Hoorcolleges: Neuropsychologische Revalidatie
Hoorcollege 1: Inleiding NPR en behandeling
Deel 1: Inleiding neuropsychologische revalidatie
Neuropsychologische behandelprotocollen
Behandelprotocollen consensus maar individuele aanpassing
Welke protocollen worden gebruikt bij de beeldopdrachten:
Dysexecutieve syndroom
Omgaan met tijdsdruk
Training geheugenstrategieën
Cognitieve revalidatie van neglect
Protocol Ergotherapie richtlijn voor diagnostiek en behandeling van apraxie bij CVA ptn
Neuropsychologische revalidatie = bredere behandeling van patiënten met hersenletsel (en/of hun
systeem), gericht op cognitieve, maar ook emotionele, sociale en/of gedragsmatige problemen t.g.v.
HL en met als doel het zo goed mogelijk leren omgaan met deze problemen.
Neuropsychotherapie = gestructureerd en methodisch toepassen van psychotherapeutische
interventies bij ptn met HL en hun naasten, gericht op het verminderen of hanteerbaar maken van
emotionele of gedragsmatige stoornissen en problemen die voortkomen uit de hersenaandoening.
Gevolgen NAH op LT
Cognitieve problemen: aandacht, geheugen, plannen
Vermoeidheid
Emotionele labiliteit
Affectvervlakking
Verhoogde prikkelbaarheid
Euforie/manie
Angst- en spanningsklachten
Depressiviteit, stemmingsklachten
Dwangstoornissen (obsessiviteit, compulsiviteit)
Decorumverlies (=verlies van fatsoensnormen), sociaal onaangepast gedrag
Impulsiviteit, agressie
Verminderde initiatiefname, apathie/traagheid
Ontremming (verbaal, seksueel, eten/drinken)
Aanpassingsproblemen (rollen)
Neuropsychotherapie
Wat vraagt het van een cliënt? (onthouden en begrijpen)
Leervermogen en geheugencapaciteit: nodig om stappen van strategie aan te leren.
Communicatie
Ziekte-inzicht: voldoende bewust van welke problemen en situaties herkennen waar ze optreden.
Kunnen reflecteren (wanneer je op gedragsniveau iets wil veranderen)
Abstractieniveau: pt moet begrijpen dat de geleerde strategieën losgekoppeld kunnen worden
van de leersituatie, en ook in niet-getrainde situaties toegepast kan worden.
Stand van zaken: neuropsychologische revalidatie
Vanaf juni 2017 nieuwe richtlijnen opgesteld
De belangrijkste verandering t.o.v. van de oude richtlijn uit 2007 uitbreiding naar
neuropsychologische revalidatie (cognitie, emotie, gedrag en het meenemen van het systeem van de
patiënt)
S.v.z. behandeling neuropsychologische gevolgen
Relatief nieuw gebied binnen neuropsychologie
Noodzaak tot meer onderzoek, ook van niet-cognitieve stoornissen en problemen na een
hersenaandoening
Van best clinical practice naar evidence based clinical practice
Wetenschappelijk onderzoek (haken en ogen):
Minimale replicatiestudies
Reikwijdte effect (generalisatie) omlaag
, Follow-up houdt iemand wat hij geleerd heeft ook vast?
Onvoldoende behandel- en evaluatiemethodes
Nog meer nationale samenwerking nodig!
Probleemanalyse en casus conceptualisatie (CC)
Van belang om een goed beeld te krijgen van iemand!
Premorbide kenmerken hoe iemand voor de hersenschade was
Kernopvattingen hoe denkt iemand over zichzelf en wereld
Copingstijl kan door HL veranderen
Gevolgen hersenaandoening (expliciet gedrag, emotioneel, cognitief)
Kenmerken actuele aanpassing
Intrapersoonlijk hoe gaat iemand ermee om (wordt iemand depressief of niet?)
Casusconceptualisatie
= beschrijving van veronderstelde dynamiek achter problemen van de patiënt.
Definitieve hulpvraag: afwezig wanneer iemand geen ziekte-inzicht heeft.
Verschuiving van focus
Van ‘stoornissen en beperkingen’ naar ‘vaardigheden
en maatschappelijke participatie’.
