DEEL 1 – Kenleer
Wat is kennis?
- de vraag hoe wij de wereld kunnen leren kennen, stelt de mens zich al vele eeuwen
- in de Europese geschiedenis duikt die vraag voor het eerst concreet op rond 600 voor
Christus, in Griekenland
- daarmee staan de oude Grieken aan de wieg van de westerse filosofische traditie
- na 300 voor Christus ligt de nadruk van de filosofie meer op ethiek, recht en politiek
- tussen 1500 en 1650: revolutie in Europa, kritische denkers die een meer wereldlijke
filosofie over de werkelijkheid willen bekomen
- die wetenschappelijke revolutie leidt uiteindelijk tot de Verlichting, een periode waarin
veel Griekse filosofie werd herontdekt en als inspiratiebron diende
rationalisme, empirisme en idealisme raken weer verankerd in filosofische
werken
bijdragen van de verlichtingsfilosofie monden uiteindelijk uit in het werk van
twee filosofen die voor een groot deel bepalend zijn geworden voor onze huidige
kijk op de werkelijkheid: Hume en Kant
- Hume en Kant spreken zich niet alleen meer uit over de vragen: ‘wat is kennis?’ en ‘hoe
komen wij tot kennis?’, maar betrekken deze vragen ook steeds meer expliciet op de
wetenschap
- de vraag wordt dus: ‘wat is wetenschappelijke kennis?’ en ‘is er een duidelijke grens te
trekken tussen wetenschappelijke kennis en andere kennissystemen?’
Introductie: tussen scepticisme en sciëntisme
- wetenschap wordt wel gezien als de ultieme menselijke prestatie
- volgens het sciëntisme stijgt de wetenschap uit boven alle pogingen om ons van kennis te
verzekeren: haar wetten bieden zekerheid
We denken inderdaad in een tijdperk van zekerheid te leven, maar is dat wel
terecht?
Weerspiegelt de wetenschap in haar theorieën werkelijk de natuur?
het onderzoek van de werkelijkheid is een menselijke bezigheid, en mensen zijn
beperkte wezens
- volgens het scepticisme zijn wetenschappers niets anders dan gelovigen
sceptici – of postmodernisten en relativisten – vallen de wetenschap aan op haar
waarheidsmonopolie
aan de wetenschap ontbreekt elk bewijs, zo stellen zij
volgens postmodernisten is de huidige wetenschap het product van mislukte
ideologieën die diep geworteld zijn in wetenschappelijke revolutie en Verlichting
er bestaat geen objectieve observatie, geen waarheid in de wetenschap
eigenlijk is er meer dan één waarheid, meer dan één methode
- wetenschappers en filosofen hebben geprobeerd de sceptici van repliek te dienen door
de wetenschap van een stevige basis te voorzien
1
,HOOFDSTUK 1: Antieke Griekse filosofie
1. De grot uit: rationalisme en empirisme in de oudheid
1.1 Introductie
Epistemologie
- Socrates (470-399 v.Chr.) stelde aan Theaetetus de vraag ‘wat is kennis’
- hij gaf hiermee aanzet tot de geschiedenis van de wetenschapsfilosofie en de
epistemologie: de filosofie van de kennis
Twee rivaliserende benaderingen die debat domineren
- rationalisme
stelt dat ware kennis over de werkelijkheid voortkomt uit een juist gebruik van
ons redeneervermogen
volgens rationalisten brengt ons denkvermogen ideeën tot stand waartoe onze
zintuiglijke vermogens niet in staat zijn
dit gedachtegoed is gebaseerd op het werk van Plato
- empirisme
stelt zintuiglijke ervaring als ultieme bron van kennis
de gedachte dat kennis gebaseerd moet zijn op empirische gegevens is afkomstig
van Aristoteles
1.2 Plato’s rationalisme
Plato
- eerste filosoof die als rationalist wordt aangemerkt (is leerling van Socrates)
- wat we weten van Socrates, weten we vooral door de geschriften van Plato: meeste
daarvan zijn in de vorm van dialoog geschreven
- Socrates gebruikte de dialectische methode, en stelde zijn stadgenoten vragen over het
leven, en over concepten als schoonheid, gerechtigheid en moed
- belangrijke onderwerpen zijn Plato’s metafysica en epistemologie
metafysica en de daaraan vrijwel gelijkstaande ontologie, houden zich bezig met
vragen naar het zijn
1.2.1 Wat bestaat en wat niet
Wat bestaat en wat niet: verschil tussen zijn en worden vertegenwoordigd door Parmenides en
Heraclitus
Heraclitus (ca. 600-540 v.Chr.)
- was ervan overtuigd dat verandering het hart van het bestaan vormt: niets is, alles wordt
- beroemd werk: ‘je kunt niet tweemaal in dezelfde rivier stappen; steeds zal ons ander
water omspoelen’
- Heraclitus stelt dat alles aan verandering onderhevig is en dat de meeste mensen niet in
staat zijn kennis te verwerven
- alleen zij komen tot kennis die achter verschijningsvormen de verborgen en
fundamentele wet, de Logos, zien
2
, Parmenides (ca. 510-440 v.Chr.)
