Hertentamen 2020
Casus
Om de concurrentiepositie van de Nederlandse landbouw te versterken, heeft de regering
een handelsverdrag gesloten met staten buiten de Europese Unie. Een deel van de
goedkeuringswet van het verdrag luidt als volgt.
Artikel 1
Het op 1 april 2017 te Amsterdam tot stand gekomen verdrag inzake de handel in
landbouwproducten, waarvan de tekst en de vertaling in het Nederlands zijn geplaatst in
Tractatenblad 2017, 43, wordt goedgekeurd voor Nederland.
Artikel 2
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de
hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 1 oktober 2020
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Uitgegeven de vijftiende oktober 2020
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Het verdrag wordt geratificeerd en treedt in werking. Een aantal boeren is ontevreden over
de goedkeuringswet. De boeren stellen dat de door hen geproduceerde landbouwproducten
buiten het verdrag zijn gehouden, waardoor hun concurrentiepositie ten opzichte van andere
Nederlandse boeren juist is verzwakt.
Deze boeren stappen daarom naar de rechter. Ze vragen de rechter de vaststelling van de
goedkeuringswet onrechtmatig te verklaren en voeren daartoe drie argumenten aan. Ten
eerste is de goedkeuringswet volgens hen in strijd met een EU-verordening. Ten tweede is
de goedkeuringswet volgens hen in strijd met ongeschreven volkenrecht. Ten derde is de
vaststelling van de goedkeuringswet volgens hen in strijd met artikel 91 lid 3 Grondwet:
omdat het verdrag leidt tot ongelijke behandeling en daarmee afwijkt van artikel 1 Grondwet,
,zou de goedkeuringswet met een tweederdemeerderheid moeten zijn aangenomen, terwijl
dat niet is gebeurd.
Casusvragen
1. Op welke wijze is het verdrag goedgekeurd? (5 pt, 30 woorden)
2. Er zijn twee redenen waarom de minister van Economische Zaken en Klimaat
medeverantwoordelijk is voor de vaststelling van de goedkeuringswet. Welke twee
redenen zijn dat? (8pt, 80 woorden)
3. Vanaf welke datum kon de regering het verdrag ratificeren? (5 pt, 60 woorden)
4. Bij welke rechter kan de goedkeuringswet worden aangevochten? (9 pt, 80
woorden)
5. Geef per door de boeren aangevoerd argument aan of het door de rechter kan
worden beoordeeld. (9 pt, 90 woorden)
Losse vragen
6. Aan het begin van de coronacrisis stonden de coronaregels over
samenscholingsverboden in noodverordeningen. Er zijn ook de nodige boetes
uitgedeeld bij overtreding van deze verboden.
Leg uit waarom de regering deze regels toen niet in een zelfstandige algemene
maatregel van bestuur heeft vastgelegd. (6pt, 60 woorden)
7. Een gemeentelijke verordening regelt de openingstijden van winkels op zondag,
met als doel het waarborgen van de zondagsrust. Later komt er ter bescherming van
de belangen van winkelpersoneel en kleine winkeliers een wet in formele zin tot stand
die ook ziet op de openingstijden van winkels op zondag. Kan de gemeentelijke
verordening nog worden toegepast? (9pt, 70 woorden)
8. Waarom zou de invoering van een meerderheidsdistrictenstelsel voor de Tweede
Kamerverkiezing waarschijnlijk leiden tot minder partijen in de Tweede Kamer? (9pt,
100 woorden)
Beredeneervraag
9. Verdedig de stelling dat de machtenscheiding binnen de Nederlandse gemeenten
strikter is dan die op nationaal niveau in Nederland, en daarom wat meer lijkt op de
machtenscheiding die in de Verenigde Staten op nationaal niveau bestaat. (10 pt, 150
woorden)
Tentamen december 2020
1. Na de Tweede Kamer verkiezingen van maart 2021 komt er een kabinet tot stand waarin
vier partijen samenwerken; de Tweede Kamer fracties van deze partijen vormen samen een
, ruime meerderheid in de Tweede Kamer. In het regeerakkoord is het voornemen
opgenomen om barbecues in de openbare ruimte, zoals in parken, bij wet te verbieden om
luchtverontreiniging tegen te gaan.
Stel dat de regering treuzelt met de indiening van het betreffende wetsvoorstel en de
meerderheid van de Tweede Kamer graag wil dat er wat schot in de zaak komt. Noem twee
mogelijkheden die de Tweede Kamer heeft om daarnaar te streven (8pt, 70 woorden).
2. Stel dat er uiteindelijk een wetsvoorstel komt met een verbod van barbecues in de
openbare ruimte. Het voorstel wordt door de Tweede Kamer aangenomen. Zou het
mogelijk zijn dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel bij een hoofdelijke stemming
aanneemt met 19 stemmen vóór en 18 stemmen tegen? (8pt, 70 woorden)
3. Uiteindelijk is het wetsvoorstel goedgekeurd in beide kamers en bekrachtigd. In gemeente
Z. bestaat sinds jaar en dag een gemeentelijke verordening die het barbecueën in parken
verbiedt. Is deze verordening na totstandkoming en inwerkingtreding van de
betreffende wet van rechtswege vervallen? (8 pt, 80 woorden)
4. Een fabrikant van barbecues vraagt zich af bij welke rechter rechtsbescherming openstaat
tegen de vaststelling van de wet met het verbod van barbecues in de openbare ruimte. Hij
denkt dat het afhangt van het antwoord op de vraag of de wet een algemeen verbindend
voorschrift bevat of niet. Leg uit dat het in dit geval helemaal niet uitmaakt of er sprake
is van een algemeen verbindend voorschrift of niet. (8pt, 80 woorden)
5. Uiteindelijk komt de zaak voor de rechter. Volgens de fabrikant is de wet in strijd met
ongeschreven fundamentele rechtsbeginselen en met een EU-verordening. Waarop kan hij
zich voor de rechter het beste beroepen? (8pt, 70 woorden)
6.In de APV van gemeente C. staat de volgende bepaling:
Het is verboden zonder vergunning van het college een voor het algemeen publiek
toegankelijke motorcross te organiseren.
Is de toekenning van de bevoegdheid aan het college in overeenstemming met de
Gemeentewet? (7pt, 80 woorden)
7. Art. 7 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren luidt:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter voorkoming van verspreiding
van besmettelijke dierziekten regelen worden gesteld ten aanzien van de reiniging en
ontsmetting van stallen, kooien, vervoermiddelen, de daarbij behorende voorwerpen en
andere plaatsen en voorwerpen waar of waarin dieren hebben verbleven.
Mag de regering de bevoegdheid om ter voorkoming van de verspreiding van
besmettelijke dierziekten regels te stellen ten aanzien van de ontsmetting van
vervoermiddelen (sub)delegeren aan de minister (6 pt, 40 woorden).
8. Mag de regering op grond van art. 7 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
regels stellen ten aanzien van een gezonde samenstelling van veevoer? (7pt, 70
woorden)
9. Beredeneervraag