Blok 1.2 Nabaa Al Najafi
CLL 1.2 A Cellen, weefsels en immunologie
Code: MHVP1CLL2A
Tentamen: 07-02-2022
Colleges en literatuur Fysiologie en anatomie:
1- College 0: De basis 18/11: Basisbegrippen (werkcollege): Fysiologie en anatomie. Paragraaf 1.1,
1.2, 1.3, 1.5, 1.6, 10.1.2 t/m 10.5.3
2- College 1: 19/11 Cellen : Fysiologie en anatomie, Bastiaansen. Paragraaf 1.1 t/m 1.6
3- College 2: 19/11 Celdeling : Fysiologie en anatomie, Bastiaansen. Paragraaf 1.7 en 1,8
4- College 3: 02/12 DNA en overerving : Fysiologie en anatomie, Bastiaansen. Paragraaf 13.1 t/m
13.6.4 (behalve 13.4)
5- College 4: 02/12 Eiwitten aanmaken : Fysiologie en anatomie. Paragraaf 13.6 en 13.9
6- College 5: 03/12 Weefsels : Fysiologie en anatomie. Paragraaf 1.9 en 2.1 (t/m 2.1.7)
7- College 6: 09/12 Injury and repair
8- College 7: 09/12 microbes
9- College 8: 16/12 Immuunsysteem deel 1 : Fysiologie en anatomie. Hoofdstuk 3 t/m paragraaf 3.7
en 2.2.6
10- College 9: 16/12 Immuunsysteem deel 2 : Fysiologie en anatomie. Hoofdstuk 3 t/m paragraaf 3.7
11- College 10: 17/12 Infectiepreventie
,Blok 1.2 Nabaa Al Najafi
Leeruitkomsten
Cellen en weefsels De student:
1. Beschrijft de basisprocessen met betrekking tot homeostase, metabolisme en
transportmechanismes
2. Beschrijft de bouw en functie van cellen en celorganellen
3. Beschrijft het proces van de eiwitsynthese
4. Beschrijft de onderdelen en processen van de celcyclus en de verschillende vormen van overerving
5. Beschrijft de bouw en functie van verschillende weefsels
Immunologie De student:
1. Beschrijft de bouw en levenswijze van bacteriën, virussen en schimmels
2. Beschrijft de onderdelen en functies van het aangeboren (niet-specifieke) en het verworven
(specifieke) immuunsysteem
3. Beschrijft en verklaart de ontstekingsreactie en de symptomen
4. Beschrijft de werking van de humerale en de cellulaire afweerreactie
5. Beschrijft de basisbeginselen van infectieleer en infectiepreventie
,Blok 1.2 Nabaa Al Najafi
College 0: Basisbegrippen
Kenmerken van het leven:
1- Metabolisme = stofwisseling (Katabolisme, anabolisme, assimilatie, dissimilatie)
2- Groei
3- Voortplanting
4- Adaptatie = aanpassingsvermogen
5- Prikkelbaarheid en prikkelverwerking
6- Beweging
7- Homeostase
Metabolisme: (stofwisseling) verzamelnaam voor alle fysische en chemische processen die in het
organisme plaatsvinden en tot het in stand houden van het leven dienen. Daartoe behoren: de
opbouw en afbraak van weefsel, de omzetting van substraten (bijvoorbeeld voedingsmiddelen) in
lichaamsbestanddelen en de verbranding van stoffen voor warmte en energieproductie. Alle ziekten
hebben invloed op de stofwisseling.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de opbouw van stoffen onder gebruik van energie
(anabolisme) en de afbraak van biomoleculen, waarbij energie vrijkomt (katabolisme).
Katabolisme: is het afbreken, via een zogenaamd katabool (organische stoffen), van grote moleculen
in kleinere moleculen in de cellen van een organisme. Bij katabole afbraak komt chemische energie
vrij, die het organisme gebruikt voor diverse lichaamsfuncties. (b.v spieren afbreken)
Anabolisme: de opbouwende processen onder het metabolisme. Waarbij uit simpelere molecules
ingewikkeldere stoffen geproduceerd worden. (b.v spieren opbouwen)
Metabolisme kan onderverdeeld worden in "katabolisme" en "anabolisme":
A. Katabolisme is de afbraak van stoffen, waarbij energie vrijkomt. Dit is een vorm van
verbranding (dissimilatie).
B. anabolisme is de opbouw van stoffen, waarbij energie vastgelegd wordt (assimilatie)
Homeostase: Het vermogen van meercellige organismen om het interne milieu in evenwicht te
houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het organisme zich bevindt, door middel van
regelkringen in het organisme.
Homeostase voorbeeld:
1. Bloedsuikerspiegel: een normale nuchtere waarde ligt tussen de 4,0 en de 7,0 mmol/l
2. Regelkring d.m.v. hormonen: insuline en glucagon
3. Zuurgraad, pH, H+ ionen, indicatoren
Buffersysteem: Binding van vrijkomend H+, waardoor relatief weinig verandering van pH/zuurgraad
optreedt
- Bicarbonaat buffersysteem ((H2CO3)
, Blok 1.2 Nabaa Al Najafi
4. Wat gebeurt er als je door een metabole stoornis teveel H+ produceert (of te weinig H+
uitscheidt)
- H+ hoopt zich op in het bloed
- pH gaat omlaag
- Metabole acidose: verzuring van je lichaam, dan heeft je bloed een te lage zuurgraad. Het
woord acidose betekent verzuring; metabool wil zeggen dat er een probleem in de stofwisseling
is.
- Lichaam wil H+ wegwerken: dit kan door meer CO2 uit te ademen, want per CO2 verdwijnt er
een H+ uit het bloed, waardoor de pH weer langzaam stijgt.
- Dus: je gaat meer en dieper ademen
-
5. Wat gebeurt er als je door COPD niet voldoende kan ademen (hypoventilatie)?
- De CO2 wordt niet goed uitgeademd
- CO2 hoopt zich op in de longen en in ook het bloed
- H+ concentratie neemt toe, want per CO2 komt er ook een H+ bij
- pH gaat omlaag
- Respiratoire acidose
- Je nieren kunnen dan extra buffer aanmaken
COPD: is een longziekte waarbij je longen zijn beschadigd. Je hebt minder zuurstof en ademen is
moeilijker. Hierdoor heb je minder energie. Normale dingen zoals traplopen.
Opbouw van een mens: