistreerd partnerschap hebt, heb je het
recht om de achternaam van de ander te voeren. De traditionele manier in Nederland is dat
de man zijn eigen achternaam behoudt en dat de vrouw met de achternaam van de man
begint met een streepje vervolgens en haar eigen meisjesnaam erachter. Als vrouw en als
man kun je echter ook alleen je eigen naam behouden of alleen de naam van de ander
voeren. In de zakelijke sfeer behouden mensen vaak de eigen naam en in de privésfeer
dubbele naam of alleen de naam van de echtgenoot. Naar Nederlands recht hou je altijd je
eigen naam. De gedachte is dat als je bent gescheiden en er geen kinderen zijn, dat de
rechtbank dan kan zeggen dat je niet meer de naam van de ander mag voeren. De
woonplaats is vooral van belang als het gaat om allerlei officiële stukken
(belastingaanslagen, vaccinaties). Als je in een gemeente komt wonen moet je je daar
aanmelden in de registers, dat wordt dan jouw woonstede (waar je woont, thuis bent).
Sommige mensen hebben dit niet en moeten zwerven vanwege de woningnood.
Rechtspersoon: daar waar je je zetel hebt. Natuurlijk persoon (art. 11); als je verhuist en dit
aan de gemeentes hebt doorgegeven heb je je woonstede verplaatst. Minderjarigen hebben
een afgeleide woonplaats, volgen de woonplaats van degene die het gezag over hen
uitoefent (wettelijk vertegenwoordiger). Bij gescheiden ouders wordt vastgesteld waar je
hoofdverblijfplaats hebt. Plaats van het sterfhuis is de laatste woonplaats van de overledene.
Nummer 3
Oorspronkelijk was het huwelijk alleen tussen man en vrouw, monogamie is de norm.
Mensen van gelijk geslacht wilden echter ook graag kunnen trouwen. Vooral in
conservatieve gezinnen werd dit niet geaccepteerd, veel mannen verborgen hun identiteit,
aids was ook een groot probleem. Een commissie werd ingesteld voor mensen die niet met
elkaar mochten trouwen. Het geregistreerd partnerschap werd ingevoerd (1998) en
goederenrechtelijk en erfrechtelijk gelijkgesteld met het huwelijk. Burgerlijk huwelijk werd in
2001 opengesteld. Het huwelijk is niet constitutief, als een van de echtgenoten overlijdt
voordat de huwelijksakte wordt opgemaakt, is het huwelijk geldig. Bij het geregistreerd
partnerschap mag je zelf weten wat je wilt beloven en het ontstaat pas door het tekenen van
de partnerschapsakte. Als er bv bij het altaar iemand anders staat dan je had verwacht kun
je deze ogv art. 71 lid 2 nietig laten verklaren. Nietigverklaring heeft terugwerkende kracht
maar heeft hetzelfde gevolg als een echtscheiding ten aanzien van de kinderen.
Nummer 4
Normaal gesproken is het zo dat als je 18 jaar bent geworden je meerderjarig en
handelingsbekwaam wordt. In de praktijk is dat niet altijd te zien, en 21 jaar ligt biologisch
gezien meer voor de hand. Meerderjarigenbescherming: curatele (art. 1:378 ev) is de
meest vergaande, onderbewindstelling van vermogen (art. 1:431) ook wel
2
,meerderjarigenbewind, gaat over goederen en het mentorschap (art. 1:450) gaat over de
praktische verzorging en medicatie etc (belangen van niet-vermogensrechtelijke aard).
Curatele: degene die onder curatele wordt gesteld (curandus) wordt handelingsonbekwaam
(rechtshandelingen; handelingen met een beoogd rechtsgevolg gerichte wil kunnen niet
worden uitgevoerd), zelfde positie als een kind. De curator (de wettelijk vertegenwoordiger)
doet juridisch hetzelfde als de ouders bij een kind. Vrij strikte regels over wanneer dit kan.
Dit zwaarste middel kun je alleen gebruiken als de andere regels (bewind en mentorschap)
niet werken. Proportionaliteit: het moet in verhouding staan tot de ernst van de aandoening.
Niet zwaarder middel inzetten dan noodzakelijk is in de situatie. Als de procedure loopt en je
hebt al bescherming nodig en de rechthebbende is al meerderjarig kun je een professioneel
bewindvoerder aanstellen die het alvast gaat regelen. Een onder curatele gestelde is
bekwaam rechtshandelingen te verrichten met toestemming van zijn curator. Men mag
onder drank- of drugsgebruik bv een testament opstellen omdat men heldere momenten kan
hebben, wel moet daarop altijd getoetst worden op het moment van de rechtshandeling.
Onderbewindstelling van vermogen: het is niet per se zo dat hoe erger je eraan toe bent
hoe erg de beschermingsmethode is, soms is het andersom. Verkwisting: het niet kunnen
omgaan met geld. Geen mensen worden onder bewind gesteld maar SPULLEN! De
goederen van de rechthebbende worden onder bewind gesteld, mensen onder curatele wat
betreft hun handelingsbekwaamheid. Zaaksvervanging; als je spullen had, verkoopt en
andere spullen daarvoor in de plaats komen geldt het bewind ook daar over. Een
boedelbeschrijving moet worden gemaakt en ingeleverd om te weten waar het bewind over
gaat. Als dat goederen zijn waar iets met een register is (bv huizen) moeten die in openbare
registers worden ingeschreven. Als je iets wilt weten over die goederen kan je dat dan uit die
registers halen. Beheer doet de bewindvoerder zelf, is exploiteren (bv nieuwe huurders
zoeken om een huis steeds bewoond te laten), beschikken moet steeds samen, is het
verkopen bv. Als dat laatste niet lukt omdat er bv geen toestemming komt van een van
beide, dan kun je nog naar de kantonrechter anders heb je patstelling (338,341). Beschikken
in de zin van vervreemden (het verkopen en leveren aan derden en nieuwe voorraad
inslaan) kan onder beheer vallen. Als de rechthebbende wat wilt moet dat met toestemming
van de bewindvoerder en andersom. In beginsel maak je een onderscheid tussen beheren
en beschikken (overdragen en bezwaren, bv pandrecht of hypotheekrecht vestigen). In
bepaalde omstandigheden kan beschikken onder beheren vallen.
