Samenvatting verbintenissenrecht
Week 1, Hoofdstuk 5
Inleiding verbintenissenrecht
Het verbintenissenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht. Een
verbintenis is een vermogensrechtelijke relatie tussen twee of meer personen
waarbij de ene partij (schuldenaar/debiteur) verplicht is tot een prestatie waarop
de andere partij (schuldeiser/crediteur) recht heeft. Verbintenissen ontstaan
alleen indien dit uit de wet voortvloeit (art. 6:1 BW), dus alleen als de wet
aangeeft wanneer verbintenissen kunnen ontstaan. Bij het ontstaan van een
verbintenis, ontstaan ook rechten en plichten. Verbintenissen zijn onder te
verdelen in drie categorieën:
- De verbintenis uit onrechtmatige daad (art. 6:162 BW).
- De verbintenis uit rechtmatige daad (art. 6:198, art. 6:203 en art. 6:212
BW).
- De verbintenis uit overeenkomst (art. 6:213 BW).
Feiten en rechtsfeiten
Feiten zijn erg algemeen, bijvoorbeeld het verschuiven van een tafel.
Rechtsfeiten zijn feiten waar het recht gevolgen aan verbindt, dus feiten met een
rechtsgevolg. Rechtsfeiten kunnen worden onderscheiden in:
- Gedragingen van een persoon: Gedragingen van een persoon worden
onderscheden in:
Rechtshandelingen: Rechtshandelingen zijn eenzijdig of meerzijdig.
Andere gedragingen: Andere gedragingen bestaan uit de
rechtmatige- en de onrechtmatige daad.
- Blote rechtsfeiten.
Rechtshandelingen
Een rechtshandeling is een handeling waarmee een rechtsgevolg wordt beoogd,
dus een handeling die op een rechtsgevolg is gericht (art. 3:33 BW). Een
rechtsgevolg is het ontstaan, het tenietgaan of het wijzigen van een juridische
relatie. Bij een rechtshandeling moet er sprake zijn van een wil, een verklaring en
een rechtsgevolg. Een voorbeeld is het sluiten van een overeenkomst.
Niet iedere handeling die rechtsgevolgen heeft, is ook een rechtshandeling. Het
is hierom van belang om na te gaan wanneer een handeling ook een
rechtshandeling is.
Eenzijdige rechtshandelingen
Een eenzijdige rechtshandeling is door één persoon tot stand gebracht, dus de
wil van één persoon kan een rechtsgevolg in het leven roepen. Eenzijdige
rechtshandelingen zijn onder te verdelen in:
- Eenzijdige ongerichte rechtshandelingen: Een eenzijdige ongerichte
rechtshandeling is niet specifiek gericht tot één persoon, bijvoorbeeld het
opstellen van een testament.
- Eenzijdige gerichte rechtshandelingen: Een eenzijdige gerichte
rechtshandeling is wel specifiek gericht tot één persoon, bijvoorbeeld het
opzeggen van een huurovereenkomst.
De eenzijdige gerichte rechtshandeling moet altijd de andere persoon bereikt
hebben wil het in werking treden.
,Meerzijdige rechtshandelingen
Een meerzijdige rechtshandeling is door meerdere personen tot stand gebracht,
dus de wil van twee of meer rechtssubjecten is nodig om het beoogde
rechtsgevolg te doen intreden. Een voorbeeld van een meerzijdige
rechtshandeling is het sluiten van een overeenkomst of het aangaan van een
huwelijk.
De bekendste meerzijdige rechtshandeling is de verbintenis scheppende
overeenkomst (art. 6:213 BW). Er zijn twee soorten overeenkomsten te
onderscheiden:
- De eenzijdige overeenkomst: Bij een eenzijdige overeenkomst ontstaat er
voor één partij een verplichting en voor de andere partij een recht, zoals
een schenkingsovereenkomst.
- De wederkerige overeenkomst: Bij een wederkerige overeenkomst
ontstaat er voor beide partijen een verplichting en voor beide partijen een
recht, zoals een koopovereenkomst.
De vertrouwensleer
Als er geen wil aanwezig is (dus er is sprake van wilsontbreken), dan ontstaat er
geen rechtshandeling. De wil en verklaring moeten namelijk overeenstemmen
Arrest Bunde/Erckens.
Er is een uitzondering op het niet ontstaan van een rechtshandeling bij
wilsgebreken, namelijk als er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen, dus
wanneer de wederpartij te goede trouw is (art. 3:11 BW). Als de andere partij
vertrouwen op de schijn heeft opgewekt dan komt er, ondanks de wilsontbreken,
toch een rechtshandeling tot stand. Een aantal aandachtspunten op de
vertrouwensleer:
- Het vertrouwen moet gerechtvaardigd zijn,
- Hoe nadeliger het is voor de verkopende partij, hoe minder snel te goede
trouw de wederpartij kan zijn,
- De rol van redelijkheid en billijkheid speelt hierbij een rol (art. 6:248 lid 2
BW).
Totstandkoming rechtshandeling
Een rechtshandeling komt niet zomaar tot stand. Om rechtsgeldig te zijn, moet er
worden voldaan aan een aantal vereisten:
- Er is sprake van een handelingsbekwaam rechtssubject (art. 3:32 lid 1
BW),
- Er is sprake van een op een rechtsgevolg gerichte wil (art. 3:33 BW),
- Er is sprake van een verklaring waarop de op een rechtgevolg gerichte wil
is geopenbaard (art. 3:33 BW).
