Hoorcollege 2 – 2 perspectieven
De vier sociologische perspectieven:
De samenleving als een functioneel geheel (functionalisme)- macro
De samenleving als strijdtoneel (conflictbenadering) - macro
De samenleving van betekenisgevende individuen (symbolisch interactionisme)- micro
De samenleving van calculerende individuen (rationele keuzebenadering) – micro
“Many ideas (...) are opposed to one another in about the same sense as ham is opposed to eggs:
they are perceptibly different but mutually enriching.”(Merton, 1975: 31)
Sociologisch perspectief: Een basisbeeld berustend op bepaalde aannames (assumpties) van de
samenleving, dat het sociologisch denken en onderzoek richting geeft. Synoniemen: paradigma,
benadering. Het is een bril die je opzet, een zienswijze. Het is moeilijk om te toetsen omdat het over
assumpties gaat.
Sociologische theorie: Een samenhangend stelsel van uitspraken over hoe en waarom specifieke
feiten met elkaar verbonden zijn. Merton: ‘middle-range theory’. Concrete verbanden tussen x en y
en daarom makkelijker toetsbaar.
Cruciaal verschil is dus toetsbaarheid.
1. Functionalisme
De samenleving als functioneel geheel. Centraal uitgangspunt: De samenleving als complex sociaal
systeem waarvan alle afzonderlijke onderdelen samenhangen en samenwerken om stabiliteit en
solidariteit in de samenleving te produceren. Kernbegrippen: Sociale structuur en Sociale functies.
Focus: Macro-niveau.
Bijvoorbeeld onderwijs, heeft een bepaalde functie binnen de samenleving. Individuen pakken een
positie binnen een groepering zoals ene familie, organisatie, etc en er wordt gekeken hoe al die
individuen samenwerken. Dus samen, niet alleen.
De samenleving als lichaam. Alle onderdelen van de sociale structuur (groepen, organisaties en
instituties) werken samen opdat de gehele samenleving harmonieus functioneert. Belang van morele
consensus (gedeelde normen en waarden) voor orde en stabiliteit. De samenleving heeft scholing
nodig, scholing heeft families nodig, etc. de samenleving herstelt in harmonie wanneer de status quo
gehandhaafd wordt.
De samenleving en het individu. Rollen: Socialisatie: Internaliseren van rolverwachtingen, normen,
waarden. Vooral impliciet, weinig formele regels. Sociale controle: Positieve en negatieve sancties.
Deviantie. Belang van morele consensus. Socialisatie zorgt ervoor dat iedereen dezelfde kant op gaat
kijken, dit is door school, wetten, politie, richtlijnen, normen en waarden, etc. hiermee wordt
deviantie gestraft. Zo gaat iedereen zich binnen de richtlijnen gedragen. Als iemand iets wel fout
doet, wordt diegene als slecht voorbeeld gebruikt. “zo doen we het niet”.
Hoofdpersonen: (meer college 4)
•Durkheim (1858-1917)
•Parsons (1902-1979)
•Merton (1910-2002)
•Centrale vraag: wat is de functie van sociale verschijnselen?
•Centrale veronderstelling: sociale verschijnselen en instituties (bijv. gezin, leger, media) kunnen het
, beste worden verklaard in termen van de functies die zij vervullen voor de continuïteit van de
samenleving.
3 soorten functies van Merton:
Manifeste functies: Herkende en bedoelde gevolgen van een sociaal verschijnsel voor het sociale
systeem. Sport: goed voor de gezondheid, waardoor mensen beter presteren
Latente functies: Niet-herkende, onbedoelde (positieve) gevolgen van een sociaal verschijnsel voor
het sociale systeem. Sport: biedt een uitlaatklep en mensen voelen zich beter
Disfuncties: Onbedoelde nadelige gevolgen van een sociaal verschijnsel voor het sociale systeem.
Sport: kan leiden tot conflict en ruzies
Bijvoorbeeld de functies van arbeid:
Manifest: Productie goederen en diensten, Verwerven inkomen
Latent: Tijdstructurering, Sociale contacten, Zingeving Status en identiteit, Psychologisch
welbevinden
Disfunctie: Psychologische stress
Sleutelsocioloog: Durkheim (3 boeken van hem)
•Mechanische en organische solidariteit. In vroege samenlevingen bleven mensen bij elkaar en was
er collectieve consensus omdat we op elkaar leken. We deden alles hetzelfde dus voelde we ons
verbonden. Tegenwoordig is er steeds meer onafhankelijkheid. Mensen houden zich bezig met
anderen zaken en elkaar steeds minder goed kenden. Dit leidde tot fricties en botsingen. Maar wat
bindt mensen dan? De volgende 2 boeken.
•Suïcide. Aantal zelfmoorden nam toe. Hij dacht dat dat minder zou zijn als er meer samenhang was
in de samenleving.
•Religie. Was een soort lijm die de uiteenvallende samenleving bij elkaar hield.
Een functionalistische verklaring van religie
Doel: ‘comprehend the religious nature of man, that is, to reveal a fundamental and permanent
aspect of humanity’ ([1912] 1995: 1). Religie is dus belangrijk om de samenleving door te zetten. Je
moet terug in de tijd om een goed begrip te hebben van religie en dus ging hij naar oudere stammen
kijken zoals de Aboriginals.
Strategische casestudie: Onderzoek naar ‘totemism’ onder Aboriginals in Australië
‘totemic principle’
Verering totem is eigenlijk verering verborgen onpersoonlijke kracht met enorme macht over leven
clan
Totem tegelijk symbool van...... de verborgen kracht die wordt aanbeden... de clan
‘Thus, if the totem is the symbol of both the god and the society, is this not because god and the
society are one and the same?’ ([1912] 1995: 208)
Aanbidding van de samenleving:
in religie worden externe krachten aanbeden
-Deze krachten zijn de symbolische uitdrukking van een morele realiteit, de samenleving
De verhouding tussen samenleving en leden is als die tussen god en aanbidders
-Samenleving is superieur en leden zijn afhankelijk
-Samenleving heeft eigen doelen en behoeften