Nummer 5
Als de derde die met de rechthebbende handelt, die laatste vervreemd of bezwaard een
goed terwijl hij dat niet alleen mag doen. De derde is dan beschermd tenzij hij wist of had
behoren te weten dat het een goed onder bewind was (art. 1:439). De rechthebbende wordt,
anders dan bij de curatele, niet handelingsonbekwaam. Dat betekent dat hij obligatoire
rechtshandelingen gewoon kan sluiten, waar schulden uit kunnen komen (kan dus worden
aangegaan). Als er een handeling is gepleegd tijdens het bewind jegens of met de
rechthebbende zonder die medewerking of machtiging, dan kan de schuld die daaruit
voortvloeit (bv betalingsverplichting) kan dat niet worden verhaald op de bewindgoederen.
Mentorschap: geestelijke of lichamelijke toestand waarbij hij zijn belangen van niet-
vermogensrechtelijke aard zelf niet behoorlijk waar kan nemen.
Het levenstestament (volmacht) vaak als er volwassen kinderen zijn om allerlei dingen voor
de ouder te regelen die daartoe niet meer in staat is. Je kunt het kaalplukken evt door
kinderen van de ouders voorkomen door het opnemen van een toezichthouder in dat
testament. Juist als er slecht wordt beheerd of als er toestanden zijn in de familie zoals
3
, ruzies, zul je wel eens zien dat ondanks het feit dat er een levenstestament en dus algehele
volmacht is, de rechter toch zegt dat de persoon niet voldoende is beschermd en dus is
nodig toch een bewindvoerder aan te stellen evt samen met een mentor als er problemen
zijn mbt de verzorging en verpleging van de oudere in kwestie.
Curator, bewindvoerder en mentor nemen beslissingen voor anderen. De curator neemt
beslissingen voor anderen op het financiële en het persoonlijke vlak. De bewindvoerder
neemt alleen beslissingen over geld en goederen en de mentor neemt alleen beslissingen
op het persoonlijke vlak.
Kennisclip bloed- en aanverwantschap
Familierechtelijke betrekking (art. 1:197): ouder, kind en bloedverwanten staan hierin tot
elkaar.
Bloedverwantschap: de betrekking tussen personen van wie de een van de ander afstamt,
dus een afstammingsrelatie. Die afstammingsrelatie is te vinden in art. 1:197. Juridisch
bloedverwantschap betekent dat er een rechtsverhouding bestaat tussen die
bloedverwanten in dus een afstammingsrechtelijke relatie, dus een rechtsverhouding tussen
personen met wie een afstammingsrechtelijke relatie staat (bloedverwantschap). Het
juridische bloedverwantschap hoeft niet altijd samen te vallen met het biologische, adoptie
kan bv juridisch zijn maar niet biologisch. De graad van bloedverwantschap is van belang
voor wie er eft, meerderjarigenbescherming en bijzonder verlof. 1ste graad: ouders en
kinderen. 2e graad: broers/zussen en grootouders. 3e graad: overgrootouders, ooms/tantes.
4e graad betovergrootouders, achterneef/achternicht. 5e graad: achterneef/achternicht.
Aanverwantschap: berust op een huwelijksrelatie of een geregistreerd partnerschap. Dat
betekent dat er aanverwantschap ontstaat tussen de ene partner en de bloedverwanten van
de andere partner. Eindigt niet door een echtscheiding. Niet te vinden in art. 1:197.
Recht op ‘family life’: ontwikkeld in de rechtspraak (zaken Lebbink en Keegan), niet echt een
definitie van, is het hebben van een nauwe persoonlijke betrekking. Geeft invulling aan het
gezinsleven. Iemand die bv niet dat juridische bloedverwantschap/juridische
familierechtelijke betrekking heeft, wel een beroep kan doen op een omgangsregeling of
gezagsregeling van een kind, dus een beroep op het familierecht. Je bent dan niet juridisch
ouder, hebt niet die familierechtelijke rechtsverhouding, maar bent wel verzorgende/sociale
ouder. Voor het aannemen van family life in de zin van art. 8 EVRM is het niet voldoende om
alleen maar een biologische relatie te hebben. Volgens het EHRM moeten er bijkomende
omstandigheden zijn die maken dat dat beroep op art. 8 EVRM gehonoreerd wordt, hier
moet NL rekening mee houden, geschillen hierover moeten eraan getoetst worden.
Kennisclip boek 1 BW
Titel 6 geldt voor alle echtgenoten, ongeacht het regime waarin je bent gehuwd
(gemeenschap/huwelijkse voorwaarden). Titel 7 daarentegen gaat alleen over de
gemeenschap. Per 1 januari 2018 is er een beperkte gemeenschap ingevoerd.
4