Samenvatting financiële planning en recht
Week 1: Heffingskortingen en toeslagen.
De heffingskortingen
De heffingskortingen zijn te vinden in hoofdstuk acht van de Wet IB 2001. De
heffingskorting is een korting op de gecombineerde inkomensheffing (art. 8.1 lid
1 sub b Wet IB). Een gecombineerde inkomensheffing is het te betalen
inkomstenbelasting plus het te betalen premies voor de volksverzekeringen. Op
het te betalen bedrag van inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen
krijgen mensen een heffingskorting (art. 8.1 lid 1 sub d Wet IB). De
gecombineerde heffingskorting is afhankelijk van ieders persoonlijke situatie.
De heffingskorting wordt afgetrokken van de inkomensheffing, maar er kan nooit
meer worden verkregen dan de gecombineerde heffingskorting. De uitzondering
is er wel voor de minstverdienende partner. Als er een fiscale partner is die meer
verdiend dan de ander en er blijft nog een bedrag over van de korting, dan kan
dit uitbetaald worden aan de minstverdienende partner. Het gaat dan om de
algemene-, de arbeids- en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
De boxen
Inkomstenbelasting wordt onderscheiden in box 1, box 2 en box 3. Box 1 zijn
inkomsten uit winst uit onderneming, loon, uitkering, pensioen, fooien of andere
inkomsten. Box 2 zijn inkomen uit aanmerkelijk belang in een vennootschap. Box
3 zijn inkomen uit spaargeld en beleggingen.
De volksverzekeringen waarvoor premies worden afgedragen zijn de AOW, de
Anw en de Wlz. De Algemene Kinderbijslagwet is ook een volksverzekering, maar
hier wordt geen premie over betaald.
De heffingskorting bestaat uit zeven elementen, namelijk (art. 8.2 Wet IB):
1. De algemene heffingskorting (art. 8.10 Wet IB),
2. De arbeidskorting (art. 8.11 Wet IB),
3. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (art. 8.14a Wet IB),
4. De jonggehandicaptenkorting (art. 8.16a Wet IB),
5. De ouderenkorting (art. 8.17 Wet IB),
6. De alleenstaande ouderenkorting (art. 8.18 Wet IB),
7. De korting voor groene beleggingen (art. 8.19 Wet IB).
De algemene heffingskorting (art. 8.10 Wet IB)
De algemene heffingskorting geldt voor iedere belastingplichtige en bedraagt
maximaal € 2.888. Als het inkomen meer is dan € 21.317, dan wordt er een
mindering ingebracht van 6,007% van het bedrag.
De arbeidskorting (art. 8.11 Wet IB)
De arbeidskorting geldt voor de belastingplichtige die arbeidsinkomen geniet. De
arbeidskorting wordt berekend per geval (hoeveel inkomen) en er wordt een
percentage in mindering gebracht als het inkomen meer is dan € 36.649.
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (art. 8.14a Wet IB)
De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor de belastingplichtige als:
1. Er een arbeidsinkomen of inkomen uit onderneming is dat meer bedraagt
dan € 5.219 (sub a),
, 2. Er in het kalenderjaar gedurende minimaal zes maanden een kind jonger
dan twaalf jaar ingeschreven was op hetzelfde woonadres en ingeschreven
staat in de BRP (sub b),
3. Er in het kalenderjaar óf geen partner is, óf de belastingplichtige een lager
arbeidsinkomen heeft dan de partner (sub c).
De inkomensafhankelijke combinatiekorting is 11,45% van het arbeidsinkomen,
maar nooit meer dan € 2.534 (lid 2).
De jonggehandicaptenkorting (art. 8.16a Wet IB)
De jonggehandicaptenkorting geldt voor de belastingplichtige die in het
kalenderjaar op grond van de Wajong recht heeft op toekenning van een
uitkering of arbeidsondersteuning (tenzij er recht is op de ouderenkorting). De
jonggehandicaptenkorting is een vast bedrag van € 771.
