Fiscaliteiten
Les 1, Hoofdstuk 1
Estate planning gaat vooral over fiscale planning, met name successieplanning. (beetje civiele
planning).
Op basis van (art 1) SW worden de volgende belastingen geheven: erfbelasting (= voor 2010
successierecht) en schenkbelasting. Kan ook geheven worden als de verkrijger in het buitenland
woont. Beslissend is of degene van wie het verkregen vermogen afkomstig is in NL woont.
Recht van overgang: was tot 2010. Werd geheven over situsgoederen (aan NL verbonden
vermogensbestanddelen), die krachtens erfrecht of schenking werden verkregen van iemand die
tijdens het verrichten van de schenking niet in NL woonde (of door overlijden).
Fictieve woonplaats: er kan erf- of schenkbelasting worden geheven als een Nederlander overlijdt of
een schenking doet binnen 10 jaar nadat hij NL heeft verlaten. Art. 3 lid 1 SW.
Voor niet-Nederlanders geldt jaar na vertrek uit NL een schenking = belasting betalen. Art. 3 lid 2 SW.
Alleen rechtens afdwingbare schulden van de erflater komen voor aftrek van erfbelasting in
aanmerking, art, 20 lid 3 SW.
Kosten voor boedelafwikkeling en executeursloon kunnen niet worden afgetrokken omdat ze nog niet
bestaan op het moment van overlijden. Uitvaartkosten (niet bovenmatig) mogen wel worden
afgetrokken, art. 20 lid 1 en 2 SW.
Belastingschulden die nog niet geformaliseerd zijn door het opleggen van een aanslag zijn wel
aftrekbaar, mits ze materieel verschuldigd waren op het moment van overlijden (art. 20 lid 5 en 6).
Fictiebepaling: als er een manier door de burger wordt gevonden om belasting te ontwijken, maakt
de wetgever wel bepaald dat er belasting (schenk/erfbelasting) betaald moet worden, art 11 lid 2 SW
Ik-opa-testament art. 10 lid 3 SW: Een "ik opa clausule" vindt haar basis in het principe dat
erfbelasting wordt bespaard door de erfenis over zoveel mogelijk mensen te verdelen. De
kleinkinderen krijgen ook een deel van de erfenis, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van
(progressieve) tarieven en vrijstellingen. De kleinkinderen krijgen echter enkel op papier geld, betaling
kan nog wel even duren.
Sinds 2010 is deze testamentvorm lang niet meer zo aantrekkelijk. De nominale vordering van het
kleinkind mag niet groter zijn dan de omvang van de nalatenschap van het kind (zonder rekening te
houden met de schuld aan het kleinkind).
De grondslag bij een fictieve verkrijging is op grond van lid 1 of lid 9 dus verschillend. Bij lid 1 vindt de
belastingheffing plaats over de gehele ik-opa-vordering, terwijl bij lid 9 wordt geheven over dat deel
van de ik-opa-vordering dat meer bedraagt dan het kind zelf uit de nalatenschap van grootouder heeft
verkregen.
De wetgever heeft in de loop der jaren allerlei maatregelen getroffen. Zo staat nu in artikel 10 van de
Successiewet dat het kleinkind mogelijk ook over het niet eerder belaste vruchtgebruik erfbelasting
moet betalen. Dus eigenlijk zijn we weer terug bij af. Dit is echter te voorkomen als opa in het
testament ervoor zorgt dat de erfenis voor de kleinkinderen samen niet hoger is dan de erfenis voor
het kind.
In het systeem van artikel 10 SW wordt de woning geacht krachtens erfrecht door het overlijden te
zijn verkregen en daarbij hoort een waardering op het moment van overlijden.
Step-up-regeling: bij overlijden van (een van) de ouders mag worden uitgegaan van de waarde van
de woning op het tijdstip van de rechtshandeling dat de woning is overgedragen. Vermeerderd met de
waardestijging van 1 januari 2010 tot de overlijdensdatum. Hierdoor wordt de waardestijging tussen
het moment van de rechtshandeling en 1 januari 2010 niet meegenomen voor art. 10 SW.
,Art 11 SW verblijvingsbeding: verdeling bij voorbaat. Als medegerechtigden tot een goed
overeenkomen dat bij leven of overlijden van een van hen zijn aandeel in onverdeeldheid zal worden
verkregen door anderen.
Art. 11 SW overnemingsbeding: mede-eigendom. Door een ovk kan iets worden overgenomen.