De rechtshandeling komt pas tot stand als de verklaring de persoon tot wie het
gericht is, heeft bereikt (art. 3:37 lid 3 BW). Soms komt er, ondanks het feit dat
de verklaring de aanbieder niet heeft bereikt, toch een rechtshandeling tot stand:
- Als de aanbieder zelf of degene voor wie hij aansprakelijk is de oorzaak is
van het feit dat de verklaring hem niet of niet tijdig heeft bereikt.
- Als er sprake is van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en
die rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt (persoonlijke omstandigheden
behoren altijd tot iemands risico).
Bij onjuist overgebrachte verklaringen wordt er gekeken naar degene tot wiens
risico de fout behoort. Degene die een bepaald middel van verzending heeft
,gekozen, is ook degene die het risico draagt voor een eventuele daarmee
gemaakte fout.
Het vertrouwensbeginsel
Als iemand iets verklaart wat niet in overeenstemming is met wat hij werkelijk
wil, dan kan er beroep worden gedaan op het vertrouwensbeginsel (art. 3:35
BW). Het vertrouwensbeginsel houdt in dat als er sprake is van een duidelijke
vergissing of verspreking er geen gebondenheid zal ontstaan en dat als het de
wederpartij gezien de omstandigheden niet duidelijk was dat er sprake is van een
vergissing, er wel gebondenheid aan de rechtshandeling zal ontstaan.
Geestelijke stoornis
Wanneer een rechtshandeling is verricht onder invloed van een geestelijke
stoornis, dan wordt geacht dat de wil heeft ontbroken (art. 3:34 BW). De
rechtshandeling wordt dan nadelig geacht, er is een vermoeden dan het onder
invloed van de stoornis is gedaan. Het gevolg hiervan is het vernietigen van de
rechtshandeling. Wel kan er een correctie worden uitgevoerd op grond van art.
3:35 BW Arrest Eelman/Hin
, Totstandkoming overeenkomst
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en het aanvaarden daarvan
(art. 6:217 BW). De overeenkomst is altijd een meerzijdige rechtshandeling, er
zijn namelijk altijd meerdere personen bij betrokken. Er moet eerst sprake zijn
van een geldig aanbod, dus het aanbod komt tot uiting door een verklaring en
moet ondersteund worden door een wil. Als het aanbod aanvaard wordt, dan
ontstaan er een overeenkomst. Aanbod arrest Hofland/Hennis.
Aanbod
Een aanbod kan herroepelijk of onherroepelijk zijn (art. 6:219 lid 1 en lid 2 BW).
- Herroepelijk: Een aanbod is herroepelijk als het niet is aanvaardt. Het
herroepen van een aanbod kan niet als er een termijn is. Het herroepen
kan nog plaatsvinden na de aanvaarding bij een vrijblijvend aanbod.
- Onherroepelijk: Een aanbod is onherroepelijk gedurende de periode dat
het onherroepelijk is, ook al is de aanbod nog niet aanvaardt.
Een aanbod blijft van kracht zolang het niet wordt herroepen.
Aanvaarding
De aanvaarding is ook een verklaring die ondersteund moet worden door een
geldige wil. Als de aanvaarding te laat wordt gedaan, dan kan deze alsnog geldig
zijn (art. 6:223 BW). Een afwijkende aanvaarding geldt als een nieuw aanbod (art.
6:225 BW, behalve in het geval van lid 2).
Verklaring
Een verklaring kan vormvrij zijn, door middel van papier, of mondeling, door
middel van een gebaar (art. 3:37 lid 1 BW). De regel is dat een verklaring de
wederpartij moet bereiken, anders heeft de verklaring namelijk geen werking
(art. 3:37 lid 3 BW). Er is een uitzondering op als het niet tijdig of het niet
bereiken tot de verantwoordelijkheid behoort van de wederpartij door hemzelf,
personen of omstandigheden.
Als de verklaring onjuist is overgebracht, dan geldt dit toch als de verklaring van
de afzender (behalve als de ontvanger dit middel heeft gekozen, art. 3:37 lid 4
BW). Een verklaring kan worden ingetrokken tot het moment dat de verklaring de
wederpartij heeft bereikt (art. 3:37 lid 5 BW).
Inhoud van de overeenkomst
Binnen de grenzen van het dwingend recht, de openbare orde en de goede zeden
wordt de inhoud van de overeenkomst bepaald door (art. 6:248 lid 1 BW):
- De partijafspraken (welke partijen zijn overeengekomen),
- De regels van het aanvullend, regelend recht (wat er niet geregeld wordt,
regelt de wet),
- Het gewoonterecht,
- De redelijkheid en billijkheid.
Arrest Haviltex.
De partijafspraken
De partijafspraken staan centraal. De partijafspraken worden als volgt
geïnterpreteerd:
- Er wordt gekeken naar de taalkundige uitleg,
- De uitingen van taal moeten in hun context begrepen worden (woorden
alleen zijn nooit duidelijk),
- Het is meestal een onbewust proces,
- ‘’Te allen tijde’’ is niet altijd ‘’te allen tijde’’.