De ouderenkorting (art. 8.17 Wet IB)
De ouderenkorting geldt voor de belastingplichtige die bij het einde van het
kalenderjaar de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. De ouderenkorting
bedraagt € 1.726. Als het verzamelinkomen hoger is dan € 38.464, dan wordt er
een percentage van 15% in mindering gebracht. Is het inkomen hoger dan €
49.972, dan is er helemaal geen recht op de ouderenkorting.
De alleenstaande ouderenkorting (art. 8.18 Wet IB)
De alleenstaande ouderenkorting geldt voor de belastingplichtige die
alleenstaand is en die in het kalenderjaar in aanmerking komt voor een AOW-
uitkering. De alleenstaande ouderenkorting is een vast bedrag van € 449.
De korting voor groene beleggingen (art. 8.19 Wet IB)
De korting voor groene beleggingen geldt voor de belastingplichtige die
bijvoorbeeld heeft geïnvesteerd in een groenfonds, sociaal- ethische fondsen of
cultuurfondsen. De korting voor groene beleggingen is een standaardpercentage
van 0,7% van de belegging aan zo’n fonds.
De toeslagen
De toeslagen zijn een bijdrage van de overheid die dienen als dekking van
bepaalde kosten. Deze tegemoetkoming wordt verleend als er sprake is van
bepaalde omstandigheden. Alle toeslagen zijn terug te vinden in de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De toeslagen zijn:
1. De huurtoeslag,
2. De zorgtoeslag,
3. De kinderopvangtoeslag,
4. Het kindgebonden budget.
De huurtoeslag (Wet op de huurtoeslag)
De huurtoeslag is een bijdrage vanuit de overheid in de huurkosten. De
voorwaarden voor het verkrijgen van huurtoeslag:
1. De huur mag niet hoger zijn dan € 763,47 per maand (art. 13 lid 1 sub a
Wet op de huurtoeslag),
2. Het inkomen mag voor een alleenstaande niet hoger zijn dan € 24.075 en
voor een huishouden niet hoger dan € 32.675 (art. 14 lid 1 Wet op de
huurtoeslag),
3. Er moet een zelfstandige woonruimte zijn, dus in ieder geval een eigen
voordeur die op slot kan, een eigen keuken en wc (art. 11 Wet op de
huurtoeslag),
, 4. Het vermogen mag voor een alleenstaande niet hoger zijn dan € 31.747 en
voor een huishouden niet hoger dan € 63.494.
De zorgtoeslag (Wet op de zorgtoeslag)
De zorgtoeslag is een bijdrage vanuit de overheid voor de premie van de
zorgverzekering en het verplicht eigen risico. De voorwaarden voor het verkrijgen
van zorgtoeslag:
1. Minimaal achttien jaar zijn,
2. Een Nederlandse zorgverzekering hebben,
3. Het inkomen mag voor een alleenstaande niet hoger zijn dan € 31.998 en
voor een huishouden niet hoger dan € 40.944,
4. Het vermogen mag voor een alleenstaande niet hoger zijn dan € 120.020
en voor een huishouden niet hoger dan € 151.767.
De kinderopvangtoeslag (Wet op de kinderopvangtoeslag)
De kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming vanuit de overheid voor ouders
in de kosten van kinderopvang. De voorwaarden voor het verkrijgen van
kinderopvangtoeslag:
1. De ouder(s) ontvangt/ontvangen kinderbijslag voor het kind en het kind
woont in hetzelfde huis,
2. De ouder(s) hebben de Nederlandse nationaliteit of een geldige
verblijfsvergunning,
3. De ouder(s) heeft/hebben van een baan, onderneming, opleiding of traject
naar werk,
4. De opvang moet zijn geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang
(LRK),
5. Een deel van de kosten wordt zelf betaald (eigen bijdrage).
Het kindgebonden budget:
Het kindgebonden budget is een bijdrage vanuit de overheid voor ouders in de
kosten voor kinderen tot achttien jaar. De voorwaarden voor het verkrijgen van
het kindgebonden budget:
1. De ouder(s) ontvangt/ontvangen kinderbijslag voor het kind,
2. Het inkomen mag niet te hoog zijn, het hangt af van het aantal kinderen
waar de grens precies ligt,
3. Het vermogen mag voor een alleenstaande niet hoger zijn dan € 120.020
en voor een huishouden niet hoger dan € 151,767.