Samenvatting Gordon eigenschap 3:
Vraag 1: vaker tijd maken voor gezin en familie. niet dringend, wel belangrijk. (kwadrant II)
Vraag 2: mensen sneller hulp aanbieden. niet dringen, wel belangrijk. (kwadrant II)
Eigenschap 1 = de basiskwaliteiten van voorstellingsvermogen, geweten, onafhankelijke wil en
zelfbewustzijn.
Eigenschap 2 = gebaseerd op je verbeeldingskracht en geweten.
Eigenschap 3 is hier resultaat van = je onafhankelijke wil een centrum van principes verschaffen. is
een soort zelfmanagement. Dit is analyseren, ordenen, toepassen, discipline, uitvoering.
‘Je managet met je linkerhersenhelft, je leidt mensen met je rechter hersenhelft.’
Kracht van onafhankelijke wil: stelt je in staat om beslissingen te nemen en naar die beslissingen te
handelen. Wilskracht maakt het onmogelijke mogelijk. Ook ligt het aan je persoonlijke integriteit (is
datgene wat je aan jezelf verplicht bent, het vermogen om de daad bij het woord te voegen).
Tijdmanagement: organiseren en uitvoeren op basis van prioriteiten.
Echter, efficiënt werken gaat vaak ten koste van de spontaniteit van mensen. Tijdmanagement deugt
niet, het gaat meer om de organisatie van jezelf. Voldoening is niet afhankelijk van verwachtingen,
maar ook van je ontplooiing. = cirkel van invloed.
Een activiteit wordt bepaald door twee factoren; hoe dringend zij is en hoe belangrijk het is.
zie de tijdmanagementmatrix op pagina 131.
Pareto-principe: 80% van de resultaten vloeit voort uit 20% van de activiteiten.
Gebrek aan discipline komt voort uit slechte bewustwording van kwadrant II.
Bij kwadrant II gelden 6 criteria (niet dringend, wel belangrijk) kern van effectief zelfmanagement:
1. Samenhang; er moet sprake zijn van integriteit, eenheid en harmonie tussen je visie, missie,
rollen, doelstellingen, prioriteiten en discipline.
2. Evenwicht; je moet je leven in evenwicht houden, belangrijke dingen zoals gezondheid en je
gezin niet vergeten.
3. Focus van kwadrant II; je hebt een stimulans nodig om genoeg tijd en energie in kwadrant II
te steken. VB. planning maken.
4. ‘Menselijke’ factor; je moet met mensen om kunnen gaan.
5. Flexibiliteit; het moet jou dienen en niet omgekeerd.
6. Draagbaarheid; je moet het mee kunnen nemen zodat je er te allen tijde aan kan werken.
Eerste generatie: lijst met taken wordt opgesteld, je streept ze een voor een af. Kent geen prioriteit.
Tweede generatie gebruikt kalenders en agenda’s. Denken vooruit en laten ’t niet afweten.
Derde generatie plant beter. Zorgen dat hun waarden en doelstellingen duidelijk zijn. Wel prioriteit.
Nadelen: men is niet realistisch, hebben een beperkte visie.