Geleidelijk vindt hiermee binnen de zorg een
verandering plaats in het behandelaanbod.
Behandelingen zijn er met name op gericht de
revalidant een zo groot mogelijke kans te bieden om
aan het maatschappelijk leven deel te nemen.
ICF schema (International Classification of Functioning,
Disability and Health)
Pp 45 Ponds
Soorten trainingen
Functietraining (stoornisniveau)= herstel van cognitieve functies vindt plaats door herhaalde
oefening – drill and practice effectiviteit hiervan is niet aangetoond, vrijwel nooit generalisatie
naar het dagelijks leven.
Bij mensen zonder HL en enkel psychiatrische problemen (wanneer enkel problemen zijn in
neurotransmissie i.p.v. hersenschade heeft plaatsgevonden) plasticiteit na drill and practice
(wel generaliseerbaar).
Vaardigheidstraining (activiteitenniveau)= trainen van vaardigheden op taakniveau d.m.v.
herhaalde oefening niet als doel de onderliggende cognitieve functie te verbeteren, maar op
herleren of leren compenseren van een taak. Voornamelijk bij ADL en HDL.
, Strategietraining (activiteitenniveau) = trainen van
vaardigheden die van toepassing kan zijn in meerdere
taken/situaties waarbij beroep wordt gedaan op een cognitieve
functie Pauzeren, Rust, Eendingtegelijk, Tempo-strategie
(PRET) generalisatie.
Deel 2: Behandeling van geheugen- en
aandachtsproblemen
Klinische neuropsychologie: wetenschappelijk onderzoek, diagnostiek, behandeling
Neuropsychologische revalidatie: psychosociaal, gedragsmatig, emotioneel ,cognitief
Cognitieve revalidatie: psycho-educatie, omgevingsaanpassing, training
Cognitieve training
Stoornissen tot 1 jaar na CVA (v. Heugten)
Wat valt hieraan op?
Er zijn stoornissen op meerdere domeinen.
Deze stoornissen zijn niet zeldzaam: het treft vele patiënten.
Verbeteringen treden vooral op binnen het eerste jaar (plafond).
Maar er blijven ook aanzienlijke percentages patiënten met stoornissen over.
Onderzoek na coma: na 3 maanden geen verbetering vaak geen verbeteringen meer mogelijk.
Mentale traagheid springt eruit!
Cognitieve klachten 10 maanden na CVA (v. Heugten)
Vergeetachtigheid en mentale traagheid zijn meest genoemde klachten van de patiënt zelf.
Mentale traagheid
= Wanneer er iets misgaat in de snelheid van de informatieverwerking (veel discussie over binnen
wetenschap). Gevolg van wanneer de snelheid van informatieverwerking verstoord is.
(Motorische traagheid bv. bij Parkinson)
Binnen klinische praktijk bruikbaar (bv. bij psycho-educatie)
Psycho-educatie draagt bij aan ziekte-inzicht, motivatie, verwachtingen
Hoe wordt informatie verwerkt?
Posner & Snijfer (1975):
Gecontroleerde informatieverwerking = bewuste aandacht
Automatische informatieverwerking = onbewust
Shiffrin & Schneider (1977)
Gecontroleerde informatieverwerking: volledige aandacht, bewuste inspanning, gevoelig voor
tijdsdruk, beperkte capaciteit, bij niet-routinematige taken (bv. dubbeltaken).
Automatische informatieverwerking: nauwelijks aandacht zonder bewuste controle, sneller,
parallel aan andere taken, met oefening en training: uitvoering automatiseren.
Je functioneert het beste met 1-2 taken, anders gaat het ten koste van prestatie van een andere taak.
Mensen met HL hebben hier nog meer last van.
Automatische verwerking kan ook kapot zijn bij HL.
Focused attention deficit = automatische informatieverwerking interfereert met de gecontroleerde
op automatische piloot.
Divided attention deficit = overspoeling van te veel informatie die verwerkt moet worden
capaciteitsprobleem.
Bv. bijwonen van symposium: veel info binnen krijgen. Mensen met HL kunnen minder info op zich
nemen (ook in de output kan het trager gaan).