In het 1e lid van art 11 SW worden het verblijvingsbeding en overnemingsbeding als schenking
aangemerkt, als de verkrijging bij leven gebeurd. Bij vennootschapsrechtelijke verhouding geen
schenkbelasting als overname tegen een lagere prijs plaatsvindt (dan art 21 SW). Art. 11 SW.
Bij civielrechtelijk wel schenkbelasting.
Bij overname of verkrijgingsbeding bij overlijden: geen erfrechtelijke verkrijging, want de
eigendom gaat over op basis van een overeenkomst. Art 11 lid 2 SW: de verkrijging bij overlijden op
grond van het contractuele beding wordt als erfrechtelijke verkrijging belast, de tegenprestatie mag in
mindering worden gebracht (art 7 lid 2 SW).
Art 11 lid 2 SW blijft beperkt tot de ‘successierechtelijke verdachtenclub’ van lid 5. ook art. 10 en 13a
Ook verkoop met uitgestelde levering kan worden belast.
Art 11 lid 3 SW: kwijtschelding onder voorwaarde van overleving.
Art 11 lid 4 SW: als bij overlijden de partner die overblijft meer dan de helft krijgt, wordt over het
bedrag meer dan de helft belasting geheven = erfrechtelijke verkrijging (zie vb. blz. 31).
Art 12 SW: schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden worden aangemerkt als erfrechtelijke
verkrijging. Postume schenking: schenking die tot stand komt na het overlijden van de schenker is
(fictieve) erfrechtelijke verkrijging dus erfbelasting. Lid 3: eenmalig schenking met hoge vrijstelling.
Overlijdensrisicoverzekering: wordt van de verzekeringsmaatschappij verkregen na overlijden en
dus niet uit de nalatenschap. Geen sprake van erfrechtelijke verkrijging/fictiebepaling. Art. 13 SW zegt
dat het via erfrecht is verkregen, over de helft erfbelasting schuldig. Dit artikel is niet van toepassing
als de uitkering niet kan worden toegerekend aan premies en koopsommen die aan het vermogen van
de erflater zijn onttrokken. Art 13 SW kent geen verdachtenclub (art 10 en 11, 13a wel).
Heffing van erfbelasting voorkomen door premiesplitsing. (blz. 34/35).
1. Zorg ervoor dat uit de polis van de overlijdensverzekering duidelijk blijkt dat de premie gesplitst is. U
bent dus de premie verschuldigd van de overlijdensuitkering in het geval uw partner komt te overlijden
en andersom. Partners verzekeren dus over en weer (kruislings) elkaars leven. Overigens mag de
premie zelf best van de en/of-rekening worden afgeschreven.
2. Zorg voor een samenlevingscontract of huwelijkse voorwaarden. De premie voor de
overlijdensrisicoverzekering moet niet alleen door de begunstigde verschuldigd zijn, maar ook voor
rekening van de begunstigde blijven. Dat wil zeggen dat de premies van de verzekering niet tot de
gemeenschappelijke kosten van de huishouding mogen worden gerekend of ten laste van een
gemeenschap van goederen worden voldaan. De premiesplitsing kan dus alleen worden toegepast als
er gescheiden vermogens zijn, dus niet bij echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn
getrouwd. Neem contact op met een notaris om te controleren of uw samenlevingscontract of
huwelijkse voorwaarden op dit punt goed geformuleerd zijn.
3. De premie moet ook door de verzekeringsmaatschappij op de juiste wijze worden gesplitst. De
gesplitste premiebedragen moeten ook daadwerkelijk aan beide partners in rekening worden
gebracht. Hiervan mag worden afgeweken als beide partners bij de aanvraag van de verzekering
verklaren ermee akkoord te gaan dat de verzekeraar zich voor de incasso wendt tot de (eerste)
verzekeringnemer. Na elke wijziging van de verzekeringsovereenkomst moet deze verklaring opnieuw
worden afgelegd.
4. Het tijdstip van overlijden is beslissend voor de beoordeling of de premie daadwerkelijk ten laste is
gekomen van degene die de uitkering verkrijgt; mocht de andere partner per ongeluk toch aan de
premie hebben meebetaald dan kan dit dus niet meer worden gecorrigeerd als een partner overleden
is.
Renteloze lening, art. 15 SW: was vroeger belastingvrij als hij maar direct opeisbaar was en een
realiteitsgehalte had. Met de invoering van de nieuwe wetgeving moet er schenkbelasting betaald
worden als de rente lager is dan 6% (art 31 lid 13 SW en art 10 Uitvoeringsbesluit). Als er minder dan
6% in rekening wordt gebracht, is er sprake van een fictieve schenking: die schenking bedraagt het
verschil tussen het gehanteerde percentage en 6%. Geldt alleen voor particuliere leningen!
