Samenvatting bestuursprocesrecht
College 1: Hoofdstuk 1
Inleiding bestuursrecht
Het bestuursrecht is het recht voor, van en tegen het overheidsbestuur. Het
bevat de regels die de overheid nodig heeft om te kunnen en mogen besturen en
de regels die de burger nodig heeft om tegen dit besturen te kunnen optreden.
Het overheidsbestuur heeft betrekking op de actieve bemoeienis van de overheid
met de samenleving. De bronnen van het bestuursrecht zijn te vinden in het
internationale recht, de nationale wetgeving, jurisprudentie en het ongeschreven
bestuursrecht.
De wetgever heeft de rechtbank, het hof en de HR aangewezen als behorende tot
de rechterlijke macht (art. 2 Wet RO jo. art. 112 Gw). Dit impliceert dat sommige
bestuursrechters, met name de Afdeling bestuursrechtspraak van de RvS, de
CRvB en het CBb, geen deel uitmaken van de rechterlijke macht. Deze
bestuursrechters mogen dus niet beslissen over geschillen die uit burgerlijke
rechtsbetrekkingen zijn ontstaan.
Het algemeen en bijzonder bestuursrecht
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het algemeen en bijzonder bestuursrecht.
Het algemeen bestuursrecht wordt in de Awb behandeld. In deze wet worden
algemene regels gegeven over de rechtsbescherming, handhaving,
bestuursorgaan etc. Het doel van de Awb is om meer eenheid te brengen in de
bestuursrechtelijke wetgeving, om de bestuursrechtelijke wetgeving te
systematiseren en vereenvoudigen en om normen die in de rechtspraak zijn
ontwikkeld op te nemen in de wet (codificeren). Het bijzonder bestuursrecht richt
zich op een bepaald onderdeel van het bestuursrecht, zoals het
vreemdelingenrecht, belastingrecht, milieurecht etc.
Het materieel en formeel bestuursrecht
Het bestuursrecht is ook onder te verdelen in het materieel en formeel
bestuursrecht. Het materieel bestuursrecht bevat rechtsnormen waarin voor
burgers en bestuursorganen aanspraken/verplichtingen zijn opgenomen. Het
formeel bestuursrecht gaat over de procesrechtelijke regels die de burger nodig
heeft om tegen het optreden van de overheid iets te ondernemen.
Bestuursorganen
Bestuursorganen zijn organen van een organisatie van het Openbaar Bestuur met
bestuursbevoegdheid. Bestuursorganen kunnen een a-orgaan zijn en een b-
orgaan. A-organen zijn rechtspersonen die krachtens het publiekrecht zijn
ingesteld (art. 1:1 lid 1 sub a Awb). B-organen zijn andere personen of college die
met enig openbaar gezag bekleed zijn (art. 1:1 lid 1 sub b Awb).
A- bestuursorgaan
De toetsing van een a- bestuursorgaan (art. 1:1 lid 1 sub a Awb):
- Rechtspersoon: Er moet sprake zijn van een publiekrechtelijk
rechtspersoon (art. 2:1 BW).
- Publiekrechtelijk: Er moet sprake zijn van een rechtspersoonlijkheid op
grond van de publiekrechtelijke wet (art. 123 GW, art. 133 GW, art. 134
GW).
- Orgaan: Er moet sprake zijn van een orgaan (art. 125 lid 1 GW jo. art 125
lid 2 GW)
,B- bestuursorgaan
Een b- bestuursorgaan wordt niet getoetst. Zij behoren niet tot de overheid maar
verrichten als bestuursorgaan wel bestuurstaken. Ze beschikken over enig
openbaar gezag (art. 1:3 Awb) en hebben een bepaalde bestuurstaak (wettelijk
voorschrift) en een publieke taak (geen wettelijk voorschrift).
Er moet altijd eerst getoetst worden of er sprake is van een a- bestuursorgaan en
als dat niet zo is, moet er gekeken worden of het een b- bestuursorgaan is.
Alleen bestuursorganen bezitten bestuursbevoegdheden. Voor het handelen van
bestuursorganen gelden speciale regels van de Awb:
- organen voor het gehele functioneren (fulltime bestuursorgaan),
- organen voor zover zij een bestuurstaak uitoefenen (parttime
bestuursorgaan).
Als burger kan je in bezwaar/beroep tegen besluiten van bestuursorganen
(uitzonderingen in art. 8:3 Awb).
Belanghebbenden
Een belanghebbende is degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is
betrokken (art. 1:2 lid 1 Awb). Als een persoon een besluit neemt dat juridische
consequenties heeft voor degene tot wie het besluit is gericht, is die persoon
belanghebbende.
- Degene wiens belang: Heeft betrekking op het belang van natuurlijke
personen, rechtspersonen of bestuursorganen (art. 1:2 lid 2 Awb).
- Rechtstreeks belang: De normadressaat (geadresseerde) is direct
belanghebbende, hij heeft een rechtstreeks belang. Dit is de persoon tot
wie een besluit is gericht (degene wiens naam boven de brief staat).