Van Zomeren & Spikman (2003)
Na hersenletsel kunnen mensen slechts 2 of meer dingen tegelijk doen. Mensen met HL meer
tijdnood/fouten, want meer gecontroleerde informatieverwerking dan normaal.
, Salthouse (1996)
Processing-Speed (PS) theory = cognitieve traagheid is onderliggende (basale) oorzaak van veel
cognitieve problemen. Ook is snelheid van informatieverwerking de basis van andere cognitieve
functies (dus ligt vaak niet aan schade aan een specifiek domein bv).
Limited time mechanism = tijd voor hogere informatieverwerking is onvoldoende wanneer
relatief veel verwerkingssnelheid opgaat aan eerdere basalere processen (achter feiten aanlopen!)
Simultaneity mechanism = informatie vroege verwerkingsprocessen gaan verloren, niet meer
beschikbaar (vervlogen) t.b.v. latere informatie verwerkingsprocessen.
A.g.v. verstrijken van tijd of optreden van interferentie (bv. kamer in lopen en vergeten wat je
ging doen).
Problemen in dagelijks leven
PD tragere informatieverwerking vaak geen gesprekken meer kunnen voeren in grote groepen.
In kaart brengen van mentale traagheid (4 aspecten)
(1) Prestaties op neuropsychologische tests met een snelheidscomponent (bv. TMT, Stroop).
(2) Uitvoering van dagelijkse activiteiten.
(3) Perceptie door cliënt zelf (wat beleeft iemand en waar gaat het daadwerkelijk mis; vraag aan
omgeving).
(4) Secundaire gevolgen van mentale traagheid (bv. vermoeidheid, duizeligheid) meer activatie
en energie vereist.
Time pressure management (TPM; Fasotti et al., 2000)
Cognitieve strategietraining: omgaan met tijdsdruk.
Uitgangspunt: trage informatieverwerking is na HL niet herstelbaar.
Compensatie voor gevolgen mentale traagheid in dagelijks leven.
Essentie: patiënten leren zichzelf genoeg tijd te geven (tijdsdruk leren voorkomen en beter leren
hanteren).
Basis Michon-model (bv. verkeersgedrag)
Strategisch niveau (voorkomen): voor de taakuitvoering, haast, geen tijdsdruk (bv. keuze van
route) tijd om na te denken
Tactisch niveau (hanteren): ook tijdens taakuitvoering, minder tijdsdruk (bv. keuze m.b.t.
snelheid bij rotonde opkomen).
Operationeel niveau: tijdens taakuitvoering, hoge tijdsdruk (bv. beslissen van seconde tot
seconde om motorvoertuig in het goede rijvak te houden je moet meteen kunnen reageren.
Strategietraining strategisch en tactisch niveau (waar kan je je op voorbereiden tijdens training?)
Effecten van al deze informatie: angst, frustraties, inzicht dat je veel moet gaan leren. Motivatie is
erg belangrijk.
Compensatiemogelijkheden bij TPM (om tijdsdruk op operationeel niveau te verlagen)
1) Tijdsdruk leren voorkomen op strategisch niveau
2) Tijdsdruk beter leren hanteren op tactisch niveau
Hoe leer je TPM aan?
Zelfinstructiemethode Meichenbaum trainer doet eerst voor en de trainee moet het steeds meer
zelf doen (uiteindelijk niet meer overt instructies oplezen en gelijk doen).
1) Cognitieve modelleren: voordoen door onderzoeker en het kijken van de patiënt.
2) Overt guidance: onderzoeker geeft instructies, terwijl patiënt de handeling uitvoert.
3) Patiënt voert nu zelfstandig de handeling uit i.c.m. instructie, waarbij handeling gedeeltelijk
begeleid wordt.
4) Faded self-guidance: patiënt voert handeling uit, maar nu wordt de geluidssterkte beperkt tot
fluisteren.
5) Verinnerlijking waarbij patiënt het probleem zelfstandig oplost door het hanteren van interne
spraak.
Protocol TPM stappen
Stap 1: wat moet ik doen? (vooraf herkennen tijdsdruk)
Beschrijf taak kort
Verdeel taken in kleinere stappen
Geef stappen aan waarbij evt. tijdsdruk voorkomt, knelpunten