Directe opeisbaarheid: opeisbaarheidstermijn is minder dan een jaar (parlementaire geschiedenis).
Win-winlening: kinderen lenen bijv. van de ouders en betalen rente aan hen. Het geld blijft dan
binnen de familie. Kind mag het aftrekken in box 1, dus belastingvoordeel blijft.
Waardering art. 21 lid 1 SW: er moet worden gekeken naar de waarde in het economisch verkeer op
het moment van verkrijging. De beste verkoopprijs dus.
Waardering beursgenoteerde effecten, art. 21 lid 3 SW: de waarde van effecten wordt vastgesteld
op de slotnotering die is vermeld in de prijscourant die betrekking heeft op de laatste beursdag.
Waardering woningen art. 21 lid 5-7 SW: de WOZ waarde geldt als maatstaf. Tegenbewijs is niet
mogelijk, behalve bij lid 7: als tussen peildatum en verkrijging dingen zijn voorgevallen.
Erfgenamen worden ook als nieuwe eigenaren gezien (art 26 WOZ).
Waardering verhuurde woningen art. 21 lid 8 SW: gewaardeerd op een bepaald percentage van de
WOZ waarde (art. 10a UB SW). Maar dit geldt niet als de woning wordt gehuurd door de verkrijger of
partner daarvan. Let op: de WOZ waarde is niet bepalend voor de vraag of er sprake is van
schenking
Waardering serviceflat, art. 21 lid 10 SW: de waarde die in het economische verkeerd geldt, als die
waarde door een persoonlijke verplichting tot betaling van servicekosten voor diensten die geen
betrekking hebben op de woning zelf in belangrijke mate afwijkt van de WOZ waarde.
Waardering erfrecht art. 21 lid 15 SW: de vordering van erfbelasting is renteloos. De langst levende
echtgenoot heeft vruchtgebruik. De waarde van dit ‘fictief vruchtgebruik’ moet worden berekend.
Waardering vruchtgebruik: ligt aan jaarlijkse opbrengst (als die er niet is: art. 10 UB SW) en het
rendement moet worden gekapitaliseerd aan de hand van de tabellen in de UB SW.
Waardering ondernemingsvermogen, art. 21 lid 12 en 13 SW: waarde in het economisch verkeer
met inbegrip van de voor overdracht vatbare goodwill (of liquiditeitswaarde als die hoger is).
Instellingen als bedoeld in art. 5b en c AWR hebben een vrijstelling voor schenk- en erfbelasting.
Er is sprake van een progressieve heffing; enerzijds stijgt het tarief naarmate de verkrijging groter
wordt, anderzijds komt de verkrijger in een hogere tariefgroep terecht naarmate de erflater/schenker
en de verkrijger minder (of niet) met elkaar verwant zijn.
Samenwoners: als er een testament is vallen ze in tariefgroep 2: 30-40% met een vrijstelling van
€2.129. (samenwoners hebben geen erfrechtelijke gevolgen uit zichzelf). Maar als samenwoners
voldoen aan de eisen van art. 1a lid 1 SW dan zijn ze fiscaal gezien partners. Dan wordt er belasting
geheven als het bedrag hoger is dan €638.089.
Uitzondering art. 1a lid 3 SW: Art. 1a lid 1 onder c (samenlevingscontract) geldt niet voor personen die
meer dan 5 jaar samenwonen.
Uitzondering art. 1a lid 5 SW: eisen gelden niet als huishouding is onderbroken door opname in een
verpleeghuis. Mensen worden dan nog aangemerkt als samenwoners.
Stiefkind is eigenlijk voorbehouden aan de kinderen binnen een huwelijk of geregistreerd
partnerschap. Heb je met je huidige partner een samenlevingscontract, dan noem je het quasi
stiefkinderen.
H13.1 en 13.2
2 belastingen: erfbelasting (peilmoment: overlijden) en schenkbelasting (peilmoment: moment
waarop de schenking tot stand komt). Peilmoment schenking onder opschortende voorwaarde: op het
moment dat de voorwaarde wordt vervuld.
2 beginselen die een rol daarin spelen: woonplaatsbeginsel (art. 3 lid 2 SW), richt zich op het
subject van de belastingheffing.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper claudiastolk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,18. Je zit daarna nergens aan vast.