Aardrijkskunde
Hoofdstuk 1: Waar gaat het in de aardrijkskunde om?
De eerste vraag van de didactische driehoek waar gaat het in de AK om?
Je kunt deze vraag op 2 manieren opvatten welke kennis is bij AK belangrijk?
hoe ga je met die kennis om?
Kerndoelen:
Beschrijven kennis, inzichten en vaardigheden die scholen voor primair onderwijs in elk geval
aan alle lln moeten aanbieden.
Het zijn streefdoelen!
Beschrijven de kern van de onderwijsinhoud.
Zijn ankerpunten die de lkr houvast geven bij het maken van hun inhoudelijke keuzen en
uitwerkingen.
Ze maken zichtbaar waar het onderwijs in essentie over gaat.
Kerndoel 47: Kinderen leren de ruimtelijke inrichtin vd eigen omgeving te vergelijken met omgevingen
elders, in binnen- en buitenland, vanuit de perspectieven landschap, wonen, werken, bestuur, verkeer,
recreatie, welvaart, cultuur en glv. Er wordt aandacht besteed aan 2 lidstaten van de EU en 2 landen die
in 2004 lid werden, de VS, een land in Azië, Afrika en Zuid- Amerika.
Kerndoel 48: Kinderen leren over de maatregelen die in NL genomen worden/werden om bewoning
van door water bedreigde gebieden mogelijk te maken.
Kerndoel 49: Kinderen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en
godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijden,
tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren.
Kerndoel 50: De kinderen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopo van NL, Europa
en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
De wereld die kindern vanaf jonge leeftijd leren ontdekken, begint bij hun voordeur.
De wereld waarin ze om zich heen kijken hun eigen buurt of dorp, hun eigen omgeving.
Die verkenningstocht vindt geleidelijk plaats dagelijkse gang naar school, buiten spelen etc.
Soms krijgen ze de kans buiten hun vertrouwde omgeving te kijken uitjes, familiebezoek etc.
Gaande weg NL verkennen, maar ook het buitenland (vakanties).
Kinderen zien dat plekken op de wereld enorm van elkaar verschillen en dat elke ruimtelijke
inrichting, waar ook ter wereld, een gevolg is van zowel de natuur als de mensen die er wonen.
Natuurlijke processen: gebergtevorming, vulkanisme, aardbevingen, klimaat etc.
Menselijke activiteiten: economische, politieke, culturele en historische processen.
1.2 Inzoomen en uitzoomen
Kinderen leren 4 schaalniveaus te hanteren:
1. de (eigen) omgeving
2. Nederland
3. Europa
4. de wereld (buiten Europa)
Deze 4 vormen samen een denkkader, dat is alsware een kapstok.
Door vaak in- of uit te zoomen krijgen ze inzicht in de volgende begrippen: