Van bewegen en leerprocessen naar bewegen en beïnvloeden:
Bij de module ‘bewegen en beïnvloeden’ wordt de analyse complexer door twee ‘nieuwe’
perspectieven. Dit betreft het perspectief van de omgeving en van de activiteit. Het model
OPA, een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, stelt dat leren niet plaatsvindt in
een vacuüm van persoonskenmerken, maar in dynamiek (in activiteit) met de wereld (de
omgeving). Dit wordt een relationeel wereldbeeld of mensbeeld genoemd.
Om te begrijpen hoe bij jezelf het leerproces werkt, kun je je afvragen welke gedachten
(cognities) je hebt, welke gevoelens (emoties) een rol spelen en wat je concreet doet
(handelingen).
Ervaringsleren Kolb: ervaren, reflecteren, conceptualiseren, experimenteren. Deze vier fases
vormen een leerproces rondom een zo belangrijke ervaring; een cyclus die zich kan blijven
herhalen als je maar blijft leren.
Mindset. Of je iets wel of niet kan leren is ‘daarbij’ dan een vaststaand gegeven. Dit wordt
ook wel een ‘fixed mindset’ genoemd.
Elke uitdaging aangaan en geloven dat je met inspanning en doorzettingsvermogen bijna
alles kunt leren. Dit is de zogenaamde ‘growth mindset’.
Attitude. Je zou kunnen zeggen dat de houding of attitude van een persoon bepaalt of deze
persoon zich in wil zetten voor datgene dat geleerd moet worden. Een attitude gaat om een
duurzame houding ten aanzien van een bepaald iets. Dit zijn cognitieve dissonanties die je
tegen kunt komen: een discrepantie tussen bepaalde gedachten, gevoelens en/of
handelingen van een attitude.
Een mindset en attitude zijn onlosmakelijk verbonden met motivatie. Dit heeft te maken met
je eigen basisbehoeften. Bij de wil om te leren is er behoefte om iets te kunnen
(competentie), om waardering en erkenning te krijgen van anderen (relatie) en om daarin
zelf invloed uit te oefenen (autonomie). Deze basisbehoeften geven vorm aan je motivatie,
je beweegreden om als persoon iets wel of niet te leren.
Je kunt je voorstellen dat deze zaken niet plaatsvinden zonder dat je er in je denken, in je
brein, van alles gebeurt. Dit zijn cognitieve processen van het leren. Het sensorisch register
neemt van alles waar -> korte termijn. Vanuit je lange termijn geheugen activeer je relevante
informatie die je al hebt. Daarnaast analyse en de daaropvolgende veranderingen gaan over
metacognitie. Dit is doorslaggevend in je leerproces.
Stress. De meeste mensen komen bij stress in een andere stand; die van vluchten, vechten
of bevriezen. Een stressor is de oorzaak voor de stress.
Er kunnen verschillende manieren ingezet worden om de stress te verminderen. Dit wordt
coping genoemd en er zijn drie coping-stijlen. Probleem-georiënteerde coping.
Je kunt het gedrag van de persoon op verschillende manieren analyseren. Allereerst vanuit
de persoon. Vaak start je dan met uiterlijk waarneembaar gedrag. Daarnaast spelen ook
gedachten en de gevoelens -die niet altijd uiterlijk waarneembaar zijn- een belangrijke rol.
Maar wat in dit semester een belanrijk uitgangspunt is, is dat er een wisselwerking
plaatsvindt tusen jouw gedachten, gevoelens en gedragingen en de omgevung. Het
perspectief van de omgeving bestaat uit de context waarin leren plaatsvindt. Je kunt een
analyse loslaten op de invloed van deze factoren op jouw leerprocessen.
De sociale omgeving: In deze module wordt met name ingezoomd op de ander(en) in de
omgeving waarmee je aan het leren bent. Dit noemen we de sociale omgeving. De sociale
psychologie bestudeert deze wisselwerking tussen individuen (personen) en de sociale
,omgeving. In deze wisselwerking vindt veel invloed plaats, dit wordt sociale invloed
genoemd. Dit houdt in dat je al door de aanwezigheid van anderen wordt beïnvloed, bewust
of onbewust. In dit thema gaat het vooral over de onbewuste invloed. De ander(en) in je
groep dragen bij aan de totstandkoming van je gedrag zonder dat je je daar misschien
bewust van bent. Sociale beïnvloeding kan direct of indirect plaatsvinden.
Conformisme:
Conformeren is toegeven aan een bepaalde norm van anderen zonder dat die anderen
daarom vragen. De vraag is hierbij overigens of die norm daadwerkelijk bestaat of dat jij
denkt dat die norm heerst. In. Ieder geval pas je je aan als gevolg van de invloed van andere
mensen. Deze invloed wordt overigens niet doelbewust ingezet, het is niet perse de
bedoeling van de ander om jou te beïnvloeden. Conformeren is over het algemeen nuttig en
maakt sociaal contact makkelijk. Conformeren geeft zekerheid. Het helpt bij het maken van
beslissingen, omdat je anderen gebruikt bij het maken van die keuzes.
Bij conformeren laat je je -onbewust- beïnvloeden en kun je toch bij je eigen mening blijven.
Het gaat om een gedragsbeïnvloeding zonder attitudeverandering, het is dus niet gericht op
duurzame verandering. Conformisme vindt plaats omdat we soms niet goed (genoeg)
nadenken of omdat we maar beperkte zelfkennis en /of zelfbewustzijn hebben.
Informationele invloed:
Er is dan (nog) niet genoeg informatie aanwezig. Dan kan het helpen om informatie bij
anderen op te halen, verbaal of non-verbaal.
De informatie van anderen kan ons beïnvloeden en richting geven in wat we zouden moeten
denken, voelen en doen, Dit wordt informationele invloed genoemd. Dit betekent dat de
invloed van anderen ervoor zorgt dat wij ons conformeren, omdat we hen als bron van
informatie gebruiken. Mensen zijn eerder geneigd om zich te conformeren aan
informationele sociale invloed als de situatie onduidelijk is of als anderen deskundiger zijn.
Als je niet zeker bent van het juiste idee of het juiste gedrag, zul je sterk open staan voor de
invloed van anderen. Hoe onzekerder, hoe meer je je open stelt voor de invloed van
anderen. Ook als een ander meer expertise heeft, zul je je daar meer open voor stellen.
Normatieve invloed:
Naast de behoefte om informatie te krijgen is er ook een ander aspect waarom er vaak
sprake is van conformisme. Dat is de behoefte om geaccepteerd en/of aardig gevonden te
worden. Mensen conformeren zich daarmee aan bepaalde sociale normen: impliciete of
expliciete regels die een groep hanteert voor acceptabel gedrag en acceptabele waarden en
opvattingen. Als dit niet gebeurt is er een kans om buitengesloten te worden of het gevoel te
hebben dat je er niet bij hoort. Omdat de mens van nature sociaal is, zijn we geneigd om aan
deze belangrijke basisbeho0eften te willen voldoen (leg ook de link met psychologische
basisbehoeften). Vooral mensen en/of groepen die we belangrijk vinden hebben daarom -
bewust of onbewust- sociale invloed op ons denken, voelen en doen. Dit noemen we
normatieve sociale invloed. Het houdt in dat de invloed van andere mensen ervoor zorgt dat
wij ons conformeren om aardig en/of geaccepteerd te worden. Omdat het om conformisme
gaat, betekent het dat je uiterlijk waarneembaar gedrag aanpast, maar dit betekent niet
altijd dat je dit ook daadwerkelijk meent of gelooft hoe je handelt (je past jezelf aan).
Natuurlijk is het een belangrijke vraag tot op welke hoogte je deze normatieve sociale
invloed laat gelden.
, Om jezelf en ook de ander(en) te begrijpen is inzicht in het complexe samenspel van
perspectieven nodig. Leren en beïnvloeden vindt namelijk niet plaats in een vacuüm, leren
vindt plaats binnen een activiteit in een bepaalde omgeving. De drie perspectieven van OPA
hebben een bepaalde samenhang waardoor leerprocessen mogelijk worden. De
basisbehoeften duiden dat al: intrinsieke motivatie betekent dat je ernaar streeft om in
relatie autonoom competent te worden.
Nu duidelijk is geworden dat er sprake is van een wederzijdse beïnvloeding tussen de drie
perspectieven wordt in de volgende thema’s een verdieping gemaakt in de samenhang
tussen de perspectieven van de persoon, omgeving en activiteit. Dit is eerder omschreven
als de relationele visie op leren. De stap wordt gemaakt naar de processen die bij jezelf in
relatie tot de ander in de sociale omgeving spelen. Nadruk zal vooral liggen op de
samenhang tussen persoon en omgeving. Omdat dit een complex samenspel is zal je merken
dat het perspectief van de persoon en het perspectief van de omgeving ‘en activiteit steeds
vaker aan elkaar gerelateerd worden.
Bij het eerste thema zal aandacht worden gegeven aan sociale omgeving in de vorm van de
groepen waarbinnen we ons bewegen. Het zal in dit thema gaan over de kenmerken en
functies van groepen, over groepsprocessen en groepsontwikkeling. Deze verschijnselen zijn
niet los te zien van de activiteit, of de taak die een belangrijke rol speelt in de wijze waarop
deze verschillen zich manifesteren en de wijze waarop we onszelf bewegen binnen deze
omgeving en activiteit.
In het tweede thema gaat het om een aantal basisverschijnselen in contact met anderen (in
een groep). Het zal gaan over communicatie en interactie.
In het derde thema gaat het over verhoudingen in groepen. Het zal gaan over rollen in de
groep, de wijze waarop macht ingezet wordt en over de belangen in de groep waarover
mogelijk conflicten kunnen ontstaan. Met behulp van conflicthantering kunnen deze
conflicten ervoor zorgen dat een groep een bepaalde weg inslaat.
Het vierde thema gaat daarom over groepsculturen, over moraliteit, normen en waarden in
de groep. Daarbij wordt aandacht gegeven aan verantwoordelijkheid nemen en geven in de
groep.
Het vijfde thema richt zich tenslotte meer op de taak waarmee een groep zich bezig houdt
en de wijze waarop deze taak uitdagend, binnen beleving en afgepast buiten bereik ingericht
kan worden zodat leren plaats kan vinden in de zone van naaste ontwikkeling.
De thema’s dragen bij aan de kunst om de ander te (leren) begrijpen en het perspectief in te
kunnen nemen van jouw cliënt; de belangrijke ander in jouw vakgebied om vervolgens
keuzes te maken in de professionele beïnvloeding die je inzet.