- volgens hem bedriegen onze zintuigen ons, door ons te laten denken dat de dingen
voortdurend veranderen
- onder alle verandering en beweging die we waarnemen, ligt een permanente en
onveranderlijke werkelijkheid
- niets verandert werkelijk, en als iets verandert is het er niet meer: alles is, niets wordt
- kennis heeft betrekking op een verborgen werkelijkheid achter vergankelijke
verschijningsvormen
- onze zintuigen misleiden ons, en daarom moeten we vertrouwen op de rede om
onveranderlijke waarheden over de werkelijkheid te ontdekken
het debat tussen Parmenidus en Heraclitus betreft een ontologische discussie over het
onderscheid tussen verschijningsvorm en werkelijkheid
deze metafysische kwestie heeft direct te maken met epistemologische vragen naar wat kennis is
1.2.2 De wereld van de zintuigen: onderhevig aan verandering
De wereld van de zintuigen is aan verandering onderhevig
- Plato was het eens met de bewering van Heraclitus en diens leerling Cratylus dat de
wereld van de zintuigen voortdurend aan verandering onderhevig is
- maar als we kennis zien als waarneming, verandert onze kennis van moment tot moment
en van persoon tot persoon
- dan geldt: ‘De mens is de maat van alle dingen’ (homo mensura), zoals de sofist
Protagoras (ca. 490-420 v.Chr.) stelde
- voor Plato was dit relativisme onaanvaardbaar: waarheid en kennis gaan erover hoe de
dingen werkelijk zijn, niet over hoe ze voor jou en mij zijn
- Plato stond dan ook vooral aan de kant van Parmenides
- voor Plato was de werkelijkheid geen voortdurend veranderende schijn, maar een
bovennatuurlijk domein van eeuwige en volmaakte Vormen of Ideeën, van vrijwel alles
- wat wij zien, zijn onvolmaakte representaties van de werkelijke essentie
- onze kennis betreft deze ideeën
Allegorie van de grot
- de gevangenen in de grot, die nooit buiten zijn geweest, zien de schaduwen van objecten
aan voor de werkelijkheid
- pas als ze van hun ketenen bevrijd worden leren ze dat de objecten die ze dan kunnen
zien, werkelijker zijn dan de schaduwen waaraan ze gewend waren
- we moeten leren om achter die schijn de wereld van universele Ideeën te zien, de
ultieme werkelijkheid die de grond vormt van ware kennis
1.2.3 Empirisch onderzoek leidt niet tot kennis
Empirisch onderzoek leidt niet tot kennis
- de werking van zintuigen brengt slechts tot overtuiging (doxa), niet tot kennis (epistèmè)
- de ideeën behoren tot een bovennatuurlijke werkelijkheid die we niet met onze
zintuigen kunnen waarnemen
- we kunnen deze transcendente werkelijkheid kennen door ons redeneervermogen
- volgens Plato vormt de menselijke rede onze bron van kennis, maakt hem tot rationalist
- bovendien onderschrijft hij het nativisme: leer dat mensen aangeboren ideeën bezitten
3
, - we hebben daarom onze zintuigen niet nodig om kennis te verkrijgen
- Plato ging zelfs zo ver dat hij stelde dat we geboren worden met alle kennis
- die gaat bij onze geboorte helaas verloren, maar we kunnen ons alles herinneren, als we
onze rede maar goed gebruiken
- volgens Plato leren we dan ook geen nieuwe dingen, maar is leren slechts herinneren
1.2.4 Reïncarnatietheorie
Plato’s reïncarnatietheorie
- onze onsterfelijke zielen behoren tot de Ideeënwereld
- met een goed gebruik van onze rede herinneren we ons de Ideeën die we voor onze
geboorte hebben gezien, en leren zo de werkelijkheid kennen
- in zijn dialoog Meno legt Plato aan de hand van een geometrisch voorbeeld uit hoe
kennis die de ziel bezat in het voorbestaan in de Ideeënwereld herinnerd kan worden
- met een juist gebruik van ons redeneervermogen, kunnen we herstellen van een
toestand van vergetelheid en de eeuwige Ideeën kennen
1.3 Aristoteles’ empirisme
Empiristen
- geven een ander antwoord op vragen naar de bron van kennis of de manier waarop we
kennis verkrijgen
- zij zien zintuiglijke ervaring als bron van kennis
- onze zintuigen brengen ons in direct contact met de wereld, en onze ervaringen vormen
onze kennisbron
Emperist Aristoteles
- Aristoteles was empirist: om wetenschappelijke vooruitgang te boeken, moeten we het
abstracte theoretiseren loslaten en ons wenden tot de empirische, natuurlijke feiten
- theorieën moesten volgens hem overeenstemmen met ta phainomena, de
verschijningsvormen (waaronder ook algemene overtuigingen vallen)
- Aristoteles verwierp Plato’s standpunt van twee werelden
een bovenzintuiglijke wereld van Ideeën
de natuurlijke wereld waarin wij leven
- universalia zijn terug te vinden in natuurlijke objecten
- alle kennis komt uiteindelijk voort uit observatie van de natuur
- van Aquino (1225-1274) ontleende aan de werken van Aristoteles wat later bekend werd
als het peripatetisch axioma: ‘Niets is in het verstand dat niet eerst in waarneming was’
- volgens Aristoteles kon er geen sprake zijn van aangeboren kennis
- empiristen stelen dat we zonder kennis worden geboren
- Aristoteles: onze geest is een onbeschreven blad, waarop de waarnemingen van onze
zintuigen hun indrukken achterlaten
4