Derde- belanghebbende
Iemand die geen direct belanghebbende is maar toch wel enig belang heeft bij
een besluit, wordt een derde- belanghebbende genoemd. Of er sprake is van een
derde- belanghebbende, dient beoordeeld te worden aan de hand van de OPERA-
criteria:
1. Objectief bepaalbaar belang: het belang mag niet te
persoonlijk/emotioneel zijn, enkel een subjectief gevoel van sterke
betrokkenheid is voldoende (gebouw is lelijk is een mening niet
objectief).
2. Persoonlijk belang: het belang moet zich voldoende onderscheiden van
andere door het besluit getroffenen (amorfe massa), het zicht- en
nabijheidscriterium en het concurrentiecriterium zijn voornamelijk
belangrijk hierbij.
3. Eigen belang: het belang moet niet een algemeen belang zijn of het belang
van een ander (bemoei je met je eigen zaken, je mag niet opkomen voor
de rechten van een ander (tenzij je gemachtigd bent)).
4. Rechtstreeks geraakt belang: het belang moet in causaliteit staan met het
besluit, het besluit moet je belangen direct raken en niet indirect.
5. Actueel belang: het belang moet op het moment dat het besluit is
genomen aanwezig, het mag niet een in de toekomst gelegen belang zijn
(de gevolgen van het besluit moeten zeker zijn).
Rechtspersonen
Rechtspersonen kunnen belanghebbende zijn met betrekking tot hun eigen
belangen (art. 1:2 lid 2 Awb). Ook kunnen zij als belanghebbende worden
aangemerkt als het gaat om het behartigen van algemene en collectieve
,belangen (art. 1:2 lid 3 Awb). Om als rechtspersoon voor de algemene en
collectieve belangen op te kunnen komen, moet er voldoen aan:
1. Een rechtspersoon zijn (art. 2:3 BW),
2. Het betreffende belang in het bijzonder behartigen (de rechtspersoon moet
de doelstelling voldoende specifiek omschrijven),
3. De belangenbehartiging laten blijken uit de doelomschrijving en de
feitelijke werkzaamheden,
4. Actief zijn.
Bestuursorganen
Een bestuursorgaan kan belanghebbende zijn als het bijvoorbeeld tegen een
besluit van een ander besluitorgaan wil opkomen. Er moet dan sprake zijn van
een objectief belang, een actueel belang en een rechtstreeks geraakt belang (art.
1:2 lid 3 Awb).
, Het bestuursprocesrecht
Het doel van het bestuursprocesrecht is de handhaving van het objectieve recht
en de bescherming van de individuele rechten. De handhaving van het objectieve
recht houdt in dat er een controle plaatsvindt of het bestuur het recht juist heeft
toegepast (toezicht). De bescherming van de individuele rechten houdt in dat de
rechtspositie van de burger wordt beschermd.
College 1: Hoofdstuk 3
Het besluit
Een besluit is een beslissing, een wilsverklaring met een definitief karakter.
Onder een besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een
bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling (art. 1:3 lid 1
Awb). De cumulatieve rechtsvereisten voor een besluit:
1. Schriftelijk: Er moet schriftelijk iets besloten worden, of via de
elektronische weg (art. 2:13 Awb)
2. Beslissing: Er moet sprake zijn van een definitieve beslissing (de knoop
moet doorgehakt worden), een voorneming of waarschuwing is geen
beslissing
3. Bestuursorgaan: Er moet sprake zijn van een bestuursorgaan (art. 1:1
Awb)
4. Publiekrechtelijk: Er moet sprake zijn van publiekrechtelijke bevoegdheden
bij het bestuursorgaan op grond van de wet. Alleen een bestuursorgaan
kan publiekrechtelijke rechtshandelingen verrichten, een burger niet
5. Rechtshandeling: Er moet sprake zijn van een handeling die gericht is op
een rechtsgevolg, het rechtsgevolg moet dus beoogt worden (er moet
verandering komen in de wereld van het recht)
De bestuursrechter is bevoegd over besluiten te oordelen (art. 8:1 Awb).
Voorafgaand aan hoger beroep moet er een procedure van bestuurlijke
heroverweging worden gevolgd, tenzij één van de uitzonderingen van toepassing
is (art. 7:1 lid 1 Awb).
Een mondeling besluit is geen (geldig) besluit in de zin van de Awb. Alleen
bestuursorganen kunnen Awb- besluiten nemen. Het Awb- besluit is onder te
verdelen in twee soorten, namelijk het besluit van algemene strekking en de
beschikking.
De besluiten van algemene strekking
De besluiten van algemene strekking zijn:
- De algemeen verbindende voorschriften,
- Plannen met rechtsgevolg,
- Beleidsregels,
- Het concretiserende besluit van algemene strekking.
Algemeen verbindende voorschriften
Algemeen verbindende voorschriften zijn algemene regels die voor herhaalde
toepassing vatbaar zijn. Deze regels worden vastgesteld door de wetgever.
Wetten die algemeen verbindend zijn, worden wetten in materiële zin genoemd.
Tegen algemeen verbindende voorschriften staat geen beroep open (art. 8:3 lid 1
sub a Awb) en niet alle bepalingen zijn van toepassing op dit type besluit (art. 3:1
Awb).
Plannen